64
DONDERDAG 6 APRIL 1916.
doel beoogt echter uitsluitend ten dienste en in het belang
van Katholieken. Er staat op het leerplan ook godsdienst
onderwijs en terecht mag men veronderstellen, dat daarmede
de Roomsch-Katholieke godsdienst wordt bedoeld. Wel wordt
er gezegd, dat meisjes van andere gezindten van dit onderwijs
kunnen worden vrijgelaten, zoodat het godsdienstonderwijs
facultatief is gesteld, maar mij dunkt, wanneer men afgaat op
de statuten van de afdeeling, dan blijkt daaruit toch wel
absoluut het Roomsche karakter van de inrichting. En al kunnen
meisjes van andere gezindten worden toegelaten, toch ben ik
ervan overtuigd, dat niemand daarvan gebruik zal maken.
De afdeeling Leiden van den Nederlandschen Protestantenbond
heeft ook een inrichting van dien aard, maar evenmin gaan
daarheen Roomsch-Katholieke kinderen. Men zal hiertegen
opmerken dat op de teekenschool van den Roomsch-Katho-
lieken Volksbond wel kinderen van andere gezindten komen.
Indertijd toen de subsidiequaestie daaromtrent in behandeling
kwam, heb ik mij daar ook tegen verklaard, omdat straks
misschien weder een andere vereeniging om subsidie zou
komen, wat ook werkelijk is gebeurd. De Protestantenbond
heeft toen ook subidie voor haar teekenschool aangevraagd en
ze ook bij de tweede aanvrage gekregen. Maar dat was toch
nog een ander geval. De Roomsch-Katholieke Volksbond stelt
zich ten doel om teekenonderwijs te geven en dat is toch iets
anders dan meisjes te beschermen en den godsdienstzin en
goede zeden te bevorderen.
Teekenonderwijs kan nog wel neutraal worden gegeven.
Burgemeester en Wethouders zeggen in hun praeadvies dat
in andere gemeenten voor dergelijke scholen ook subsidie wordt
gegeven. Dat bewijst nog niets. Wanneer hier geen gelegenheid
was voor dergelijk vakonderwijs, dan was er voor dit voorstel nog
iets te zeggen, maar de gemeente bezit een eigen inrichting.
Er is hier eene herhalingsschool, waar onderwijs wordt ge
geven in huishouden, koken en wasschen. Het leerplan van de
Zita-vereeniging wijkt hier maar zeer weinig van af. Die her
halingsschool wordt zeer goed bezocht; er zijn 106leerlingen.
Neemt dit aantal nog toe, dan kan de gemeente zorgdragen
voor de uitbreiding van de beschikbare localiteit. Men zou uit
het praeadvies haast kunnen opmaken, dat het Volkshuis
ook subsidie ontvangt, laat mij even zeggen dat dit niet het
geval is. Het krijgt alleen vergoeding voor de lokaliteit die
wordt afgestaan ten behoeve der gemeentelijke herhalings
school.
Uit het verslag van het vorig jaar van het Volkshuis blijkt,
dat ook daar cursussen worden gegeven in huishoudonderwijs
voor huismoeders en voor meisjes aanstaande huismoeders en
er wordt in medegedeeld, dat van die cursussen een druk
gebruik wordt gemaakt, dat er leerlingen zijn, die er haar
geheelen uitzet hebben gemaakt, Het is zelfs mogelijk, dat
men tegen afbetaling de stof voor zijn kleeding en uitzet er
kan krijgen. Er bestaat dus wel degelijk zulk onderwijs te
dezer stede, gelukkig zooals het hoort zonder steun der gemeente.
Wanneer wij nu subsidie gaan geven aan de Zita-vereeniging,
dan zal men straks genoodzaakt zijn deze subsidie te verleenen,
wanneer er door de afdeeling Leiden van den Nederlandschen
Protestantenbond en door het bestuur van het Leidsche Volks
huis om wordt gevraagd. En waar zullen wij er dan mede
al zijn? Ik kan dan ook niet mijn stem aan dit voorstel geven.
Ik ben het met den heer van der Eist eens, dat het toelaten
van kinderen van alle gezindten wel in theorie heel mooi is,
maar dat dit praktisch van geen beteekenis is.
Als een Christelijke vereeniging als Dorcas bijv. zulk eene
school oprichtte, zouden er ook geen Roomsche kinderen op
komen. Als ik meisjes had, die er voor in aanmerking kwamen,
zou ik ze ook niet naar de Zitaschool laten gaan. Roomschen
zullen hunne kinderen zeker ook niet naar eene Protestantsche
school zenden. De gemeente moet m. i. daar buiten blijven,
lk heb waardeering voor het werk der Zita-vereeniging, maar
zij moet die school in stand houden op haar eigen kosten.
Acht men ons herhalingsonderwijs niet voldoende, welnu laat
men er dan een paar vakken aan toevoegen. Dan zal men
met de Zita-school kunnen concurreeren en dan hebben wij
in ieder geval een neutrale inrichting, waar zonder gewetens
bezwaar ieder ouder zijn dochters kan laten gaan.
De heer Pera. M. d. V. Het komt mij voor, dat de heeren
van der Eist en Sijtsma het werk van de Zita-Vereeniging
zich verkeerd voorstellen, en geen rekening houden met den
.omvang van de werkzaamheden door deze vereeniging verricht.
Voorzoover mij bekend is, bemoeit de vereeniging zich in het alge
meen met de bescherming en vorming van jeugdige meisjes,
vooral van het eenvoudige volk. Men doet dit op het meest uitge
breide gebied. Dat heeft men ook reeds geruimen tijd gedaan op
het terrein van de vakschool hier bedoeld. Maar dan is toch
altijd die vakschool voor den werkmansstand een zaak op
zich zelf en vormt een afzonderlijke tak van werkzaamheid
dezer Vereeniging. Daarnaast heeft men de gelegenheid in het
bijzonder wat de godsdienstige vorming aangaat, maar die
heeft op het oogenblik niets uitstaande met de vakschool,
waarmede men hier heeft te doen, en waaraan Burgemeester
en Wethouders voorstellen subsidie te verleenen.
De heer Sijtsma. Dat godsdienstonderwijs is opgenomen in
het leerplan
De heer Pera. Wanneer ik mij vergis, zal dat door een van
de heeren wel aan het licht worden gebracht! Ik weet niet
beter dan dat de bedoeling is, dat de vakschool hier genoemd,
heeft te behartigen de gewone maatschappelijke aarigelegen-
hedeh, n.l. wat in het algemeen voor de maatschappelijke
vorming vereischt wordt. Zoo is er sprake van dienstmeisjes,
winkeljuffrouwen en de vorming van een geschikte huisvrouw.
Wanneer nu de vakschool zich daartoe beperkt en ik
meen dat dit hier het geval is dan bestaat er geen
enkele reden om een verzoek om subsidie at te wijzen, maar
integendeel juist alle reden bijstand te verleenen. Komen wij
op het gebied van steun aan vakscholen, uitgaande van ver-
eenigingen, zooals die in de geheele Provincie Zuid-Holland
gesubsidieerd worden en ik mag wel met eenige vrijheid
hieromtrent spreken, omdat ik jarenlang zitting heb in eene
Commissie \an Statenleden voor deze aangelegenheid dan
valt te constateeren, dat op verschillende plaatsen corporaties
bestaan, die er gelijksoortige vakscholen op nahouden, en dat de
Provincie aan die verschillende scholen op de zelfde plaatsen
steun verleent in samenwerking met de gemeenten en het
Rijk. In het algemeen wordt door de Gemeenten steun ver
leend wanneer door het Rijk en door de Provincie, in zekere
verhouding, subsidie wordt gegeven. Is het nu uitgemaakt,
dat de zaak zoo is als de heeren van der Eist en Sijtsma
haar voorstellen, dan moet ik zeggen dat er wordt afgeweken
van den algemeenen regel, die steeds gesteld wordt, en men
kan dan wel zeggen, dat noch het Rijk, noch de Provincie
zullen kunnen treden in een subsidieverlening. Maar ik her
haal: mijn indruk is geweest, dat. deze Vakschool staat buiten
de godsdienstige opleiding, zoodat er in dit geval m. i. alle
reden bestaat om het voorgestelde doel te helpen bevorderen.
De heer Sijtsma merkt wel op, dat er reeds gelijksoortige
vakscholen bestaan in Leiden en hij noemt den toestand van
die scholen bloeiend, maar wat is in het algemeen op het
gebied van vakscholen het geval? Om goede resultaten van
het onderwijs te krijgen, moeten de klassen niet te groot zijn.
Wanneer zij een zekeren omvang hebben gekregen, is het
voor de goede behartiging van het onderwijs, en om ieder
persoon tot zijn recht te doen komen,, wenschelijk, dat er
nieuwe leerkrachten worden aangesteld om voor het noodige
onderwijs te kunnen zorgen. Maar dan kan ook evengoed een
nieuwe gelegenheid voor het ontvangen van dit onderwijs
worden geopend, en in veel gevallen is dit, ter bereiking van
het doel, beter te achten. De omstandigheden, waarin de hier
bestaande gelegenheden op dit gebied van onderwijs verkeeren,
maken het naar mijn oordeel wenschelijker, een nieuwe school
te steunen, d£n dat de leerlingen op de bestaande scholen
worden aangewezen.
Verder heeft de heer Sijtsma gewaarschuwd in verband
met te wachten meerdere aanvragen. In dit opzicht dient
opgemerkt, dat ieder geval op zich zelf moet worden beoor
deeld. Een vorming en opleiding op het hier besproken gebied
is zeer gewenscht. Kan een vereeniging aantoonen door haar
omstandigheden, dat zij voor 't doel hulp waardig is, dan is
er geen reden, die niet te verleenen. Blijkt daarentegen, dat
men te doen heeft met een soort particuliere liefhebberij,
zoodat de zaak geen reden van bestaan geacht kan worden
te hebben, dan zal geen enkel openbaar bestuur er aan denken
om subsidie te gaan geven Ik ben van meening, dat, gezien
wat wij op het gebied van dit vakonderwijs in Leiden bezitten,
en wat deze vereeniging zich ten doel stelt, en wat zij reeds
gepresteerd heeft, dat er alle reden voor bestaat, om mede
te gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer van Tol. M. d. V. Eenige jaren geleden is er, toen
door den Roomsch-Katholieken Volksbond eene subsidie werd
aangevraagd, op dezelfde wijze gesproken. Ik wil de heeren
op eene vergissing opmerkzaam maken. In de statuten staat,
dat de leden dezer vereeniging Roomsch moeten zijn, maar
de vakschool is geheel apait en voor iedereen toegankelijk.
Dit is ook zoo met de teekenschool van den Volksbond. Er
bestaan hier meer vakscholen, bijv. Mathesis, maar deze zijn
alle scholen, die in eene bepaalde behoefte voorzien. Deze
school zal toegankelijk zijn voor iedereen. Men moet niet
zeggen, dat dit eene godsdienstige instelling is, want de school
is eene geheel aparte instelling.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben dit
voorstel gedaan, omdat zij het verzoek billijk vinden. Ik ben
het met den heer van der Eist eens, waar hij zegtde
statuten en het leerplan kloppen niet geheel met elkaar, maar
men moet niet vergeten, dat de statuten slechts gelden voor
de vereeniging als zoodanig. De vereeniging stelt zich ten