DONDERDAG 6 JURI 1916.
115
men tot de aanstelling moeilijk overgaan. Hij toch was het
gewend en het zou geweest zijn alsof men hem die betrekking
wilde ontnemen. Wat betreft het waarnemen van deze be
trekking door den Gemeente-Secretaris wil ik zeggen, dat ik
van meening ben, dat het niet goed is, dat deze de functie
van secretaris van Commissies van bijstand waarneemt, omdat
men dan in zoo'n Commissie zou krijgen een Voorzitter en
een Secretaris, die beiden lid zijn van het Dagelijksch Bestuur.
De stukken worden dan tweemaal gerevideerd door dezelfde
personen. Ik voor mij geloof niet, dat het goed zal werken,
wanneer het Dagelijksch Bestuur en eene Commissie denzelfden
Secretaris hebben. Ik geloof, dat de Gemeente-Secretaris ook
een andere taak heeft. Hij moet m. i. hoofd zijn van de secre
tarie, en daarom kan hij niet tegelijkertijd Secretaris zijn van
eene Commissie, en zeker niet, wanneer deze Commissie per
manent is.
Ik vind het ook hoog noodig, dat de juridische krachten ter
secretarie wat worden uitgebreid. Ik acht het ook bovendien
gewenscht, dat er iemand wordt aangesteld, die mij steeds
ter beschikking staat. En dit is toch niet het geval met den
Gemeente-Secretaris. Dan zou ik moeten gaan vragen, wan
neer schikt het U, dat wij vergaderen. Ik kan het dan ook
niet goedkeuren om den Gemeentesecretaris te belasten met
een dergelijke betrekking.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
De artikelen 1, 2 en 3 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Eveneens daarop de geheele verordening zonder hoofdelijke
stemming.
XX V III. Voorstel om goed te keuren dat door de Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit in de gemeente Leimuiden
eleetriciteit wordt geleverd aan den Wassenaarschen Polder.
(Zie Ing. St. No. 143).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
XXIX. Voorstel tot wijziging der begrooting, dienst 1916., ten
behoeve van de meerdere kosten verbonden aan het drukken
van het le gedeelte van den Inventaris der Kloosterarchieven.
(Zie Ing. St. No. 153.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer J. P. Mulder. M. d. V. Ik lees in de toelichting
dat er hier f 30 wordt bezuinigd. Nu is het wel goed, dat
er bezuinigd wordt, maar aan den anderen kant lijkt het mij
dat in deze de zuinigheid de wijsheid bedriegt, want wat is
het geval? Wanneer men 150 exemplaren laat drukken,
zullen deze per stuk ongeveer f 10 kosten en heeft men er
200, dan is de prijs per stuk slechts ongeveer f 7.50. Het
komt mij dus voor, dat wij goedkooper uit zijn met 200
exemplaren dan met 150.
De Voorzitter. In theorie zoudt U gelijk hebben, wanneer
men die meerdere exemplaren noodig had, maar wij hebben
ze niet noodig. Nemen wij ze toch, dan blijven ze liggen op
het archief.
De heer J. P. Mulder. Men is toch begonnen met 200
exemplaren aan te vragen.
De Voorzitter. Dat is waarschijnlijk wel een beetje te
groot opgevat. Al mogen de meerdere kosten voor het drukken
ten slotte niet zooveel zijn, het groote bezwaar is, dat wij
zoo weinig ruimte hebben op het archief, wat dan ook de
aanleiding is geweest tot dit voorstel.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
praeadvies besloten.
XXX. Voorstel tot het verleenen van afschrijving van
plaatselijke directe belasting, dienst 1915.
(Zie Ing. St. No. 134).
Woidt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten
De Voorzitter. Alvorens over te gaan tot de rondvraag,
zou ik willen antwoorden op de vragen door den heer Sijtsma
in de vorige vergadering tot het College van Burgemeester
en Wethouders gericht.
De heer Sijtsma heeft de volgende vragen gedaan
1°. Is het waar, dat Burgemeester en Wethouders hebben
geweigerd om hunne medewerking te verleenen aan de tot
standkoming van een aansluiting der gemeente Warmond aan
de waterleiding van de Leidsche Duinwatermaatschappij
2°. Zoo ja, wat is daarvan de reden geweest?
De eerste vraag moet, zooals ik reeds dadelijk bij het stellen
der vragen heb medegedeeld, bevestigend beantwoord worden.
Op de tweede vraag moge het volgende antwoord dienen
Tot nu toe heeft ons College en ook Uw Raad de aan
vragen der Leidsche Duinwater Maatschappij om vergunning
tot het leveren van water buiten deze gemeente steeds wel
willend ontvangen en is daarop tot dusverre, zij het ook
soms onder beperkende voorwaarden, gunstig beschikt.
Toen een dergelijke aanvrage ten behoeve van de gemeente
Warmond ons College bereikte, achtten wij ons verplicht de
vraag onder de oogen te zien, of wij in verband met de be
zwaren, welke tegen uitbreidingsplannen der prise d'eau
reeds herhaaldelijk zijn gebleken te bestaan, wel verantwoord
waren tegenover deze nieuwe aanvrage, die een uitbreiding
der canalisatie beoogde in geheel andere richting dan waarin
deze zich tot nu toe heeft ontwikkeld, een zelfde welwillende
houding aan te nemen. Deze vraag nu hebben wij na ernstige
overweging gemeend in ontkennenden zin te moeten beant
woorden.
Wij hebben daarbij voornamelijk het volgende overwogen:
1°. dat volgens de raming van de Directie der Leidsche
Duinwater Maatschappij het waterverbruik in de gemeente
Warmond zou kunnen bedragen ongeveer 125 M3, per dag
of 45625 M8. per jaar. De geraamde vermeerdering van het
waterverbruik die het gevolg zou zijn van een gunstige be
schikking op de aanvrage zou dus een vrij aanzienlijke kun
nen zijn.
2°. dat de gemeente Warmond niet onmiddellijk grenst aan
de gemeente Leiden en dit ook niet het geval zal zijn wanneer
de hangende annexatieplannen tot verwezenlijking zijn ge
komen, zoodat het hygiënisch belang voor onze gemeente bij
deze aansluiting lang niet in die mate kan gelden als het
geval was bij vroeger aan andere gemeenten toegestane aan
sluitingen.
Om deze redenen hebben wij geheel conform het advies
van onzen Commissaris bij de Leidsche Duinwater Maatschappij
•aan de Directie dezer Maatschappij bericht, dat wij, hoezeer
tot ons leedwezen, bezwaar moesten maken om onze mede
werking aan de totstandkoming der gevraagde aansluiting te
verleenen. Wij meenden des te gemakkelijker in dezen geest
te kunnen besluiten, omdat de gemeente Warmond door de
bestaande plannen eener plattelandsvoorziening in Zuid-Holland
het uitzicht is geopend op andere wijze in de behoefte aan
behoorlijk drinkwater te voorzien.
Ten slotte kan ik nog mededeelen, dat Burgemeester en
Wethouders er geen bezwaar tegen hebben, wanneer het
verlangen daartoe wordt kenbaar gemaakt, om de in deze
zaak gevoerde correspondentie in de Leeskamer te deponeeren
ter inzage van de leden van den Raad.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik dank U voor de uitvoerige
inlichtingen, die IT ons heeft verstrekt. Over de zaak zelf kan
ik moeilijk .oordeelen, omdat ik daarvoor eerst de gewisselde
stukken zou hebben moeten gezien. Slechts eene opmerking
wensch ik voorloopig te maken. U heeft gezegd, dat van uit
een hygiënisch oogpunt beschouwd, een aansluiting van
Warmond niet van zoo groot belang is voor Leiden, als van
Oegstgeest en Zoeterwoude. Maar U vergeet, dat in Warmond
de jachthaven van de Vereeniging »De Kaag" is, waarvan
door Leidenaars een druk gebruik wordt gemaakt. Daar
komen heel wat Leidenaars met een motorboot of om te
zeilen en die nemen daar hun water, en nu is duinwater
daarvoor toch gezonder dan rivierwater. Vooral in tijden van
epidemieën ligt daarin een gevaar.
De Voorzitter. Dit is ook door ons wel onder de oogen
gezien, maar het zijn er o. i. toch maar weinigen, en deze
gaan voor hun vermaak daarheen en kunnen, als zij dorst
hebben dan wel een glas spuitwater drinken. Voor die enkelen,
die daar heen gaan voor hun vermaak, mogen wij toch niet
de watervoorziening van Leiden in de waagschaal stellen. Ik
herinner mij nog, hoe er in 1911 nog wel geen gebrek was
aan water, maar hoe het toch noodig was, dat herhaaldelijk
de stand van het zoutgehalte moest worden opgegeven. Wij
mogen hier dus niet maar lichtzinnig toe besluiten. Wanneer
het als een paal boven water stond, dat wij geen gebrek
konden krijgen, dan zouden wij gaarne aan het verzoek willen
voldoen. Ik heb dit ook gezegd aan den Burgemeester van
Warmond. Burgemeester en Wethouders voelen zich verplicht
dit verzoek te weigeren niet uit onwelwillendheid maar uit
gegronde vrees.
De heer de Boer. Ik zou thans gaarne nog een vraag willen
doen omtrent de peulvruchtendistributie.
Toen in de helft van de vorige maand in onze gemeente
een zending boonen kwam, heb ik tot mijn verbazing gezien,