103
Burgemeester en Wethouders kunnen den ambtenaar ver
plichten te wonen binnen een zekeren afstand van de plaats,
waar hij zijne werkzaamheden heeft te verrichten. Heeft dit
tengevolge, dat de ambtenaar moet verhuizen, dan is, behalve
wanneer de verhuizing een gevolg is van bevordering, de
bepaling van art. 13 toepasselijk.
Art. 19.
De ambtenaar, die hetzij wegens ziekte of om eenige andere
reden zijn dienst niet kan verrichten, is verplicht daarvan ten
spoedigste en in ieder geval binnen 24 uur kennis te geven
aan het hoofd van den tak van dienst, waartoe hij behoort,
of indien hij zelf dat hoofd is, aan Burgemeester en Wet
houders en c,q. aan den Voorzitter der Commissie van Beheer
of Bijstand over de inrichting of diensttak, aan welker hoofd
hij is geplaatst.
Indien ziekte de oorzaak is van het niet verrichten van
zijn dienst, is de ambtenaar verplicht, wanneer dit langer
dan 3 dagen duurt, of, wanneer zulks door het hoofd van
den tak van dienst of voor dezen door Burgemeester en Wet
houders verlangd wordt, ook vóór dien tijd, daarvan door
een geneeskundige verklaring te doen blijken.
Gedurende het niet verrichten van zijn dienst moet boven
dien telkens wanneer het hoofd van den tak van dienst of
Burgemeester en Wethouders het vorderen, zulk eene genees
kundige verklaring door den ambtenaar worden overgelegd.
Art. 20.
Het is den ambtenaar verboden
a. middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan eenige aan-
neming of levering ten behoeve van de gemeente of van eene
gemeentelijke instelling;
b. middellijk of onmiddellijk geschenken aan te nemen van
aannemers of leveranciers van de gemeente of van gemeente
lijke Instellingen;
c. ambtenaren of werklieden in dienst van de gemeente of
van gemeentelijke instellingen te gebruiken voor persoonlijke
of huiselijke diensten
d. aan de gemeente toebehoorende eigendommen ten eigen
bate te gebruiken;
e. misbruik te maken van hetgeen hij in zijn betrekking
heeft vernomen.
Art. 21.
Het aantal uren, waarop de ambtenaar volgens zijn instructie
dienst moet doen, mag niet meer bedragen dan 10, voor de
brugwachters niet meer dan 12 uur, per etmaal.
Echter kan, in buitengewone omstandigheden, het hoofd van
den tak van dienst, waartoe de ambtenaar behoort, vorderen
dat door den ambtenaar in één etmaal ten hoogste 2^2 uur
langer dienst worde gedaan, dan den bij zijne instructie be
paalden tijd. Van deze opdracht kan de ambtenaar in beroep
komen bij Burgemeester en Wethouders, onverminderd zijne
verplichting, om zoolang door Burgemeester en Wethouders
nog geen uitspraak is gedaan, aan de opdracht te voldoen.
Art. 22.
Het aantal vacantiedagen per jaar, waarop den ambtenaar bij
zijn instructie recht wordt toegekend, bedraagt ten minste (5.
Indien de ambtenaar zulks verlangt, wordt de vacantie zooveel
mogelijk voor achtereenvolgende dagen verleend.
Wanneer een ambtenaar in den loop van een jaar in
dienst treedt of den dienst verlaat, krijgt hij van de voor
zijne betrekking bepaalde vacantie zooveel twaalfde deelen, als hij
gedurende dat jaar volle maanden in dienst is.
De ambtenaar, die vrijen kost genietwordt op zijn verzoek
voor het gemis daarvan gedurende zijn vacantie eene door
Burgemeester en Wethouders vast te stellen geldelijke vergoeding
uitgekeerd.
Art. 23.
In bijzondere gevallen kan aan een ambtenaar op diens
verzoek door Burgemeester en Wethouders, of, indien hij door
den Raad is benoemd, door dezen, verlof met algeheelen of
gedeeltelijken stilstand van bezoldiging worden verleend.
Art. 24.
Zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders is
het den ambtenaar verboden:
a. naast zijne betrekking eene andere bezoldigde betrekking
of eenig ambt of beroep of eenige bediening of functie, waaraan
eene bezoldiging verbonden is, te vervullen;
b. handel of nering te drijven.
Het verbod sub b is ook toepasselijk op inwonende huis-
genooten van den ambtenaar.
Het vervullen van eene andere betrekking, van eenig ambt
of beroep of van eenige bediening of functie, waaraan geen
bezoldiging verbonden is, kan den ambtenaar door Burge
meester en Wethouders worden verboden. Van het aanvaarden
van zulk eene betrekking wordt door hem aan Burgemeester
en Wethouders schriftelijk kennis gegeven.
Art. 25.
Het hoofd van een tak van dienst stelt ten minste eenmaal
per week op een vastgesteld uur de aan dien diensttak verbon
den ambtenaren, ook in hoedanigheid van afgevaardigden van
vereenigingen, in de gelegenheid hem over zaken, den dienst
betreffende, te spreken.
4. Ontslag en terugstelling.
Art. 26.
Den ambtenaar wordt eervol ontslag uit zijne betrekking
verleend
1°. op eigen verzoek;
2°. wegens het bereiken van den leeftijd, waarop hij inge
volge de Pensioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913 voor1
pensioen in aanmerking komt;
3°. bij opheffing van de betrekking door hem bekleed,
of vermindering van het aantal ambtenarenwerkzaam in de
betrekkingdoor hem bekleed, behoudens zijn aanspraak op
wachtgeld ingevolge de desbetreffende verordening;
4° wanneer hij voor zijne betrekking niet de noodige ge
schiktheid of bekwaamheid bezit;
5°. wanneer hij, na gedurende een jaar zijn werkzaamheden
wegens ziekte niet te hebben kunnen verrichten, naar het
oordeel van twee geneeskundigen voor de vervulling van zijne
betrekking blijvend ongeschikt wordt geacht. Het in art. 8,
alinea 4 bepaalde, is ook hier van toepassing.
Een van deze geneeskundigen wordt door Burgemeester en
Wethouders uit het college van stadsgeneesheeren, de andere
door den ambtenaar zelf aangewezen. Blijft echter de ambte
naar, binnen 8 dagen, nadat bij daartoe door Burgemeester
en Wethouders schriftelijk is aangezocht, in gebreke een ge
neeskundige aan te wijzen, dan wordt ook de tweede genees
kundige door Burgemeester en Wethouders uit het college
van stadsgeneesheeren aangewezen.
Bij verschil van gevoelen tusschen de beide geneeskundigen
wordt de beslissing opgedragen aan een door Burgemeester
en Wethouders buiten het college van stadsgeneesheeren aan
te wijzen geneesheer.
Aan vrouwelijke ambtenaren wordt bovendien eervol ont
slag uit hare betrekking verleend met ingang van den dag,
waarop zij in het huwelijk treden.
Art. °26üs.
In het geval van art. 26, le lid sub 2°, gaat het ontslag
in op den eerstvolgenden Isten Januari.
Degene, die den ambtenaar heeft aangesteld, kan, het hoofd
van den tak van dienst gehoord, de bepaling van art. 26,
le lid sub 2°, telkens voor ten hoogste één jaar buiten toe
passing laten, doch niet langer, dan totdat de ambtenaar zijn
7Qste levensjaar heeft volbracht.
Art. 27.
De ambtenaar is verplicht een verzoek om eervol ontslag
schriftelijk in te dienen, ten minste twee maanden vóór den
dag, waarop hij wenscht, dat het ontslag inga.
In buitengewone omstandigheden kan echter het ontslag
ook op korteren termijn worden verleend.
Bij ongevraagd eervol ontslag geldt de in het eerste lid
gezegde opzeggingstermijn.
Art. 28.
Indien blijkt dat een ambtenaar niet of niet meer voor de
aan zijne betrekking verbonden werkzaamheden geschikt is,
kan hij door den Raad, indien hij door dezen is benoemd, of
anders door Burgemeester en Wethouders worden teruggesteld.
Art. 29.
Tot het in art. 26 sub 4°. bedoelde ontslag en de in art.
28 bedoelde terugstelling wordt niet besloten, dan nadat de
ambtenaar is gehoord of althans schriftelijk opgeroepen om
gehoord te worden, door de macht, die bevoegd is tot het
verleenen van het ontslag of tot de terugstelling. Indien ech
ter het ontslag of de terugstelling behoort tot de bevoegdheid
van den Gemeenteraad, heeft het verhoor plaats door Burge
meester en Wethouders, die daarvan schriftelijk verslag doen
aan den Raad.
De besluiten tot dit ontslag of deze terugstelling zijn met
redenen omkleed en worden den ambtenaar schriftelijk mede
gedeeld.