110 DONDERDAG 6 JULI 1916 Dit stuk luidt als volgt: Leiden, 21 Juni 1916. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Ondergeteekenden J. Baart en P. J. Bomli, handelende in op dracht van de Duurtecomrnissie uit de Leidsche Arbeiders beweging, bestaande uit: de Leidschp Bestuurdersbond de afdeeling Leiden van de S. D. A. P. de Coöperatie Vooruit geven met verschuldigde eerbied te kennen: dat zij met leedwezen hebben kennisgenomen van de manier waarop het adres van 5 Juni j.l. door Uwen Raad is ontvangen en behandeld; dat zij evenwel meenen dat, als door de drie bovengenoemde organisaties, vertegenwoordigende minstens 3000 Leidsche arbeidersgezinnen, Uwen Raad wordt verzocht, datgene te doen wat in den tegenwoordigen nood noodig is, eene andere bejegening en ernstiger beoordeeling van de vertegenwoordi gers der Leidsche bevolking mag worden verwacht dat zij niet mogen nalaten Uwen Raad te wijzen op de onjuistheid van de bewering van den Burgemeester als zou bovengenoemd adres ontijdig zijn ingediend; dat in dat adres is verzocht, den Burgemeester uit te noo- digen in dien zin op de Ministrieele circulaire van 23 Mei te antwoorden, dat daar bij verzocht werdt de in bovengenoemd adres aangewezen verbruiksartikelen in distributie te brengen dat dus dat adres niet anders kon worden ingediend als tusschen de publicatie der circulaire van 23 Mei en de ter beantwoording gestelde termijn van 15 Juni; dat zij dus menen dat, als zij in het welbegrepen belang der Leidsche arbeidersbevolking Uwen Raad verzoeken, aan drang op de Regeering uitteoefenen tot beschikbaarstelling van meerdere levensbenoodigdheden als welke tot dusver in distributie zijn gebracht, eene ernstiger beoordeeling te mogen verwachten als waarvan de jongste Raadszitting blijk gaf; nemen in vérband daarmede de vrijheid, Uwen Raad te wijzen op de, den vorigen week onder leiding van den Bur gemeester van Zaandam gehouden conferentie met de Burge meesters uit de Zaanstreek, waar werdt besloten aandrang op de Regeering uit te oefenen tot spoedige beschikbaarstelling van, behalve welke reeds gedistribueerd werden, de volgende arti kelen stroop, paardenvleesch, bakolie, rijst, gort, tarwemeel, haver mout, margarine en suiker, benevens bleekpoeder, zachte zeep, soda, klompensajet, naaigaren wol, lucifers en petroleum een en ander tot veel lager prijzen als de thans geldende; constateeren dat door den Burgemeesters uit de Zaan streek dezelfde en meer levensbenoodigheden worden verzocht, als waarvan zij in hun adres van 5 Juni melding maakten en dat nu blijkt dat, buiten den aandrang door het N. V. V. en de S. D. A. P. op de Regeering uitgeoefend, ook deze burgemeesters menen dat te dier zake voorziening noodig is; overwegende, dat op de organisaties, welke zij vertegen woordigen de verplichting rust, vooral in eeri tijd van ernstige beroering als van dit oogenblik, geen gelegenheid te laten voorbijgaan om, als zij menen dat door een daad der Ge meentelijke Autoriteiten het lot der Leidsche Arbeidersgezinnen minder moeilijk kan worden gemaakt, daarop aan te dringen verzoeken Uwen Raad beleefd den Burgemeester uit te noodigen zijn zorg ook tot de hierboven genoemde artikelen uittestrekken, het voorbeeld van den Burgemeesters uit de Zaanstreek te volgen en een zelfden aandrang op de Regeering uitteoefenen 't welk doende Jac. Baakt, Voorzitter. P. J. Bomli, Secretaris. De Voorzitter. Naar aanleiding van dit adres wil ik den heeren het volgende mededeelen. Het zal U wellicht belang inboezemen te vernemen, dat door mij, na het advies te hebben ingewonnen van de Voedingsmiddelencommissie voor den aanstaanden winter eene groote hoeveelheid levensmiddelen is aangevraagd van dezelfde soorten als ook in den afgeloopen winter zijn gedistribueerd. Buitendien heb ik o. a. aange vraagd: rijst, gort, tarwemeel en havermout tot een geza menlijk gewicht van IV2 millioen K. G., terwijl ik er tevens mijn best voor heb gedaan, dat margarine en waschartikelen tegen lager prijs beschikbaar zullen kunnen worden gesteld. Bij mijne aanvrage heb ik er rekening mede gehouden, welke artikelen voor de volksvoeding van het meeste belang zijn, en in hoever het mogelijk is, dat hierin door de Regeering wordt voorzien. Er is thans ingekomen een request van de Duurtecommissie uit de Leidsche arbeiders. De heeren zullen den inhoud van dit request wellicht in de dagbladen hebben gelezen of er een afschrift van hebben ontvangen. De strek king van het request is tweeledig ten eerste orn den Raad te verzoeken mij uit te noodigen mijn zorg ook te willen uitstrekken over de in het rekest genoemde artikelen, en in de tweede plaats mij uit te noodigen het voorbeeld te volgen van de Burgemeesters van de Zaanstreek. Wat nu betreft de zorg voor de levensmiddelen voorziening heb ik U medegedeeld, welke arti kelen alzoo door mij aan de Regeering zijn aangevraagd. Dat kunnen er wel een paar minder zijn dan door de Burge meesters van de Zaanstreek zijn genoemd geworden, zooals b. v. paardenvleesch, bakolie en lucifers, maar ik heb dit nagelaten, omdat ik er van overtuigd ben, dat b. v. bakolie en paardenvleesch niet in voldoende hoeveelheid voor alle gemeenten beschikbaar zijn. Wanneer dit wèl het geval zal zijn, zal ik er ook wel moeite voor doen. Wat de lucifers betreft, ben ik van meening, dat men niet moet gaan over vragen. Men zal mij toch moeten toegeven, dat er op dit artikel heel wat kan worden bezuinigd. Men gebruikt er menig maal 5 of 6, waar men met één zou kunnen volstaan. Zooals de heeren zien, heb ik reeds lang geleden verschil lende artikelen aangevraagdzoodat de uitnoodiging aan den Raad in het request gedaan om mijn zorg hierover uit te strekken, m. i. niet noodzakelijk toeschijnt. Wat nu betreft het tweede verzoek, den Voorzitter uit te noodigen het request te steunen, dit moeten de heeren natuurlijk zelf weten. Ik geloof, dat het derhalve het beste zal zijn het request ter visie te leggen, dan kan men zich beter een oordeel vormen over de strekking en inhoud er van. Maar wanneer ik een praeadvies zou mogen geven, dan zou ik den Raad aanraden op deze uitnoodiging niet in te gaan. Want de meeste van deze zaken zijn reeds door mij aangevraagd en bovendien acht ik het verkeerd om het werk van anderen te gaan over schrijven. Het maakt heel wat meer indruk, wanneer de Bur gemeester de behoeften van zijne gemeente nagaat en daar over aan den Minister schrijft, dan dat men eens anders adres overschrijft. Dit bevordert m. i. niet de ernst en de degelijkheid van de aanvrage. Kort geleden heb ik gelezen, dat van denzelfden reques- trant is uitgegaan het verzoek, om den maximumprijs van bloemkool, peulen en dorperwten te verlagen en die vast te stellen op den veilingsprijs vermeerderd met een kleine winst voor de kleinhandelaren. Ik zou er huiverig voor zijn om zulk een request over te nemen, omdat men dan een onge- limiteerden prijs zou krijgen. Maar ik laat het aan den Raad over wat men zal besluiten. Wij zullen het request ter visie leggen, dan kan men er over nadenken. De heer Sijtsma. M. d. 'V. Over het request zelf wensch ik niet te spreken, hoewel ik van deze gelegenheid gebruik wil maken U namens meerdere Raadsleden te danken dat U wat de levensmiddelenvoorziening betrelt, steeds diligent zijt geweest. In verband met het request zou ik evenwel eene vraag willen doen, eene vraag, die gebaseerd is op de ervaring, die ik heb opgedaan op de vergadering van vrijzinnig-democratische Raadsleden te Utrecht gehouden. Daar is van verschillende zijden het voedingsvraagstuk ter sprake gebracht. Het is mij toen gebleken, dat waar er voedingscommissiën bestonden, niet slechts bestaande uit vakmenschen zooals dit bv. hier grootendeels het geval is nl. op den heer van der Pot na, die het mij wel niet kwalijk nemen zal, dat ik hem niet als een vakman beschouw, maar ook uit menschen, die behooren tot verschillende organisaties zooals den Roomsch-Katholieken Volksbond, de S. D. A. P. enz. dat daar bv. in Deventer geen optochten zijn gehouden en geen adressen aan den Raad zijn gezonden. Dit was ook niet noodig, omdat iedere groep der bevolking zijn eigen vertegenwoordigers in de Commissie had zitten en in dien geest heb ik indertijd een voorstel gedaan, dat door U, Mijnbeer de Voorzitter, toen niet is aanvaard ge worden. Ik heb toen nl. voorgesteld de Commissie uit te breiden met vertegenwoordigers van de verschillende vak organisaties. U heeft wel eens gezegd, dat het niet prettig is, dat er zooveel adressen worden ingediend bij den Raad, omdat er toch al zooveel werk te doen is, maar m. i. zoudt U dat kunnen voorkomen, door ook deze adresseerende lichamen in de Commissie te laten vertegenwoordigen. Ik zou daarom den Raad in overweging willen geven Burge meester en Wethouders uit te noodigèn de Commissie uit te breiden met leden van verschillende vakvereenigingen. De Voorzitter. Zooals men wellicht weet, heb ik bij de instelling van de Commissie daarin opgenomen den adminis trateur van de Coöpeiaiie «Vooruit". Verder heeft de Commissie van mij het r echt gekr egen te coöpteeren, wiert zij zelf wilde. Toen het verzoek werd gedaan om in de Commissie op te riemen een bestuurslid van de Commissie die uit de vakcen trales was samengesteld, heeft men verzocht dan een drietal op te maken waaruit een keuze zou worden gedaan. Dit is dan ook gebeurd. Ik geloof dus, dat er volkomen is gehandeld naar hetgeen door U is voorgesteld geworden. Kort geleden heb ik nog gelezen, dat ik meen de heer Hoejenbos in den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 2