DONDERDAG 4 MEI 1916. 79 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. IX. Rekening, dienst 1915, van het Leidsch Muziekcorps. (Zie Ing. St. No. 103.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. (De heeren van Hamel, Timp en Vergouwen hadden tijdens de behandeling van dit punt tijdelijk de vergadering verlaten). X. Voorstel tot wijziging der begrooting, dienst 1915, in verband met de verhooging van de subsidie aan de Stedelijke Werkinrichting en het hoogere nadeelig saldo der Gemeente lijke Bank van Leening. (Zie Ing. St. No. 89 en 104). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XI. Verzoek van J. de Graaf om vergunning tot demping van een gedeelte sloot, gelegen voor zijn terrein aan den Zijldijk. (Zie Ing. St. No. 85). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XII. Voorstel tot wijziging van het Raadsbesluit van 17 Juni 1915, in zake de ingebruikgeving van eenige lokalen der Hoogere Burgerschool aan de Bieterskerkgracht, ten behoeve van de school tot opleiding van surnumerairs voor den Indischen post-, telegraaf- en telephoondienst. (Zie Ing. St. No. 92). De beraadslaging wordt geopend. De heer Fokker. M. d. V. Is naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders de gemeente nu wettelijk en zedelijk verplicht tegenover den Minister toe te stemmen in het verzoek, dat door den Minister van Koloniën is gedaan? Zijn wij gebonden door de toezegging, die de betrokken Wethouder door middel van een particulier briefje aan een hoofdambtenaar van het minis terie van Koloniën heeft gedaan? In de stukken staat, dat Burgemeester en Wethouders van meening zijn, dat dit wel het geval is. Men moet evenwel niet vergeten, dat dit aan de gemeente f 300.per jaar zal kosten. Straks heeft men aan merking gemaakt op de f 11000.die de verbouwing aan de gasfabriek meer zal kosten dan was geraamd buiten iemands schuld, maar hier geldt het toch een bedrag, dat jaarlijks terug komt, en is hier geen schuldige? Het verwon dert mij eenigszins, dat men, toen de vorige maal deze zaak aan de orde is geweest, vergeten zou hebben mede te deelen, dat er reeds eene toezegging was gedaan. Ik betreur het ten zeerste, dat de Raad dit toen niet geweten heeft. De heer Huurman sprak zoo even over een fait accompli, waar voor de Raad zou zijn gesteld. Waar dit ten opzichte van de verbouwing niet het geval was, daar is dit thans wel zoo. Zeggen Burgemeester en Wethouders: wij zijn er tegenover den Minister zedelijk toe verplicht, dan moet daaraan voldaan worden, maar toch wil ik er mijn leedwezen over uitdrukken, dat de Wethouder van Fabricage ons de vorige maal niet beter heeft ingelicht, dat er door hem reeds eene toezegging was gedaan. De heer Fischer M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen de heer Fokker heeft gezegd, zou ik een enkel woord in het mid den willen brengen. Voordat een dergelijke zaak bij den Raad aanhangig wordt gemaakt, worden natuurlijk allerlei onderhandelingen ge voerd. Het spreekt van zelf, dat die niet worden gevoerd door het geheele College van Burgemeester en Wethouders met den Minister zelf, maar door tusschenpersonen. Dat is dan ook in deze gebeurd namens het College door ondergeteekende met een der ambtenaren van het Ministerie in zijn functie van lid der Commissie van de toenmaals op te richten Indische postschool. Het »particulier briefje" van den Wethouder is geschreven namens het College en terecht gekomen bij een Commissie, die door den Minister was ingesteld. Het had niet zoo'n buitengewoon particulier karakter als de heer Fokker het wil doen voorkomen. Dat de heer Fokker het betreurt, dat hieraan den vorigen keer niet is gedacht, kan ik billijken. Bij de stukken heeft echter wel degelijk gelegen de brief, waarop het Ministerie zich thans beroept en waarbij wij indertijd een toezegging hebben gedaan. De vorige maal is vergeten, dat die toezeg ging niet particulier, maar wel degelijk officieel is gedaan, en dat had in aanmerking moeten zijn genomen. Of wij ons thans nog moreel gebonden achten, is een kwestie van gevoel. Ik geloof te spreken namens het College van Burgemeester en Wethouders, wanneer ik verklaar, dat wij ons moreel gebon den achten. De Raad kan er natuurlijk anders over denken, maar dat is eenvoudig een kwestie van appreciatie. De heer Fokker. M. d. V. Het lijkt mij, dat in deze het allerlaatst had moeten antwoorden de persoon, die en wiens tekortkoming het hier betreft. De heer Fischer verklaarde namens het College van Burgemeester en Wethouders, dat men op het standpunt staat, dat wij zedelijk verplicht zijn, om in deze overeenkomst te treden. Ik zal mij daartegen niet verzetten, doch wil er even de aandacht op vestigen, dat, waar de Wethouder zeide, dat ik aan het briefje een buiten gewoon particulier karakter toekende, die uitdrukking in de stukken zelf is gebezigd. Dat heeft de geachte Wethouder zeker ook vergeten. In de stukken kwamen wel degelijk voor de woorden: «particulier briefje". De WTethouder wees er op, dat de brief bij de stukken had gelegen, maar ik begrijp dan niet, dat hij die het ingekomen stuk van den vorigen keer redigeerde, daarop geen acht heeft geslagen. In ieder geval hoop ik, dat, wanneer weer onder handelingen door tusschenpersonen worden gevoerd, die met meer zorg zullen plaats hebben dan waarvan bij de behan deling van deze zaak bleek en men bij de aanwijzing van een tusschenpersoon met. de ervaring van thans zal rekening houden. De Voorzitter. Ik ben het geheel en al eens met hetgeen door den heer Fischer is gezegd. Het kan zeer goed zijn, dat het een vergissing is geweest, en dat heeft de heer Fischer ook toegegeven. Ik begrijp echter volstrekt niet, waarom de heer Fokker den heer Fischer onder handen neemt. Waarom mag deze niet antwoorden, wanneer het hem zelf betreft? Wanneer dat geachte raadslid een brief heeft geschreven, waarin een lapsus pennae voorkomt, mag hij daarop dan zelf niet antwoorden, of moet dat gebeuren door een oom of een neef F Het is volkomen begrijpelijk, dat de heer Fischer zegt: Het is vergeten, dus ik zal er nog even mondeling op antwoorden. Wanneer het er toen in had gestaan, zou het wel degelijk zijn aangenomen. De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten. XIII. Verzoek van de afd. Leiden van den Ned. R. K. Volks bond om haar verzoek van 14 November 1915 als niet gedaan te beschouwen en om wijziging van het Raadsbesluit van 5 Augustus 1915, waarbij de subsidie ten behoeve van hare teekenschool werd verhoogd. (Zie Ing. St. No. 91.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XIV. Voorstel tot wijziging der begrooting, dienst 1916, ten behoeve van de kosten van verbouwing van de Pauwbrug. (Zie Ing. St. No. 99.) De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar tegen den overgelegden begrootingsstaat. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XV. Voorstel tot verhooging der begrooting, dienst 1916, ten behoeve van de uitkeering van den z.g. duurtetoeslag aan verschillende categorieën van beambten en werklieden in dienst der gemeente. (Zie Ing. St. No. 96.) De heer Reimeringer. M. d. V. Namens de Commissie van financiën deel ik U mede, dat zij geen bezwaar heeft tegen den door Burgemeester en Wethouders overgelegden begroo tingsstaat. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XVI. Voorstel tot aankoop van het perceel Lammermarkt No. 32 en tot beschikbaarstelling van de voor dien aankoop benoodigde gelden. (Zie Ing. St. Nos. 87 en 104 De beraadslaging wordt geopend. De heer Botermans. M. d. V. Ik ben er niet op tegen om dit huis aan te koopen, maar ik wil slechts eene opmerking maken op hetgeen in de stukken wordt gezegd. Er staat: thans is ook het perceel Lammermarkt no. 32 voor redelijken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 7