98 der gemeente, gelijk dit op de Secretarie ter inzage heeft gelegen, over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. De Leidsche Tapijt- en Mattenfabriek is voornemens op hare terreinen aan de Os- en Paardenlaan No. 41 Alhier, Kadaster Sectie K No. 456 —457—458—460, nieuw Kadaster nummer Sectie K No. 2662, nieuwe fabrieksgebouwen te stichten. Over die terreinen zijn echter, blijkens het Gemeentelijke uitbreidingsplan, twee straten geprojecteerd welke h.i. over bodig zijn geworden sedert de Holl. Elec. Spoor door haar spoorbaan die straten hefeft afgesneden. Vandaar dat zij UED. Achtbaren verzoekt voornoemd uit breidingsplan te willen wijzigen, zoodat die geprojecteerde straten van hare terreinen worden verwijderd, teneinde die ruimte voor haren fabrieksbouw te kunnen bezigen. Bestaan tegen de inwilliging van haar verzoek om beide straten prijs te geven echter overwegende bezwaren, dan hoopt zij dat in ieder geval de straat van 12 Meter zal kunnen vervallen, omdat alleen dan een gebouw van 60 Meter lengte als voor haar bedrijf noodzakelijk is, zou kunnen worden opgericht en zij zonder dat haar plannen zou moeten opgeven en het terrein voor haar grootendeels waardeloos zou zijn. Eerbiedig verzoekt zij IJED. Achtbaren haar verzoek in ernstige overweging te willen nemen en zoo mogelijk door een spoedige beslissing de uitvoering van haar plannen te willen bevorderen. Leiden, den Vierden Maart 1916. Leidsche Tapijt- en Mattenfabriek C. Donck.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 2