128 DONDERDAG 27 JULI 1916. merkingen van den heer Sijtsma. Ik weet wel niet of het veel zal geven, want hij is zijn betoog begonnen me'ttotU, Mijnheer de Voorzitter, te zeggen: U kunt zoo mooi praten als wilt, maar ik stem toch tegen. Ik vermoed dus dat hetgeen ik zeg wel niet veel uitwerking zal hebben, maar ik wil het daarom toch niet nalaten De heer Sijtsma zegt: ik zal maar niet in becijferingen treden; dat moest hij nu juist wel doen, Mijnheer de Voor zitter. Het is hier een oijierquaestie en niet een van breede gebaren. Wanneer men dit voorstel aanvalt, moet men ook de merites van de quaestie bekijken en anders liever maar zwijgen en als hij niet dit per sé wil, tegen stemmen. Ik ge loof, dat de heer Sijtsma niet gecijferd heeft, wat hij toont door te zeggende heer Fokker heeft zijn goede hart ge toond, maar de menschen, die hem hooren zullen zeggen Heere, bewaar mij voor mijn vrienden, met mijn vijanden zal ik het zelf wel klaar spelen. De heer Fokker denkt maar, dat de arbeiders flink zullen gaan stoken. M. d. V. Dat doen ze ook! De heer Sijtsma heeft het kunnen hooren uit de cijfers, die U noemde, dat het gebruik over muntgasmeters over het eerste halfjaar toegenomen is van 1.200.000 M3., in 1914 op 1.300.000 M3. en 1915, en daarna op 1.500.000 M3. in 1916 dus de laatste maal met 11.2%, d. i. een buiten gewone sprong. Daaruit blijkt dus dat de menschen wer kelijk meer muntgas gaan gebruiken. Dat is goedkooper dan steenkolen en daarin hebben zij wel gelijk, maar dan moet men dat ook als een feit aannemen en niet ontkennen of er de oogen voor sluiten, omdat het in het betoog niet te pas komt. Men moet dan de feiten nemen zooals ze zijn en vragen of dat al dan niet in het belang van de fabriek is. Wanneer men dat doet, dan moet men toch de voorzichtigheid betrachten en zich afvragen, of het wel is in het belang van de fabriek en van de gemeente om den muntgasprijs op dezelfde hoogte te houden. Nu heeft de heer van der Pot gezegdhet vorige jaar moest de verhoo ging een prikkel zijn tot bezuiniging, en men heeft toch grootere winsten gemaakt, zoodat ik niet weet wat ik moet doen. Ik kan hem verzekeren, dat ik deze zaak heb besproken met de Directie van de gasfabriek en men heeft mij gezegd, dat de winter met zorg wordt tegemoet gezien, omdat men vreest, dat er niet alleen niet genoeg steenkolen zullen zijn, maar ook geen voldoende hoeveelheid gasolie en omtrent deze quaestie zal U, Mijnheer de Voorzitter, ook nog wel iets kunnen vertellen. Dus alleen reeds is er een verhooging noodigomtot zuinigheid te prikkelen. Niet verhooging werkt dubbel ver keerd, in de eerste plaats voor de fabriek: een prikkel tot gebruik, en in de tweede plaats kost het meerdere verbruik steeds meer geld. De heer van der Pot zeide»wij moeten de winsten van vorige jaren maar laten rusten, en de heer Fokker zegt wel, dat de afschrijvingen niet genoeg zijn, maar waaruit blijkt dat?" Ik weet niet of het den heer van der Pot voldoende is, dat ik hem dit zeg. Het zal hem echter naderhand wel blijken, wanneer er een voorstel in den Raad komt, waarbij Com missarissen mededeelen, dat de afschrijvingen nog niet genoeg zijn en hoogere afschrijvingen voorstellen, laten wij dan eens over dit punt debatteerenDan zegt de heer van der Pot je hebt er zoo weinig aan, of je dat al in het algemeen weet, maar ik heb toch cijfers genoemd en gezegd, dat bij ons maar 20% van de productiekosten wordt afgeschreven, terwijl, dat gewoonlijk 30% is. De heer van der Pot en de andere leden kunnen dat bedrag aannemen onder benefice van inventaris. Verder zal ik over de zaak niets meer zeggen. Ik geloof, dat de zaak nu van alle kanten is bekekenalleen nog een korte opmerking tegen den heer van Tol. De heer van Tol zegt, dat aanneming van het voorstel tot gevolg zal hebben, dat men zich gaat aansluiten bij de electrische centrale. Ik geloof niet, dat de prijsverhooging van het muntgas tengevolge zal hebben, dat er vele muntgasverbruikers om aansluiting zullen vragen aan de centrale. Ik acht dit be zwaar wel wat uit de lucht gegrepen. De hèer Pera. M. d. V. Nog slechts een enkel woord. De twee groote tegenstanders van het voorstel van Burgemeester en Wethouders zijn de heeren Sijtsma en van der Pot. De heer Sijtsma wordt gedreven door zijn goede hart, maar een wiskundig betoog heeft hij ons niet gegeven, waarop zijne meening zou zijn gebaseerd. Ik zal hierover niets meer zeggen. Ik voor mij ben er van overtuigd, dat de heer van der Pot anders over deze kwestie zou oordeelen, als hij beter rekening had gehouden met de eischen van het bedrijf. Men bedenke toch wel, dat een bedrijf nooit goed wordt beheerd, wanneer het met philantropie wordt verbonden. Het goed beheeren van een bedrijf en het beoefenen van de philantropie zijn twee dingendie absoluut niet samen kunnen gaan. Wanneer men nu vraagt: moet, wat betreft het gas, door de gemeente niet gehandeld worden als met de levensmiddelen, dan antwoord ikneen. Het is heel iets anders, wanneer van gemeentewege, gelijk den vorigen winter is gebeurd, cokes tegen lageren prijs wordt aangebodende gemeente heeft dan ook toen het daardoor minder ontvangen bedrag aan de gasfabriek moeten bijpassen. M. i. eischt eene gezonde uitoefening van het bedrijf, dat men terug ontvangt, wat men noodig heeft voor de productie van de verschillende bedrijfsartikelen. De heer van der Pot heeft gesproken over de risico, die er geloopen kan worden, en dat er niet genoeg procenten berekend zijn geworden voor de schadeposten, die zich kunnen voordoen. Ik veronderstel, dat in de nieuwe regeling al die bezwaren wel zullen worden ondervangen. Ik merk hierbij op, dat men van de Commissie niet kan vorderen, dat zij in zoo'n korten tijd eene volmaakte regeling tot stand zal brengen. Waar de eischen van het bedrijf van dien aard zijn, daar blijf ik er bijdat wij verplicht zijn met het voorstel van Burgemeester en Wethouders mede te gaan, omdat de gere gelde gang van zaken van de gasfabriek er van af hankelijk is. De Voorzitter. Ik wil nog even herhalen, dat ik altijd heb gezegd, dat men het gas niet mag gebruiken als sluit post om den Hoofdelijken Omslag kunstmatig laag te houden. Wat betreft die petroleumkwestie Wanneer hier requesten komen van menschen, die petroleum gebruiken, dan geloof ik, dat sommige leden plotseling van idee veranderen en men het wel onbillijk vindt, dat de belastingschuldigen het duurdere gas moeten betalen. Wanneer geen van de heeren het woord meer verlangt, zal ik de drie punten afzonderlijk in stemming brengen. De beraadslaging wordt gesloten. Punt a luidende »te besluiten, dat ook nog gedurende de maand Augustus 1916 de prijs van het gas voor de Leidsche ingezetenen, met uitzondering van het z. g. muntgas, waarvan de prijs in die maand blijft bepaald op 6-J cent per M8., zal bedragen 7 cent per M3."; wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Punt b luidende »te besluiten den prijs van het gas voor de gewone ver bruikers te Leiden met ingang van 1 September 1916 en voorloopig tot 31 December d. a. v. te verhoogen met 1 cent per M3. en dus te brengen van 7 op 8 cent per M3., tenge volge waarvan de prijzen van het gas in alle buitengemeenten, zoowel voor gewoon als voor muntgas, krachtens de desbe treffende overeenkomsten eveneens met 1 cent per M3. worden verhoogd wordt aangenomen met 17 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen de heeren Hoogenboom, Aalberse, van Gru ting, Pera, Timp, Huurman, A. Mulder, Tepe, Vergouwen, Reimeringer, Hartevelt, Fokker, Briët, Sasse, Zwiers, Bots, Fischer en van der Lip. Tegen stemmen de heeren van Tol, van der Pot, van der Eist, Sijtsma, Fabius, van Romburgh, Botermans, J. P. Mulder en de Boer. Punt c luidende »te besluiten den prijs van het gas voor de muntmeter verbruikers te Leiden met ingang van 1. September 1916 en voorloopig tot 31 December d. a. v. te verhoogen met IJ cent per M3. en dien prijs dus eveneens te brengen op 8 cent per M8. wordt aangenomen met 18 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Hoogenboom, Aalberse, Pera, Timp, Huurman, A. Mulder, Tepe, Vergouwen, Reimeringer, Hartevelt, Fokker, Briët, Sasse, Zwiers, Bots, Fischer en van der Lip. Tegen stemmen de heerenvan Gruting, van Tol, van der Pot, van der Eist, Sijtsma, Fabius, van Romburgh, Boter mans, J. P. Mulder en de Boer. XV. Voorstel in zake de toekenning van een duurte- toeslag aan verschillende categorieën van beambten en werk lieden in dienst der gemeente Leiden. (Zie lng. St. No. 165). De beraadslaging wordt geopend. De heer Sijtsma. M. d. V. Naar aanleiding van dit voorstel zou ik een enkel woord willen zeggen. Niet over het voorstel zelve, maar over de wijze, waarop dit voorstel tot stand is gekomen. In dit verband wil ik mijn blijdschap te kennen geven over het feit, dat dit voorstel ons zoo wordt aange boden. In de eerste plaats verheug ik mij, dat Burgemeester en Wethouders nu eindelijk zijn gekomen op het standpunt, dat ik al dadelijk heb ingenomen, n.l., dat men de minst- bezoldigden in deze dure tijden tegemoetkomend niet alleen moet geven een kindertoeslag, maar ook een toeslag aan de menschen, die geen kinderen hebben, n.l. de gehuwden zonder kinderen en aan de ongehuwden. Die feitelijke erkenning verheugt mij. Toen ik indertijd dit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 12