60
klasse voor jongens en meisjes gegeven door ten minste één
vakonderwijzeres".
Art. 2.
In het eerste lid van artikel 15 worden achter het woord
»handwerken" ingelascht de woorden»op de scholen der
derde en vierde klasse", terwijl voorts aan dat artikel een
nieuw lid wordt toegevoegd, luidende:
»Voor de vakonderwijzeressen in de handwerken op de
scholen der tweede klasse voor jongens en meisjes bedraagt
de aanvangswedde f 15.'sjaars per wekelijksch lesuur. Deze
wedde wordt na 2, 4, 6, 8, 10 en 12 jaar dienst aan eene
openbare of bijzondere school, hetzij hier, hetzij elders, telkens
verhoogd met f 2.50 'sjaars per wekelijksch lesuur".
Art. 3.
Overgangsbepaling.
De onderwijzeressen, die op het tijdstip van inwerking
treding dezer verordening werkzaam zijn op de scholen dei-
tweede klasse voor jongens en meisjes, Nis 1 en 2, en die,
voor het geven van onderwijs in de handwerken, de in artikel
13, letter c, vastgestelde verhooging van wedde ad f 25
genieten, blijven, zoolang zij als onderwijzeres van bijstand
aan die scholen blijven geplaatst, in het genot van die verhoo
ging, ook al worden zij niet meer met dat onderwijs belast.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 123. Leiden, 30 Mei '1016.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van den heer
N. W. van Doesburgh, om eervol ontslag uit zijne betrekking
van Directeur der beide Lichtfabrieken alhier en onder ver
wijzing naar het mede hierbij afgedrukt schrijven van
Commissarissen dier fabrieken, geven wij Uwe Vergadering
in overweging aan den heer N. W. van Doesburgh voor
noemd, op zijn verzoek, met ingang van 1 Augustus a.s.,
eervol ontslag te verleenen als Directeur der Stedelijke Fa
brieken van Gas en Electriciteit alhier, onder dankbetuiging
voor de vele gewichtige diensten door hem in die betrekking
aan de gemeente bewezen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 22 Mei 1916.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Elec
triciteit verklaren hierbij, met leedwezen te hebben kennis
genomenvan het besluit tot ontslagaanvrage van den heer
N. W. van Doesburgh als Directeur der Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit, doch meenen in deze diens
verlangen te moeten billijken, waar gezondheidsredenen hem
daartoe nopen.
Het spreekt van zelf, dat Commissarissen slechts kunnen
adviseeren het ontslag op de meest eervolle wijze te verleenen,
onder dankbetuiging voor de vele gewichtige diensten door
den heer van Doesburgh aan de gemeente bewezen.
N. C. de Gijselaar, Voorzitter.
Fokker.
H. J. Zwiers.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Leiden, 22 Mei 1916.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
ündergeteekende, Directeur der Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit, verzoekt met ingang van 1 Augustus
1916 om redenen van gezondheid, eervol ontslag uit den dienst
der gemeente.
De ontslagaanvrage geschiedt op advies van zijn geneesheer,
die hem verdere waarneming van zijne betrekking ontraadt.
Zeer tot zijn spijt ziet ondergeteekende zich daarom voor
de noodzakelijkheid gesteld, zijne betrekking als Directeur der
Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit neer te leggen.
N. W. van Doesburgh.
N°. 124. Leiden, den 30 Mei 1916.
Bij nevensgaand adres verzoekt Mej. A. Wassink om eervol
ontslag als onderwijzeres in de handwerken aan de openbare
lagere school der 3e klasse, No. 6, alhier.
Tegen inwilliging van dat verzoek bestaat bij ons College
geen bezwaar en wij geven U mitsdien in overweging aan
Mej. A. Wassink, op haar verzoek, eervol ontslag uit hare
hierbovengenoemde betrekking te verleenen, ia te gaan
op 1 Augustus a.s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
te Leiden.
Hiermede heeft ondergeteekende Arendina Wassink onder
wijzeres Nuttige Handwerken aan de üpenb. Lagere School
No 6 de eer wegens huwelijk, als zoodanig eervol ontslag aan
te vragen zoo mogelijk tegen 1 Aug. a.s.
Met verschuldigde eerbied heeft zij de eer te zijn
Uw dienstw. dienaresse
A. Wassink.
Leiden 23 Mei 1916 Maria Gondastr. 7.
No. 125. Leiden, 30 Mei 1916.
Onder verwijzing naar de ter visie liggende stukken geven
wij U overeenkomstig het advies der Commissie van Fabri
cage in overweging aan den lsten teekenaar op het bureau
der Gemeentewerken, A. T. Kraan, met ingang van 1 Juli
1916 een personeele toelage te verleenen van f 200 'sjaars.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 126. Leiden, 30 Mei 1916.
Nu de school der 2e klasse voor jongens en meisjes No. 1,
welke tot nog toe in het schoolgebouw aan de Oude Vest is
gevestigd, weldra zal worden ondergebracht in het school
gebouw aan de Langebrug en de in dat gebouw gevestigde
school 3e klasse no. 4 zal verhuizen naar het nieuwe gebouw
aan de Duivenbodestraat, is bij ons College de vraag gerezen,
in welk gebouw de Herhalingsschool voor Meisjes, die, inge
volge art. 9 der verordening van 2 September 1902 (Gem.
Blad no. 19), betreffende de inwendige regeling van het
Herhalingsonderwijs en de toelating van de leerlingen, in het
schoolgebouw der school 3e klasse no. 4 aan de Langebrug
is gehuisvest, in den vervolge zal worden gehouden.
Hieromtrent heerscht in ons College geen eenstemmigheid.
De meerderheid is van oordeel, dat, waar de leerlingen der
herhalingsschool afkomstig zijn van de diverse scholen der
3e en 4e klasse en de herhalingsscholen steeds in een der
scholen 3e klasse zijn gehouden, het alleszins rationeel is ook
in den vervolge eenzelfde gedragslijn te blijven volgen. Een
2e klasse dagschool des avonds te bestemmen voor eene
schoolbevolking, die gerecruteerd wordt uit de vroegere
leerlingen der 3e en 4e klasse scholen zou tot groote moeilijk
heden aanleiding kunnen geven. Nu derhalve de school der
3e klasse no. 4 uit het gebouw aan de Langebrug zal ver
dwijnen, moet derhalve naar de meening van de meerderheid
van ons College ook voor de herhalingsschool een ander ge
bouw worden aangewezen. Het nieuwe gebouw aan de Dui
venbodestraat, waarheen de school 3e klasse no. 4 wordt
overgeplaatst, is voor de herhalingsschool wel wat ver uit het
centrum der stad gelegen en het komt aan de meerderheid
daarom het beste voor, dat de herhalingsschool voor meisjes
definitief gevestigd wordt in het gebouw der school 3e klasse
no. 1 aan het Plantsoen, alwaar zij zich reeds vanaf de mo
bilisatie tijdelijk bevindt. De ligging van dit gebouw kan
zeker niet ongunstig worden genoemd, terwijl aan het bezwaar,
dat in de Plantsoenschool een geschikte bergplaats voor leer
middelen ontbreekt,gemakkelijk kan worden tegemoet gekomen
door de aanschaffing van eenige kasten.
De minderheid in ons College is van een tegenovergesteld
gevoelen. Volgens hare meening is de veranderde bestemming
van het gebouw der Langebrug geen voldoende reden, om
de herhalingsschool voor meisjes, die sedert jaren in dat
gebouw is gehuisvest, naar een andere en nog wel eene minder
gunstig gelegen plaats over te brengen. Zij is derhalve tegen
wijziging der verordening in deze.