DONDERDAG
27 JULI 1916.
125
zullen veel schade lijden, want eene verhooging van IV2 Ct.
per M3. is een aardig bedrag; het is ongeveer voor een werk
man een bedrag van f 10.— per jaar. De onkosten, die ge
maakt worden voor den aanleg van muntgasmeters zijn m. i.
met zoo groot, dat hiervoor de prijs zou moeten worden
verhoogd.
Wanneer men bedenkt, dat het muntgasgebruik reeds jaren
lang bestaat en men den duur van een muntgasmeter toch
wel op een jaar of tien mag schatten} dan moet men voor
een meerdere uitgave van 30 cent, tien jaar lang 1 Va cent
per M3. meer betalen. En de onderhoudskosten zijn ook zoo
heel groot niet. Ik geloof, dat de meeste menschen, die munt-
gas gebruiken hun eigen gaslampen hebben. Dat bij niet-
prijsverhooging het muntgas meer zal worden gebruikt en
men er roekeloos mede zou omgaan, dat spreek ik beslist tegen.
Men hoort nooit iets anders dan»wees zuinig met het
gas, want het kost mij maar geld."
Ik vind dat de gasprijs niet moet worden verhoogd. Het
kan best zijn, dat de gasfabriek een slechten tijd doormaakt;
hier staat tegenover, dat de electriciteitsfabriek, die men
verwacht had dat een verlies zou hebben te boeken, een
aardig batig saldo zal opleveren. Het gevolg zal zijn van
de verhooging van den gasprijs, dat er velen zich aansluiten
laten aan de electrisehe centrale, en dit zal aan de gemeente
heel wat kosten. Naar ik meen kost zulk eene aansluiting
f 60.En wanneer er nu eenige honderden aansluitingen
bijkomen, dan zal dit voor de gemeente een heel bedrag
wezen, dat voor aanlegkosten zal zijn uit te geven.
M. i. is de toestand van dien aard, dat er tot verhooging
van den gasprijs niet moet worden overgegaan.
De heer Vergouwen. M. d. V. Het debat wordt zeker be-
heerscht door deze vraag, of in het algemeen de gasfabriek
moet worden beschouwd als een eigen bedrijf, of dat het is
een verlengstuk van de gemeenteadministratie. Nu eenmaal
is beslist, dat het een eigen gemeentebedrijf is, moet de zaak
ook als zoodanig worden beschouwd en ook worden behandeld
volgens commerciëele regelen. Een van de hoofdregelen bij
een cornmerciëel ingericht bedrijf is, dat wanneer de grond
stoffen stijgen, ook de prijzen stijgen en omgekeerd wanneer
de grondstoffen dalen, ook dit het geval zal zijn met de prijzen.
Dat spreekt vanzelf en wij hopen dan ook, dat wanneer de
prijzen van de steenkolen mochten dalen, er van Burge
meester en Wethouders ook weder voorstellen komen om
den gasprijs te verlagen. Dat gaat op en neer. Voorts is wel
te bewijzen, dat de groote winstcijfers indertijd opgegeven,
feitelijk de winst niet zuiver weergaven. Vroeger heeft men
het bedrijf niet opgevat als een zuiver cornmerciëel bedrijf,
maar meer als een soort gemeenteadministratie. Men kon
dat zien aan de oude wijze van boekhouding, die gebaseerd
was op de gemeenteadministratie en die ingericht was met
behulp van staten, zooals wij die krijgen bij de begrooting.
Waar nu de zaak in den laatsten tijd is ingericht volgens
handelsusance, moet men ook in die richting verder gaan.
Of dus in 15 jaar tijd een werkelijke winst van li millioen
zou zijn gemaakt, zou men pas kunnen controleeren, wanneer
men van jaar tot jaar de zaak ging beschouwen en ik geloof,
dat er dan afgescheiden van de retributie nog heel wat af
zou gaan.
De heer van der Pot heeft in het midden gebracht de
rekening van 1915. Ik zou hem dat recht niet willen betwisten.
In principe heeft hij gelijk; wanneer eenmaal de rekening
is ingekomen, al is het ook bij de Commissie van Financiën,
kan deze worden besproken, dat zal ik niet ontkennen. Maar
praktisch kan die rekening niet worden in debat gebracht,
omdat aan den eenen kant de Raadsleden de cijfers op het
oogenblik niet voor zich hebben en aan den anderen kant
ook het advies van de Commissie van Financiën nog niet is
ingekomen. Nu heb ik het voorstel van Commissarissen wel
gezien om de winst voor 1915 te bepalen op f 59.000.
maar ik heb gevraagd om nadere toelichting omtrent de
afschrijvingen, omdat in de stukken aangaande de afschrij
vingen geen staat aanwezig was. Men kan immers de winst
door weinig af te schrijven hoog maken en omgekeerd lager
maken door veel af te schrijven. Uit hetgeen de heer Fokker
heeft gezegd, is gebleken, dat die afschrijving "op het oogen
blik nog niet genoeg is. Mocht het blijken, dat er in 1915
te weinig is1 afgeschreven, dan zou dat winstbedrag van
f 59.000.weder met een overeenkomstig bedrag moeten
worden verminderd. Waar dat nu voor mij nog niet helder
is, mag naar mijne meening dat verslag ook niet worden
besproken.
In het algemeen dus, Mijnheer de Voorzitter, herhaal ik, dat,
steunende op het principe, dat de gasfabriek is een cornmer
ciëel beheerd bedrijf, zullen de prijzen van het gas moeten
stijgen, wanneer die der grondstoffen stijgen en wanneer de
prijzen der grondstoffen weder dalen, moeten Commissarissen
de eersten zijn om voor te stellen de gasprijzen weder te
verlagen.
De Voorzitter. De heeren hebben de zaak nu al van zoo
veel kanten bekeken, dat ik er slechts nog een paar woorden
aan toe behoef te voegen.
De heer Sijtsma is begonnen met een aanhaling van de enorme
winsten, die zouden zijn gemaakt. Het is hier echter een
quaestie van grouper les chiffres. De heer Vergouwen heeft
in deze %wel gelijk, dat men daarvoor de eigenlijke winst eens
zou moeten nagaan en dat kunnen de heeren niet, want in
1914 heeft de gemeente eenige tonnen moeten leenen omdat
de afschrijvings- en vernieuwingsfondsen moesten worden aan
gevuld. Ik had dit liever niet gezegdik had gedacht, dat de hee
ren wel begrepen zouden hebben, dat men niet zulke enorme
winsten zou hebben kunnen maken, wanneer men in aanmerking
neemt, dat in Amsterdam en Rotterdam bijv. de gasprijzen
jarenlang 7 cent zijn geweest, terwijl men hier betaalde
5V2 cent. Het is onmogelijk, dat men dan winst maakt. Op
deze wijze wordt er natuurlijk te weinig afgeschreven. Het
maakt een enorm verschil, of men 572 cent of 7 cent per M*.
moet betalen. Vandaar dan ook dat de winst in de eene plaats
4 a 5 maal zoo groot kan zijn als in eene andere. Nu komt
de heer van der Pot met een verslag over het jaar 1915. Ik
zie niet in, wat dit te maken heeft met den tegenwoordigen
tijd. Toen is men misschien wat al te pessimistisch van op
vatting geweest. Maar dat heeft niets te maken met het resul
taat van dit en het volgende jaar. De heer van der Pot heeft
in het staatje een cijferfout ontdekt, waardoor inderdaad het
berekende verlies over de laatste vier maanden iets te groot
is geschat. De invloed van deze fout betreft echter eeu
bedrag van circa 4000.en is dus niet van principieele
beteekenis. De heer van der Pot vraagt, wat het staatje dan
nog voor waarde heeft. Ik zou willen vragen: heeft men zich
bij de overschrijving van een staatje nooit vergist? Ik heb
de geheele staat laten nazien en men staat er voor in, dat
er geen enkele vergissing meer in voorkomt. Het betreft
hier dus slechts eene kleine vergissing aangaande de buiten
gemeenten. De heer van der Pot beweert, dat het electrisch
bedrijf bevoordeeld wordt ten koste van het gasbedrijf. Ik
zou willen weten, of de heer van der Pot de Directie ge
sproken heeft of dat hij op andere wijze deze gegevens
heeft verkregen. Ik heb hieromtrent geïnformeerd bij den
accountant en deze heeft mij medegedeeld, dat dit volstrekt
niet het geval is. Feitelijk wordt het electrisch bedrijf bena
deeld tegenover de gasfabriek. Ik geef toe, dat de portier en
de werksters door de gasfabriek worden betaald. Toen de
electriciteitsfabriek werd opgericht, hebben wij zooveel moge
lijk de twee bedrijven doen scheiden. Op een paar punten
schijnt dit nog niet te zijn gebeurd. Maar het is ons natuur
lijk niet mogelijk om alle détails na te gaan. De accountant
heeft gezegd, dat het gasbedrijf niet door het electrisch be
drijf wordt uitgeput.
De heer van der Pot. Ik heb, wat ik heb medegedeeld,
in de boeken gevonden.
De Voorzitter. Het was beter geweest, als U daarbij
voorlichting van de Directie hadt gevraagd. Ik kan niet tegen
spreken wat door U gezegd is geworden. Alleen wil ik mede-
deelen, dat ik direct geïnformeerd heb en mij gebleken is,
dat in het algemeen de electriciteitsfabriek niet profiteert
van het gasbedrijf.
Wat betreft hetgeen de heer Fokker heeft gezegd over de
afschrijving, wil ik opmerken, dat er op de gasfabriek is
afgeschreven geworden ingevolge het raadsbesluit van 1914.
In de rekening wordt gezegd, dat in het najaar een voorstel
zal worden ingediend bij den Raad om de afschrijving te
verhoogeu, omdat deze te laag blijkt te zijn.
Wat het staatje betreft kan ik U verzekeren, dat het werkelijk
goed is opgemaakt, maar zoo iets staat natuurlijk nooit vast;
men moet de zaak natuurlijk taxeeren. Dat is ook het geval
met de begrooting van het volgend jaar. Zoo is 0. a. al
bekend, dat de begrooting voor het volgend jaar, die nu al is
ingediend, geflatteerd is. Waarom? Omdat de steenkolen
stijgen, doordat de gasolie wordt vastgehouden door Engeland,
wat het volgend jaar altijd nog met de tegenwoordige
prijzen der steenkolen op een verlies is geraamd van
f 14.000. Blijven echter de thans bestaande tarieven gehand
haafd, dan zal het volgend jaar wel een verlies van circa
li ton te duchten zijn.
Nu heeft de heer van der Pot indertijd gezegd, dat men
den gasprijs niet mag maken tot sluitpost van een gemeente-
begrooting. Het tegendeel geschiedt! De sluitpost van de be
grooting is hier altijd geweest de hoofdelijke omslag. Nu is
onze berekening gebaseerd op de beste gegevens. Ik heb 0. a.
daarover gesproken met de heeren van Klinkenberg en van
Doesburgh, die men toch inderdaad wel mag vertrouwen.
Ik neem de retributie nu ook maar eens als winst, dat is
dus f 64.500.—. Het verlies over 1916 wordt geraamd op
11.700.Er blijft dus over ƒ53.000.Voor duurtetoeslag
en pensioen gaat hier nog af ruim 20.000.Blijft over