100
DONDERDAG
18 MEI 1916.
watineer de prijs van een enkel bad meer in overeenstemming
was gebracht met de draagkracht van dergelijke menschen.
Hoe het zij, de zaak is eenmaal vastgesteld en wij zullen
moeten wachten tot een volgend jaar; dan kunnen wij er
weder opnieuw over discussieeren. Het contract is gesloten
voor een jaar en het volgend jaar komt de zaak dus weder
vanzelf in den Raad. Dan zal ik in de gelegenheid zijn om
op een en ander nader terug te komen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik kan mij wel aansluiten bij
het betoog van den heer van der Pot, maar ik wil even mijn
bevreemding uitspreken, dat de geachte Wethouder vandaag
dat is dus 18 Mei 1916 ons eerst komt mededeelen, dat
die knipkaarten altijd een steen des aanstoots zijn geweest,
en wanneer men ze op naam uitgaf, een administratie zouden
geven, die niet is verantwoord. Die knipkaarten zijn dus altijd
een steen des aanstoots geweest, van het begin af aan. Even
wel toen wij hier de tarieven hebben besproken in de zitting
van 16 Maart heeft de Wethouder gezegd: het abonnement
is feitelijk niet noodig, want het vorige jaar waren er knip
kaarten te krijgen van 20 baden tegen betaling van 1.50.
Toen werd hier de indruk verwekt, dat die knipkaarten niet
zoo uit den booze waren en ze weder zouden worden uitge
geven. Ik heb tenminste den indruk gekregen, dat wij door
middel van die knipkaarten goedkoop konden zwemmen. En
nu hooren wij in eens, dat die knipkaarten altijd een steen
des aanstoots zijn geweest. Kan het erger? Ik begrijp of het
een of het ander niet, maar het zal wel weer een vergissing
van den Wethouder zijn!
De heer Sijtsma. M. d. V. De geheele zaak loopt ten slotte
vrijwel over de knipkaarten, zoo 't schijnt. Wanneer die wor
den ingevoerd, kan men evenals verleden jaar bij enkele baden
voor weinig geld zwemmen. De bezwaren van den heer
Fischer tegen deze kaarten aangevoerd zijn voor mij van geen
groote beteekenis. Ik zou daarom in overweging willen geven
om deze knipkaarten weer in te voeren en die dan, gelijk
zooeven is voorgesteld geworden, op naam te zetten. Laat de
Wethouder daar over zich nog eens met de Leidsche Zwem-
club verstaan, over den prijs van enkele baden.
De heer Fischer. M. d. V. Slechts een enkel woord ter
beantwoording van den heer Sijtsma. Ik heb er geen bezwaar
tegen om nog eens met de Zwemclub in onderhandeling te
treden om bonboekjes op naam in te voeren. Ik voor mij, zie
er geen heil in en ik betwijfel ten zeerste, of dit aan de
reputatie van de zweminrichting wel ten goede zal komen.
De heer Huurman. M. d. V. Slechts eene enkele vraag.
21 December, dus ongeveer 5 maanden geleden, heb ik een
voorstel ingediend tot wijziging van de verordening op het
P>ouwen en Sloopen. Toen ik deze agenda ontving, meende
ik een wijziging van genoemde verordening aangekondigd
ziende dat dit voorstel thans aan de orde werd gesteld.
Maar dit bleek niet het geval te zijn. Nu zou ik gaarne van
Burgemeester en Wethouders vernemen, of het nog lang zal
duren, voor dit voorstel aan de orde koml.
De heer Fischer. M. d. V. Ik kan den heer Huurman niet
anders antwoorden dari dat het zoo spoedig mogelijk aan de
orde zal worden gesteld. De zaak is op het oogenblik nog in
behandeling. Men moet evenwel niet vergeten, dat er nog
vele andere dingen te doen zijn. Er moeten over deze zaak
allerlei adviezen worden ingewonnen, maar ik kan de verr
zekering geven, dat er met den meesten spoed wordt voort-
gearbeid.
De heer Huurman. M. d V. Ik dank den geachten Wet
houder voor zijn antwoord. Alleen wil ik opmerken, dat »zoo
spoedig mogelijk" eene zeer onbepaalde aanduiding is. De een
vindt 5 maanden, een ander misschien 5 jaar nog »zoo spoedig
mogelijk". Wij zullen evenwel afwachten, wanneer het praead-
vies zal verschijnen.
De Voorzitter. Ik wil den heer Muurman hierop even
antwoorden.
Het is wel heel gemakkelijk gezegd: 5 maanden of 5 jaar,
maar Burgemeester en Wethouders moeten voor ieder, die
wat te vragen heeft, klaar staan en ondertusschen moet het
andere werk voortgang vinden. Hoe zoudt gij het vinden, als
die vragen, die gedaan worden, door Burgemeester en Wet
houders niet a tête reposée maar zeer vluchtig behandeld werden
Bij uw voorstel moeten de Directeur van Gemeentewerken,
de Commissie van Fabricage en de Commissie voor de Straf
verordeningen gehoord worden. Het geldt hier geen kleinig
heid, waarvoor men geen voorbereiding noodig heeft om een
praeadvies uit te brengen. Ik geef U de verzekering, dat deze
zaak zoo spoedig mogelijk aan de orde zal worden gesteld en
dan zullen wij er ons niet van afmaken, doch haar grondig
en principieel behandelen.
De heer A. Mulder. M. d. V. In Juni krijgen wij weder een
verkiezing en dan loopen wij weder de groote kans, dat onze
straten en vele houten schuttingen en muren bezaaid worden
met allerlei afschuwelijke plakkaten. Is daar werkelijk nu niets
aan te doen, dat dit eens zal ophouden? Wanneer van parti
culiere zijde wordt gevraagd om daarmede op te houden, dan
gebeurt dat niet. Is er nu van overheidswege niets aan te doen
Kan men dat niet verbieden en het zoo door middel van de
politie beletten Ik geloof niet, dat dit eenig bezwaar zou
geven, want dan worden alle partijen tegelijk verhinderd aan
te plakken en is de een dus niet in het voordeel boven den
ander. Men spreekt wel eens van stadsschoon, maar dat muren-
vuil is ontzaglijk. Er zijn zelfs nu nog enkele plaatsen,
waar men de namen kan vinden van een vorige verkiezing.
Wanneer er niet toevallig een hevige regenbui komt, dan
blijven dergelijke plakkaten zitten.
De Voorzitter. In deze quaestie voorziet de verordening
op de straatpolitie. Daarin lees ik in art. 39: »het is verboden,
tenzij met toestemming van den eigenaar enz. eenig stuk
aan te plakken op eigendommen van bijzondere personen."1
Nu is het een karaktertrek van den Hollandschen aard, dat
men juist altijd iets wil doen, wat bij de een of andere ver
ordening is verboden. Zoo ziet men bij drukke passage nog
steeds menschen, die links houden. Zoo is het met deze aanplak-
quaestie ook. De menschen, die er overdag een politieagent
bij zouden halen, wanneer op hun muur iets werd aangeplakt,
gaan des nachts stil op een andermans muur aanplakken.
Om dit tegen te gaan zouden wij natuurlijk wel duizend
politieagenten noodig hebben en dat is onmogelijk.
Niemand verder het woord verlangende, wordt de vergade
ring gesloten.
Gedrukt bij J. J. GROEN ZOON, te Leiden.