122 DONDERDAG 27 JULI 1916. geleverd, hierop in dit jaar een verlies geleden wordt van f 43.000.Dit is meer dan het totale verlies, dat geleden zal worden, zelfs met inbegrip van pensioen en duurtetoeslag. Hieruit blijkt dus, dat op het gewone gas nog geen verlies geleden wordt. Wanneer op het Leidsche muntgas het andere deelt in de verhooging 43000.wordt verloren, omdat beneden den kostenden prijs wordt geleverd en het totaal verlies van f 32.700.bedraagt, dan mag men niet zeggen, dat de buitengemeenten thans minder zouden betalen dan den kostenden prijs. En dit zal het geheele jaar 1916 ook niet het geval zijn, zelfs als men afgaat op de cijfers, die ons hier genoemd zijn. Wat er na 1916 zal gebeuren, daarvoor behoeven wij op dit oogenblik nog geene maatregelen te treffen; dat komt wel, wanneer het zoover is. Op het cijfer van f 11.700.— welk verlies verwacht wordt door Commissarissen, dat dit jaar zal worden geleden, als de prijzen gehandhaafd blijven, heb ik ook nog wel wat af te dingen. Vooreerst ben ik geneigd om óver dergelijke cijfers eenigs- zins sceptisch te denken. Kort geleden heb ik de rekening van de gasfabriek over het vorige jaar doorgezien en wanneer ik naga, hoeveel factoren in aanmerking moeten worden ge nomen, hoeveel correcties er moeten worden toegepast, om ten slotte te komen tot het eigenlijke winstcijfer, dan begrijp ik niet, hoe men midden in een jaar al kan komen met de mededeeling, dat het gasbedrijf een verlies zal opleveren van f 11.706.59. Dat die becijferingen nog al eens meevallen, zou ik kunnen aantoonen door te wijzen op wat Commissarissen mededeelden bij hun vorig voorstel om den gasprijs te ver- hoogen op 27 Juli 1915 gedaan, dus in denzelfden tijd van het jaar als wij nu hebben. Daarbij deelden zij mede, dat de winst tengevolge van de verhooging na 1 September zou be dragen f 33.000.maar die f 33.000.zijn nog al aardig meegevallen, want in plaats van dat bedrag is er een winst gemaakt van 59.000.dat is dus bijna tweemaal zooveel. Daarbij komen nog twee factoren, die het winstcijfer van het jaar 1915 hebben gedrukt. In de eerste plaats is er een reserve gemaakt van f 25.000.als waarborg tegen daling van de kolenprijzen, een maatregel, die ik zeer voorzichtig acht, maar die op dien datum vermoedelijk nog niet is voor zien en verder is er nog een correctie aangebracht in verband met het feit, dat de gasmeters niet op 1 Januari maar een eindje in het jaar worden opgenomen en vroeger op het oude jaar nog gebracht werd de prijk voor gas, dat reeds in het nieuwe jaar was verbruikt. Nu heeft men ditmaal bij het opmaken van de berekening precies 1 Januari als grens ge nomen, wat een verlies van f 11.000.tengevolge had voor het jaar, waarin de correctie werd toegepast. Wanneer ik al deze bedragen bij elkaar voeg, kom ik tot een winst van 7" 95.000.waarbij ik dan alleen nog maar onder winst versta, hetgeen Commissarissen daaronder verstaan. Ik houd echter vol, hetgeen ik vroeger ook reeds beweerde, dat de retributie, die bovendien geheven wordt, niets anders is dan een verkapte winst en wil men het geen winst noemen, dan is het toch een bate voor de gemeentekas. Hierop heeft men mij indertijd tegemoet gevoerd, dat men die retributie ook zou hebben gekregen wanneer men hier had een particulier bedrijf, maar ik zou zeggen, laat degene, die dat zegt eens kijken naar het waterleidings-bedrijf, dat toch in dit opzicht op één lijn te stellen is met het andere bedrijf, en eens na gaan, hoeveel retributie de gemeente daarvan wel trekt. Maar afgescheiden van de retributie geeft 1915 nog een be langrijk winstcijfer en daarom geloof ik, waar hier het werke lijke winstcijfer zooveel hooger is geworden, dan in het midden van het jaar door Commissarissen was geraamd, dat het eindcijfer voor dit jaar ook nog wel wat zal meevallen. In de Leeskamer heeft een staatje gelegen, dat het geraamde verliescijfer moet staven. Daarin heeft een eigenaardige be cijfering mijn aandacht getrokken. Men zou ril. daaruit aflei den, dat er in de omgeving van Leiden gemeenten zijn, die des zomers meer gas verbruiken dan des winters. In dat staatje wordt n.l. in één kolom opgegeven het gasverbruik in de eerste acht maanden van het jaar en daarnaast vindt men het verbruik van de vier laatste maanden. Nu is het voor een ieder duidelijk, dat het gasverbruik in de vier laatste maanden van het jaar meer dan de helft moet be dragen dan het gasverbruik in de eerste acht maanden, waar de zomermaanden onder vallen. Maar tot mijn verbazing zag ik, dat het gasverbruik in de buitengemeenten met uitzon dering van Sassenheim en Voorschoten, geraamd werd op 322000 M3. voor de eerste 8 maanden en 118700 M3. voor de laatste 4 maanden. Ik heb hierop den Voorzitter reeds opmerkzaam gemaakt en zooeven vernomen, dat men zich de kleinigheid van 100.000 M3. had vergist; immers'118.700 M3. moest zijn 218.700 M3. Dit verhoogt echter de waarde van het staatje niet en van het geraamde verlies voor de laatste vier maanden van 1916 van f 1470.13, wanneer men den gasprijs overeenkomstig het voorstel verhoogt, blijft uit den aard der zaak niet veel over. Hiervoor komt zelfs een klein winstcijfer in de plaats. Het komt mij ten slotte voor, dat als werkelijk de wil bestaat om het resultaat van de gasfabriek wat meer te flatteeren of wat minder te deflatteeren, dat er dan aan die winst nog wel het een en ander is toe te voegen. Er zijn verschillende factoren, die daarop van invloed kunnen zijn. Zoo zou ik willen vragen, waarom bv. de jaarwedden van de portiers van het administratiegebouw nog altijd alleen worden gebracht op de rekening van het gasbedrijf, terwijl zij toch even goed in dienst zijn bij het electriciteitsbedrijf. Zoo vindt men ook het weekloon van de schoonmaaksters op de rekening van de gasfabriek en niets daarvan op de rekening der centrale. Dit zijn nu maar een paar posten, die mijne aandacht getrokken hebben, doch er zijn er allicht meer. Er blijkt echter, dat vermoedelijk, doordat het gas bedrijf ouder is dan het electriciteitsbedrijf, verschillende posten nog steeds blijven geboekt op rekening van het gas bedrijf, terwijl zij even goed moesten worden gedragen door het electriciteitsbedrijf. Ik heb verder ook eens nagezien wat de electrische cen trale terugbetaalt voor het gruis, dat zij gebruikt en van de gasfabriek betrekt, en die prijs eens vergeleken met wat daar vroeger voor werd betaald, en nu is weliswaar de prijs voor het gruis gestegen, maar de verhooging is in de verste verte niet in verhouding met de prijsstijging van de kolen. Vroeger werd betaald 3.35 en nu f 4.25. Ik vind dit ver schil klein, vergeleken bij het groote verschil in den steen- kolenprijs tusschen vroeger en nu en vraag mij af, of het gruis niet tegen veel hooger prijs aan de centrale kan worden in rekening gebracht. Nog eens, wanneer men er zich op zou willen toeleggen om in dergelijke zaken wat meer ten gunste van de gasfabriek te rekenen, dan ben ik er van verzekerd, dat men voor de gasfabriek tot een veel grooter winstcijfer zou kunnen komen, in elk geval tot een cijfer, dat mede in verband met het door mij opgemerkte eene verhooging van den gasprijs thans nog volstrekt niet wettigt. Op die gronden kan ik mij niet vereenigen met het voorstel om nu reeds den prijs van het gewone gas en van het muntgas weer te ver- hoogen. De heer van Romburgh. M. d. V. Op het staatje voor de meer dere uitgaven en inkomsten van de gasfabriek heeft het mij getroffen, dat als cokesprijs genoemd wordt 80 cent per H.L., terwijl het mij gebleken is uit de inlichtingen, die ik heb ingewonnen, dat de prijs van de cokes aan de gasfabriek bedraagt 90 cent de ongeklopte en 95 cent de geklopte cokes. Dit geeft een verschil van f 12.000.—wanneer ik alleen maar bereken, wat er in de laatste 4 maanden aan cokes is gepro duceerd geworden. Ik zou gaarne willen vernemen, hoe men nu tot een prijs van 80 cent per H.L. komt. Is de prijs misschien op het oogenblik dalende? De heer Fokker. M. d. V. Met een enkel woord wensch ik te motiveeren, waarom ik zal stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot de indiening waarvan ik zelf heb medegewerkt. Ik wensch dit te meer te doen, omdat dit voorstel, oppervlakkig beschouwd, eenigszins schijnt in te gaan tegen een der beginselen die ik in het algemeen op het gebied der gemeentepolitiek zou willen huldigen, ril. dat er belast worde naar draagkracht. Wanneer deze verhooging van den gasprijs ook maar eenigszins zou zijn een verkapte belas ting, dan zou ik er niet mee zijn medegegaan, noch nu mijn stem er aan geven. Maar ik ben ervan overtuigd, Mijnheer de Voorzitter, dat wanneer men de stedelijke fabrieken en de gasfabriek in het bijzonder commerciëel wil blijven beheeren, dat men dan tot het voorstel moet komen, dat door de Commissarissen van de gasfabriek is gedaan en door Burgemeester en Wethouders overgenomen. Uit de vergaderingen van de Commissie zult U zich herinneren, Mijnheer de Voorzitter, dat ik ook eerst leelijk heb aangekeken tegen de retributie, die telken jare in de gemeentekas wordt gestort en de opmerking heb gemaakt, dat dit toch ook als winst kon worden beschouwd, evenzeer als men het kan beschouwen als huur van den grond, dien de gemeente aan haar bedrijf ter beschikking stelt, al naar mate men meer het commercieele van het bedrijf voorop stelt of er er zich meer van doordringt dat het een gemeente bedrijf is, en de heeren van der Pot en Sijtsma in deze niet zoo geheel en al ongelijk hebben. Maar ook wanneer men dat cijfer als winst neemt, moet men daarbij ook nog andere cijfers be schouwen en dan komt het mij voor, dat per slot van rekening de winst, die de gemeente van de gasfabriek over 1916 zal trekken niet zoo verbazend mooi is als de heer van der Pot meent, die zijn vermoeden grondt op het feit, dat die winst het vorige jaar nog al is meegevallen. Wanneer men immers van die retrubutie aftrekt het bedrag dat door de gemeente zal worden betaald als bijdrage voor de pensioenen en ook het bedrag, dat zal worden betaald als duurtetoeslag, dan schiet er nog wel een betrekkelijk aardig bedrag over, wat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 6