76 DONDERDAG 4 MEI 1916. spoedeischende zaak, die in verband staat met de gunning van een aanbesteding. Zooals de heeren zicb herinneren, werd eenigen tijd geleden ƒ49000.beschikbaar gesteld voor eene ver bouwing van het administratiegebouw van de Lichtfabrieken. Nu is de aanbesteding hiervan tegengevallen. Ik zal den briei, dien de Commissarissen naar aanleiding daarvan aan Burgemeester en Wethouders hebben geschreven voorlezen. Wij lezen daar: «Ingevolge ons schrijven van 17 Maart j.l. no. 55 werd door Uw College een voorstel aan den Raad gedaan tot het verleenen van een crediet van 19.000.ten behoeve van de uitbreiding van het administratiegebouw der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, welk bedrag door den Raad in zijne zitting van 6 April j.l. werd toegestaan. De verbouwingswerkzaamheden aan het administratiege bouw werden oorspronkelijk geraamd op een bedrag van totaal circa 23.000.—, waarvan naar raming ca. 4.000.— als vernieuwingen moesten worden aangemerkt, terwijl ca. 19.000.als uitbreiding moest worden gerekend, waarvoor krachtens de Verordening op het beheer en bestuur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit het noodige crediet door den Raad moest worden toegestaan. Nu de aanbesteding var. het grootste gedeelte van het werk heelt plaats gehad, blijkt, dat de raming nog te laag is ge weest, ofschoon al met de hoogere prijzen van den laatsten tijd was rekening gehouden. De totaalkoster. zullen namelijk niet 23.000.maar 30.000.worden, waarvan 6.000.vernieuwing en 24.000.uitbreiding is." Geheel overeenkomstig dit schrijven geven Burgemeester en Wethouders U thans in overweging te besluiten a. de in Uwe vergadering van 6 April j.l. toegestane twee credieten van 9.500.voor de Gas- en Electriciteitsfabriek ten behoeve van de uitbreiding der beschikbare kantoorloka liteiten der fabrieken, te willen verhoogen tot elk 12.000. onder handhaving van de reeds vastgestelde bepaling omtrent rente en aflossing; b. tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. Wij kunnen hier nog aan toevoegen, dat de kosten der vernieuwingen ad 6.000.krachtens de Verordening op het beheer en bestuur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit uit de Vernieuwingsfondsen moeten worden bestreden, in welke Fondsen de noodige gelden hiervoor ruimschoots beschikbaar zijn. De bedoelde begrootingsstaat houdt alleen in Geldleening ter voorziening in de kosten van buitengewoon ƒ5000.en aan den anderen kant: Uitkeering aan de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit 5000. Ik zou willen vragen, of de Commissie van Financiën hier tegen bezwaar heeft? De heer Reimeringer. Wanneer de Raad daartoe besluit, hebben wij er geen bezwaar tegen, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Tegen den begrootingsstaat bestaat derhalve bij de Commissie geen bezwaar. Burgemeester en Wethouders nemen het voorstel van Commissarissen over, omdat het onvermijdelijk is en de prij zen der materialen inderdaad zeer zijn gestegen. Als Voorzit ter van Commissarissen kan ik mededeelen, dat het zeer moeilijk is, deze zaak uit te stellen, omdat daardoor stagna tie zou worden veroorzaakt. De prijzen zijn nu eenmaal geste gen, en daarom zijn wij wel verplicht, dit voorstel aan den Raad voor te leggen. Kan de Raad goedvinden om dit voorstel dadelijk in behan deling te nemen? Zoo ja, dan open ik thans de beraadslaging er over. De heer Sijtsma. M. d. V. Nu dit voorstel wel spoedeischend is verklaard, en verklaard mocht worden, zullen wij niet met het Reglement van Orde in conflict komen en behoeft daar over dus niet meer te worden gesproken. Uit financieel oogpunt bestaan tegen het voorstel op zich zelf echter overwegende bezwaren. Wij hebben vernomen, dat bij het bedrag van f 19000 al rekening was gehouden met de duurdere materialen, en thans wordt voorgesteld, dit bedrag nog aanmerkelijk te verhoogen met niet minder dan f7000. Ik weet niet, of het zoo noodzakelijk is, om het gebouw in dezen tijd te vergrooten. Wanneer wij echter in een tijd leefden, dat de werkloosheid zeer groot was, zou ik mij kunnen be grijpen, dat men hiertoe overging, zeggende: Als wij geen werk verschaffen, loopen de menschen maar rond en moeten wij ze toch onderhouden. Dat is thans evenwel niet het geval; ter voorziening in de werkloosheid behoeft dit werk niet te worden uitgevoerd. Het administratiegebouw is nog vrij nieuw, het staat nog luttel jaren, en ik wil dan ook de vraag ernstig stellen, of het per se noodig is, om nu reeds tot dezen zeer duren bouw over te gaan. Wij mogen ons daarover wel eens beraden. Wij leven thans in zeer bijzondere tijden, waarin de materialen buitengewoon duur zijn. Te eeniger tijd zal daarin toch verandering moeten komen; wanneer dit zal ge schieden, weten wij niet, maar wij hopen, dat het niet te lang zal duren. Wanneer wij met eenigen protetischen blik in de toekomst zien, moeten wij toch tot de conclusie komen, dat aan deze toestanden toch eens een eind moet komen. Ik zou daarom de uitvoering voorloopig willen uitstellen. Wanneer men absoluut ruimte te kort komt in het tegenwoordige admini stratiegebouw, zou men van gemeentewege lokaliteiten kunnen zoeken. Misschien is er gelegenheid, om nog eenige ambtenaren te plaatsen in het gebouw aan de Hooigracht. Toevallig was ik bij de aanbesteding en heb toen eens een kijkje genomen in bet gebouw en er de ambtenaren zien werken, maar ik vond het er nog al bijzonder ruim. Ik kan natuurlijk bij zoo'n kort bezoek niet zeggen, dat er inderdaad voldoende ruimte is, maar wel kon ik den indruk meenemen dat men er zich nog wel kan roeren. En waar het hier zoo een hoog bedrag betreft, moeten wij ons te meer ernstig afvragen, of wij hier mede niet moeten wachten tot meer normale tijden. Ik zal tot de uitvoering hiertoe dan ook zeer zeker niet willen mede werken, tenzij men mij alsnog overtuigt dat het volstrekt noodig is. De heer Huurman. M. d. V. In afwachting van het antwoord, dat gij den heer Sijtsma geven zult over de mogelijkheid om de verbouwing uit te stellen, wenschte ik een vraag te stellen. Wanneer de verbouwing niet kan worden uitgesteld, zou er dan niet zonder de soliditeit van het bouwwerk te schaden wat bezuinigd kunnen worden? Ik weet wel, dat dit niet gemakkelijk zal zijn, omdat het hier niet geldt het bouwen van een nieuw gebouw, doch eene uitbreiding in den bestaanden bouwtrant; maar toch komt het mij nalezing van het bestek voor, dat het werk goedkooper kan worden uitgevoerd. Wanneer dit eens werd nagegaan, dan zou er wellicht nog heel wat bezuinigd kunnen worden. De heer Aalberse. M. d. V. Gaarne zou ik eenige nadere inlichtingen ontvangen. Bij het maken van de bestekken is reeds, zoo hebt Gij gezegd, rekening gehouden met het duurder worden van de materialen. Nu blijkt evenwel, dat het werk 7000.meer moet kosten. De oorzaak hiervan kan deze zijn, dat de basis der berekening der begrooting verkeerd is geweest, en men het totaal te laag heeft besomd, maar het zou ook kunnen zijn, dat de aannemer rekening heeft gehouden met de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid, dat hij niet zou kunnen beschikken over de materialen voor den prijs, die in de voorloopige berekening is aangenomen, zoodat hij dus in zijne berekening eene vrij hooge risicopremie zou hebben opgenomen. Wanneer dit het geval mocht zijn, zou het dan niet beter zijn, dat deze extra-risico door de gemeente werd gedragen? Dit is mogelijk door middel van eene overeen te komen som berekend naar een eenheidsprijs voor de hoofd materialen. Blijkt het dan, dat inderdaad de materialen duurder zijn geworden, dan men heeft verwacht, dan zou de gemeente dit meerdere voor hare rekening kunnen nemen. Dit lijkt mij voordeeliger dan wanneer de aannemer een risicopremie gaat bepalen, wat dan van zelf niet zoo zuinig mogelijk berekend zal wezen. Is de raming te laag geweest, dan is er natuurlijk niets aan te doen. De heer Botermans. M. d. V. Wanneer de verbouwing niet kan worden uitgesteld, dan zou ik er voor zijn om het werk- zoo spoedig mogelijk te gunnen, want de materialen zullen steeds in prijs stijgen. Wat betreft de mogelijkheid van be zuiniging, waarover de heer Huurman heeft gesproken, zou ik willen opmerken, dat het hier betreft het plaatsen van een verdieping op een bestaand gebouw, wat toch in denzelfden stijl moet geschieden. Ik heb ook de bestekken doorgezien maar ik vind niet, dat er roekeloos met de materialen is om gesprongen. Is de verbouwing urgent, laat men er dan zoo spoedig mogelijk toe overgaan. Wanneer de oorlog uit is, dan voorzie ik, dat de prijzen nog meer zullen stijgen. Het is mij opgevallen, dat men ook 4000.— heeft genomen uit het vernieuwingsfonds. De meerdere kosten bedragen derhalve niet 7000.— maar '11.000.—. Ik kan mij echter niet voor stellen, dat men zich bij het opmaken van de begrooting zoozeer kan hebben verrekend. Dat bestek is hoogstens een of twee maanden oud, en ik kan niet begrijpen, dat het zoo'n groot verschil uitmaakt. De heer A. Mulder. M. d. V. Ik kan deze zaak niet be- oordeelen, maar ik meen, dat ernstig moet worden onder zocht, of het niet mogelijk is, om dezen bouw nog eenigen tijd uit te stellen. Wij moeten ons echter niet voorstellen, dat dit zal zijn voor een of twee jaren, want over het algemeen zijn de handelaren in bouwmaterialen van meening, dat, zelfs al wordt direct de vrede geteekend, het nog wel enkele jaren

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 4