55
gedeelte van den vollen toeslag zal worden gegeven ter ver
mijding van gebroken getallen, zullen de beambten en werk
lieden, die een salaris genieten beneden 825.bij hand
having van den toeslag tot het einde van dit jaar, over het
jaar 1916 voor elk kind leneden 15 jao.rdat zij ten hunnen
laste hebbeneen toeslag ontvangen van 8i X f 2.40 20
en zij, die een salaris genieten van 825.tot berieden
1200.een toeslag van X f 1-60 of in ronde som
f 14.per kind.
Bij vergelijking met den toeslag, die volgens het voorstel
der Regeering door het Rijk aan zijne ambtenaren zal worden
gegeven, maakt deze uitkeering zeer zeker geen slecht figuur,
gelijk men in den vergelijk in gsstaat kan zien. Integendeel,
de groote gezinnen met de laagste inkomsten ontvangen
volgens de gemeentelijke regeling over 1916 belangrijk meer,
waarbij dan nog niet in aanmerking is genomen, dat de
gemeente ook reeds over de maand December 1915 een toe
slag heeft gegeven.
Uit den aard der zaak zullen in de bij raadsbesluiten van
2 December 1915 en 6 April 1916 vastgestelde regeling nog
een paar kleine wijzigingen dienen te worden gebracht.
Het aantal en de leeftijd der kinderen wordt volgens die
regeling beoordeeld naar den toestand op 1 December 1915;
voortaan zal dit moeten geschieden naar den toestand op den
eersten dag van de maand, waarover de uitkeering telkens
plaats heeft. Verder spreekt het vanzelf, dat de regeling in
den vervolge niet van toepassing behoort te zijn op de onder
wijzers bij het Openbaar Lager Onderwijs, indien aan hen
van Rijkswege een duurtetoeslag wordt uitgekeerd, zooals in
de bedoeling der Regeering ligt.
Overigens behoeft de voorgestelde regeling geen nadere
toelichting. Hare kosten zullen bij uitkeering van den toeslag
vanaf Juni 1916 tot het einde van het jaar volgens de indertijd
opgegeven raming ƒ13.200.— bedragen. Over de maanden
December '1915 en Januari, Februari en Maart 1916 heeft de
toeslag een uitgave gevorderd van 13.500, terwijl de
raming over de maanden April en Mei 1916 6000.
bedroeg. De uitkeering over December 1915 op f 3600.
stellende, zal dus bij handhaving van den toeslag tot het
einde van het jaar. een bedrag van ƒ30.000.aan toeslag
over 1916 worden uitgekeerd.
Op grond van een en ander geven wij U mitsdien in over
weging
A. niet aan te nemen de motie van den heer van Tol;
B. te besluiten
1°. dat aan allen, die in vasten gemeentedienst zijn, of
daarmede naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders
gelijk te stellen zijn en die een salaris genieten beneden ƒ1200.
in de maanden Juni 1916 en volgende, tot wederopzeggens
toe, doch uiterlijk tot 1 Januari 1917, boven hun salaris,
uiterlijk op den lOen van elk. der maanden, waarover de
uitkeering plaats heeft, een toeslag zal worden uitgekeerd
en wel:
o. aan hen, die een salaris genieten beneden 825.—, een
toeslag van:
ƒ0.80 over elk der maanden Juni, Juli, Augustus en Sep
tember 1916;
ƒ1.60 over elk der maanden October en November 1916;
ƒ2.40 over de maand December 1916;
b. aan hen, wier salaris ƒ825.of meer, doch minder dan
1200.bedraagt, een toeslag van
ƒ0.60 over elk der maanden Juni, Juli, Augustus en .Sep
tember 1916;
ƒ1.20 over elk der maanden October en November 1916;
ƒ1.60 over de maand December 1916;
een en ander voor elk kind beneden den leeftijd van
vijftien jaar, dat zij ten hunnen laste hebben;
2°. dat onder salaris zal worden verstaan de pensioens
grondslag, behalve ten opzichte van de beambten van politie,
de havenrechercheurs en de brugwachters, voor wie onder
salaris wordt verstaan de pensioensgrondslag, verminderd met
ƒ50.ten aanzien van hen, voor wie het genot van vrije
uriiformkleeding is geschat op een bedrag van 85.ofhooger
en met ƒ40.— ten aanzien van hen, voor wie het genot van
vrije uniformkleeding is geschat op een bedrag beneden 85.—
3°. dat het salaris en de sub 1° genoemde toeslag, te zamen,
over een kalenderjaar de som van ƒ1200.niet mag over
schrijden en dat ten opzichte van hen, die een salaris genieten
beneden ƒ825.het salaris en de toeslag, te zamen, over
een kalenderjaar nimmer meer mag bedragen, dan zij, die een
salaris van 825.of meer genieten, aan salaris en toeslag
te zamen in gelijke omstandigheden zouden ontvangen;
4°. dat aan hen, die volgens hun aanslag in de plaatselijke
directe belasting over het jaar 1916 een inkomen hebben van
ƒ1200.en hooger bij de beambten van politie en haven-
rechercheurs 1250.en bij de brugwachters 1240.—
of die in dienst der gemeente slechts eenige bijbetrekking
bekleeden, geen toeslag zal worden uitgekeerd;
5°. dat zij, die een salaris genieten beneden 825.doch
wier aanslag in de plaatselijke directe belasting over het jaar
1916 ƒ825.tot beneden ƒ1200.bedraagt (bij de beambten
vari politie en havenrechercheurs 875.tot beneden 1250.
en bij de brugwachters ƒ865.tot beneden 1240.worden
gerangschikt onder de rubriek van hen, die een salaris van
ƒ825.— tot beneden ƒ1200.— hebben;
6°. dat het aantal en de leeftijd der kinderen benevens de
grootte van het salaris zal worden beoordeeld naar den toe
stand op den eersten dag van de maand, waarover de uitkee
ring telkens plaats heeft
7°. dat het sub 1°. tot en met 6°. bepaalde niet van toepas
sing zal zijn op de onderwijzers bij het Openbaar Lager
Onderwijs, indien aan hen van Rijkswege een z. g. duurte
toeslag wordt uitgekeerd.
Eventueele moeilijkheden, waartoe het sub 1°. tot en met
7°. bepaalde aanleiding mocht geven, kunnen weder gevoe
gelijk aan de beslissing van ons College worden overgelaten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 111. Leiden, 10 Mei 1916.
In verband met het op 4 dezer door Uw medelid, den heer
Sijtsma, ingediende en hierachter afgedrukte voorstel inzake
het in de afdeelingen onderzoeken van de concept-verordening
regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente
Leiden, welk voorstel in Uwe eerstvolgende vergadering aan
de orde zal worden gesteld, deden wij de toezegging U dan
tevens in kennis te zullen stellen met onze meening over
deze aangelegenheid.
Zooals U bekend is, werd in Uwe Vergadering van 9 Juli
1914 overeenkomstig een voorstel van ons College besloten,
de zooeven genoemde, op 23 Mei t.v. ingediende, concept
verordening (Ingek. Stukken No. 123 van 1914) in de afdeelingen
te onderzoeken. Dientengevolge stelden wij U in Uwe Ver
gadering van 1 September 1914 voor het afdeelingsonderzoek
te doen plaats hebben op 30 September en 1 en 2 October
d. a. v. Op aandrang van den heer Fokker, om de zaak met
het oog op de tijdsomstandigheden nog wat aan te houden,
namen wij dit voorstel echter, nadat ons gebleken was, dat
Uwe Vergadering met het gevoelen van den heer Fokker
instemde, terug.
Op 25 Februari 1915 bracht de heer van der Pot de zaak
weder ter sprake en drong hij er op aan binnen niet te
lang tijdsverloop tot het in behandeling nemen van het onder
werp over te gaan. Ofschoon ons College bij monde van Uwen
Voorzitter verklaarde bereid te zijn zijne medewerking te ver-
leenen tot het weder ter hand nemen der zaak, werd, nadat
de heer van der Pot met het oog op de geringe instemming
bij den Raad van eene desbetreffende motie had afgezien, een
door den heer van der Eist ingediend voorstel, om de concept
verordening in de eerste helft van de maand April 1915 in
de afdeelingen te onderzoeken, met zeer groote meerderheid
(24 tegen 6 stemmen) verworpen.
Thans, nu de heer Sijtsma een voorstel heeft ingediend, om
de concept-verordening zoo spoedig mogelijk in de afdeelingen
te onderzoeken, verklaren wij ons andermaal bereid gaarne
onze medewerking te verleenen, indien Uwe Vergadering althans
met het oog op de buitengewone tijdsomstandigheden en de
daaruit voortvloeiende drukke werkzaamheden voor vele leden
van den Raad geen bezwaar mocht hebben de zaak ter hand
te nemen en mitsdien mocht besluiten met het eerste gedeelte
van het voorstel van den heer Sijtsma mede te gaan. Indien
echter een dergelijk besluit door U mocht worden genomen,
zouden wij U in overweging willen geven »zoo spoedig moge
lijk" in dien zin op te vatten, dat het afdeelingsonderzoek op
nader te bepalen dagen in de maand September a.s. plaats heeft.
De leden van Uwe Vergadering toch zullen wel eenigen
tijd behoeven, om de concept-verordening en wat daarmede
verband houdt, weder in studie te nemen, terwijl ook ons
College vermoedelijk nog eenige wijzigingen, die sedert de
indiening wenschelijk of noodig gebleken zijnvóór het afdee
lingsonderzoek in de concept-verordening zal dienen aan te
brengen.
Ten slotte zij het ons vergund nog eene opmerking te
maken over het tweede gedeelte van het voorstel. De heer
Sijtsma stelt daarin voor den Voorzitter in overweging te geven
de verdeeling van den Raad in secties voor dit doel (het in
de afdeelingen onderzoeken der concept-verordening) terstond
te doen plaats hebben.
De bedoeling van dit voorstel is ons niet recht duidelijk.
Ingevolge art. 58 van het Reglement van Orde voor Uwe
vergaderingen wordt de Raad in de eerste vergadering der
maand September van elk jaar in drie afdeelingen verdeeld,
terwijl het volgende artikel bepaalt, dat in de afdeelingen,