GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. lot IKGEKOMEM STUKKEM. N°. 192. Leiden, 1 September. 1916. In Uwe Vergadering van 18 Mei j.l werd, naar aanleiding van een desbetreffend voorstel van Uw medelid, den heer Sijtsma, besloten de ingevolge Uw verzoek door ons College op 23 Mei 1914 (Ingek. Stukken No. 123) aan U overge legde concept-verordening, regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden, op nader te bepalen dagen in de maand September 1916 in de afdeelingen te onderzoeken. In ons praeadvies, op 10 Mei 1916 (Ingek. Stukken No. 111) over het voorstel van den beer Sijtsma uitgebracht, deelden wij toen tevens mede, dat ons College vermoedelijk nog eenige wijzigingen, die sedert de indiening der concept-verordening wenschelijk of noodig gebleken waren, vóór het afdeelings- onderzoek in de concept-verordening zou willen aanbrengen. De wijzigingen en aanvullingen der concept-verordening, die ons sedert de indiening alsnog noodig, wenschelijk of billijk zijn voorgekomen, zijn in de hierachter weder in haar geheel afgedrukte concept-verordening in cursieve letters aan gegeven. Voorzooveel noodig zij het navolgende nog ter toelichting opgemerkt. De regeling in zake de vergoeding, welke de ambtenaren ontvangen, die ter voldoening aan hunne militaire plichten tijdelijk hunne betrekking niet kunnen vervullen, is in de praktijk gebleken te beknopt te zijn. In het nieuwe artikel 10 is daarom, op het voetspoor van de regelingen in verschillende andere gemeenten en ook in den geest van de onlangs door de Provinciale Staten voor de provinciale ambtenaren in Zuid-Holland vastgestelde bepalingen, eene meer uitvoerige regeling neergelegd. In de artikelen 14 en 22 is het woord «verlofdagen" ver vangen door «vacantiedagen", aangezien het ons ter voor koming van misverstand bij nader inzien beter voorkomt het gewone jaarlijksche verlof der ambtenaren in tegenstelling met de andere verloven, in de verordening genoemd, als vacantie te betitelen. Het 2e lid van artikel 22 kan dienten gevolge vervallen. Aangezien het .in artikel 16 bepaalde in zake de verplich ting tot geheimhouding tot moeilijkheden aanleiding zou kunnen geven, is het artikel overeenkomstig de regeling in elders geldende verordeningen aangevuld. De toevoeging der woorden «in dienst der gemeente" in artikel 17 dient ter verduidelijking van de bedoeling van het artikel. Niet alleen ten opzichte van de straffen, doch ook ten opzichte van den normalen diensttijd is blijkens de praktijk eene speciale regeling voor de brugwachters noodig. Artikel 21 heeft in verband hiermede eene kleine aanvulling ondergaan. Verder is het met het oog op de belangen van verschillende takken van dienst wenschelijk gebleken artikel 26, le lid, sub 2°, waarbij voorgeschreven was, dat den ambtenaar eervol ontslag wordt verleend met ingang van den lsten Januari, volgende op den dag, waarop hij den leeltijd van 70 jaar heeft bereikt, te wijzigen. Overeenkomstig de in het Haagsche ambtenarenreglement getrolfen regeling stellen wij U daarom voor, de bepaling in dien zin te lezen, dat den ambtenaar reeds wegens het bereiken van den leeftijd, waarop hij inge volge de Pensioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913 voor pensioen in aanmerking komt (d. i. dus op 65-jarigen of in sommige gevallen op 55 jarigen leeftijd), eervol ontslag wordt verleend. Evenals in Den Haag verdient het dan echter aanbeveling de mogelijkheid te openen, dat een ambtenaar telkens nog voor ten hoogste één jaar in zijne betrekking wordt ge handhaafd. Het nieuwe artikel 26bis is in verband hiermede in de con cept-verordening opgenomen, terwijl de redactie van arti kel 34 in overeenstemming is gebracht met het gewijzigde artikel 26, le lid, sub 2°. De aanvulling van artikel 26, le lid, sub 3°. en de veran dering van «drie" in «vijf" in de artikelen 30, 31 en 33 behoeven geen nadere toelichting. Evenmin de wijzigingen in de artikelen 9, 18 en 22, laatste lid, welke ons niet onbillijk voorkomen. Op grond van een en ander leggen wij alsnu de navol gende gewijzigde concept-verordening aan over. CONCEPT-VERORDENING regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden. ALGEMEENE BEPALINGEN. Art. 1. Onder «ambtenaren" verstaat deze verordening allen, die in dienst van de gemeente of van een gemeentelijke instelling een bezoldigde betrekking bekleeden en wier bezoldiging bij de maand of voor langer is bepaald, met uitzondering van a. de Gemeente-Secretaris en de Gemeente-Ontvanger; b. de ambtenaren van den burgerlijken stand en het per soneel, dat hen bijstaat c. het personeel van politie en brandweer; d. het onderwijzend personeel bij inrichtingen van onderwijs; e. zij, wier betrekkingen vermeld zijn op den staat, opge maakt krachtens het bepaalde bij art. 1, 3e lid van het Reglement voor de werklieden in dienst van degemeente Leiden f. zij, die voor korteren tijd, dan twee jaren zijn aangesteld, zoolang zij nog geen twee jaar in dienst der gemeente zijn; g. zij, die voor de uitvoering van een bepaald omschreven opdracht zijn aangesteld, onverschillig hoe lang de uitvoering dier opdracht duurt; h. de personen, vermeld op den staat bij deze verordening behoorende; i. de geneesheeren en het verplegend personeel van de ge stichten «Endegeest", «Voorgeest" en «Rhijngeest". Op de ambtenaren en bedienden ter plaatselijke secretarie en de wijkmeesters zijn de bepalingen van deze verordening omtrent benoeming en ontslag niet toepasselijk. 1. Aanstelling en bevordering. Art. 2. De ambtenaren worden aangesteld en ontslagen door Burge meester en Wethouders, voorzoover niet bij de wet of bij verordening benoeming en ontslag aan den Raad of aan anderen zijn of worden voorbehouden of opgedragen. Art. 3. Niemand kan tot ambtenaar worden aangesteld, die niet vooraf door twee door Burgemeester en Wethouders aange wezen stadsgeneesheeren geneeskundig is onderzocht en door dezen voor de door hem begeerde betrekking lichamelijk geschikt is geacht. Bij verschil van gevoelen tusschen de beide in het vorige- lid bedoelde geneeskundigen, wordt de beslissing opgedragen aan een door Burgemeester en Wethouders buiten het college van stadsgeneesheeren aan te wijzen geneesheer. Art. 4. De ambtenaar ontvangt bij zijne aanstelling een acte van aanstelling, vermeldende: 1°. de betrekking, waartoe hij is aangesteld; 2°. den datum, waarop zijn aanstelling ingaat; 3°. de aan zijn betrekking verbonden bezoldiging, zoo in geld als in andere op geld waardeerbare voordeelen; 4°. indien hij niet voor onbepaalden tijd is aangesteld, den tijd, voor welken hij is aangesteld. Tegelijk met deze acte worden hem uitgereikt een exem plaar van deze verordening, van de voor hem vastgestelde instructie, van de pensioensverordeningen, indien deze op hem van toepassing zijn, en van de verordening, waarbij zijn be zoldiging geregeld is. Van een wijziging zijner bezoldiging wordt den ambtenaar onmiddellijk schriftelijk keunis gegeven. Evenzoo ontvangt hij zoo spoedig mogelijk een exemplaar van de gewijzigde of op nieuw vastgestelde verordeningen of instructie, indien tot wijziging of hernieuwde vaststelling van een der in het vorig lid genoemde verordeningen of instructie wordt overgegaan. Art. 5. Bij bevordering in rang wordt in de eerste plaats rekening gehouden met bekwaamheid en geschiktheid. Eerst wanneer deze gelijk staan, komt de diensttijd in aanmerking. 2. Bezoldiging. Art. 6. De bezoldiging der ambtenaren wordt bij afzonderlijke ver ordeningen door den Raad geregeld; wanneer twee of meer ambtenaren tot eenzelfden diensttak behooren, geschiedt dit bij eenzelfde verordening. Art. 7. De bezoldiging wordt maandelijks, telkens voor Via gedeelte,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 1