DONDERDAG 6 APRIL 1916. 63 een volgenden keer met het denkbeeld van den heer van der Pot rekening zal houden. In dit verband zou ik nog willen opmerken, dat waar men tegenwoordig de fabrieken commer cieel beheert, men dit nog zoo ver mogelijk moet doortrekken. Ik wijs in dit verband o.a. op de pensioenen aan de gasfabriek, die op rekening van de gemeente komen maar feitelijk door de gasfabriek moesten worden betaald. Ik zou dus aan de Commissarissen van de gasfabriek in overweging geven om ook omtrent andere zaken, die in verband staan met het be drijf, nog eens de quaestie onder de oogen te willen zien, of het bedrijf niet nog meer commercieel kan worden ingericht dan tot nog toe het geval is. Daardoor krijgt men, wat ont vangsten en uitgaven betreft, een zuiver beeld van het beheer' van de instelling. Want gaat men zoo door, dan zou men groote winsten kunnen boeken, die feitelijk niet zijn ge maakt. Ik meen dat dit van veel gewicht is, want op de cijfers, die gepubliceerd worden, worden heele betoogen en berekeningen gebouwd, zoo zelfs, dat een journalist uit onze omgeving durfde te schrijven, dat wanneer er een eventueele verhooging van den gasprijs zou worden voorgesteld, hij twijfelde aan den rechtvaardigheidszin van de gemeenteraads leden, indien zij met Burgemeester en Wethouders in deze zouden medegaan. Ik acht het daarom van veel gewicht, dat het bedrijf werkelijk geheel commercieel wordt ingericht en ik heb deze gelegenheid dan ook te baat genomen om dit in het midden te brengen. De Voorzitter. In den aanvang van Uw betoog bleef U bij het onderwerp, maar gaandeweg zijt U daarvan afgeweken; ik heb U echter niet direct in de rede willen vallen, hoewel ik meende, dat U het laatste gedeelte beter bij de rondvraag hadt kunnen behandelen. Om echter geen verkeerd denkbeeld van de zaak te laten bestaan, zou ik U toch met eerrige woorden willen antwoorden. De gasfabriek is een bedrijf, dat gaande weg geheel commercieel wordt ingericht. De belastingen worden dan ook niet meer zooals vroeger door de gemeente betaaldde grondbelasting o. a. werd vroeger door de gemeente betaald, maar voortaan door de fabriek. Wat betreft de pensioenen. Deze bedragen ongeveer een som van f 10.000.die de gasfabriek dus feitelijk aan winst minder maakt. Dat is een uitgave, die ieder jaar terugkomt. Wij hebben er over nagedacht, hoe deze zaak te veranderen, maar wij hebben er geen kans toe gezien. Dit alleen is besloten, dat de premies voor alle nieuwe ambtenaren, d. w. z. zij, die na het in werking treden der pensioenwetten voor de gemeente ambtenaren zijn aangesteld, voortaan door de gasfabriek zullen worden gestort. Maar om nu al wat tot heden door de gemeente aan pensioenstorting is betaald, te verhalen op de gasfabriek, zou zulk een werk geven, dat dit eenvoudig de moeite niet loont. Na verloop van tijd, als het heele corps vernieuwd is, komt door deze regeling de zaak volkomen in orde. Zoo is het ook gegaan met het Slachthuis, met Endegeest en andere inrichtingen. üp hetgeen verder door U is opgemerkt, zal ik niet ingaan, omdat dit niet raakt het onderwerp, dat thans aan de orde is. De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkom stig het praeadvies besloten. XVII. Voorstel: a. tot aanvulling van het kapitaal der Stedelijke Gasfabriek en dat der Electriciteitsfabriek ten behoeve van de uit breiding der beschikbare kantoorlocaliteit in het admi nistratiegebouw; b. tot beschikbaarstelling van de daarvoor benoodigde gelden. (Zie Ing. St. No. 65). De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Pot. M. d. V. Ook over deze aangelegen heid een enkele opmerking. De kwestie is wel eene eenigszins andere, maar mijn op merking geldt toch hetzelfde beginsel, als waarover ik zoo straks gesproken heb. Ik zou U willen vragen of het volkomen gemotiveerd is, dat de helft van de beschikbaar te stellen gelden ten laste komt van de gasfabriek en de andere helft ten laste van de electriciteitsfabriek. Ik vraag dit, omdat het praeadvies op mij den indruk heeft gemaakt, dat deze ver houding niet juist is. Daar wordt gesproken van de groote uitbreiding van het bedrijf der gasfabriek, en vooral van dat der electriciteitsfabriek. Ik heb hieruit begrepen, dat er dus meer nieuwe lokalen noodig zijn voor de electriciteitsfabriek dan voor de gasfabriek en dit doet mij vragen: Is het dan wel juist de kosten te halveeren? De Voorzitter. Vroeger was het gebouw voor verreweg het grootste gedeelte in gebruik bij de ambtenaren van de gasfabriek. De verhouding was toen 2/s tegenover 73. Nu de electriciteitsfabriek zich zoozeer heeft uitgebreid, heeft zij wel meer nieuwe lokalen noodig dan de gasfabriek. Als de uit breiding zoo doorgaat, wordt de verhouding nog 1/a tegenover 2/3. Daarom hebben wij gemeend, dat het het billijkst zou zijn de kosten voor beide fabrieken gelijk te stellen. Gij hebt ook wel gelezen, dat het oude administratiegebouw moet worden afgebroken om ruimte te maken voor de uitbreidingen van het bedrijf der gasfabriek. Alles bij elkaar genomen hebben wij gemeend, dat dit de billijkste verhouding was. Het is niet precies uit te maken, of de verhouding is 10,000 tegen 9000. Zoo precies behoeft het ook niet berekend te worden. Tegen eene verhouding van 2/3 voor de electriciteitsfabriek en 73 voor de gasfabriek zou ik ook geen bezwaar hebben gehad, wanneer er ook niet ambtenaren van de gasfabriek in het oude administratiegebouw werkzaam waren geweest. De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten. XV1I1. Verzoek van de Zita-Vereeniging, afd. Leiden van de R. Kath. Internationale Vereeniging tot Bescherming van Meisjes, om toekenning van eene jaarlijksch subsidie, ten be hoeve van hare vakschool voor meisjes uit den werkmansstand. (Zie Ing. St. No. 73.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Elst. M. d. V. Ik zou gaarne omtrent dit voorstel een enkele opmerking maken. Artikel 4 van het Huishoudelijk Reglement luidt: »Het onderwijs is toegankelijk voor alle meisjes van 12 of 13 jaar, die kunnen rekenen, lezen of schrijven enz." Nu lees ik echter in de statuten van de afdeeling Leiden van de vereeniging, in art. 2: »De ver eeniging stelt zich ten doel Roomsch-Katholieke meisjes te beschermen en den godsdienstzin, ontwikkeling en goede zeden te bevorderen". Ik geloof dus, dat die twee artikelen volkomen met elkaar in strijd zijn; het heeft den schijn, alsof artikel 4 van het huishoudelijk reglement aan de zaak een neutraal tintje wil geven, terwijl men ook het in de toelichting bij de vakken van onderwijs genoemde godsdienstonderwijs niet moet vergeten, want dat kan m. i. toch maar alleen betrekking hebben op den Roomsch-Katholieken godsdienst. Nu zou ik daarbij willen voegen, dat een huishoudelijk reglement heel gemakkelijk kan worden gewijzigd, wat niet zoozeer het geval is met de statuten. Het komt mij daarom voor, dat wanneer men besluit om dit voorstel aan te riemen, men dan ook als eisch moet stellen, dat de statuten van de afdeeling Leiden van die vereeniging worden herzien en men er een bepaling zal moeten invoegen, waarbij men uitspreekt, dat kinderen van alle gezindten worden toegelaten, zooals Burgemeester en Wethouders in het praeadvies te kennen geven. Men heeft ook andere plaatsen er bij gehaald, o. a. Middelburg en Win schoten, waar ook huishoud- en vakscholen voor meisjes, verbonden aan de Ambachtsschool, zijn. Daaruit heeft men geput het argument, dat deze afdeeling, indien zij kinderen van alle gezindten toelaat tot de huishoudschool, subsidie van het Rijk zal hebben. Maar dit zijn openbare, geheel neutrale instellingen. Ik zou echter wenschen, dat Burgemeester en Wethouders het bestuur van de afdeeling er op wezen dat zij de subsidie wel willen geven, wanneer de statuten zullen worden gewijzigd, zoodanig dat zij in overeenstemming zijn met de voorwaarde, die Burgemeester en Wethouders op het oogenblik hebben gesteld, nl., dat kinderen van alle gezindten die school zullen kunnen-bezoeken. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil voor niemand onderdoen in waardeering van het doel van de Zita-Vereeniging en ik wil ook niets afdingen op haar onderwijs ik weet trouwens niet hoe het onderwijs daar gegeven wordt en welk onderwijs maar ik geloof met den heer van der Eist, dat het niet op den weg van de gemeente ligt subsidie te geven aan die ver eeniging. Die vereeniging heeft absoluut een sektarische strek king. In dit verband wijs ik ook op de statuten, waarvan artikel twee zegt, dat de vereeniging zich ten doel stelt Roomsch-Katholieke meisjes te beschermen en den gods dienstzin en goede zeden bij haar te bevorderen. Wanneer die vereeniging een godsdienstzin bevordert, dan kan dat natuur lijk niet anders zijn dan de Roomsch-Katholieke godsdienst. Dat is nu wel een goed ding voor Roomsch-Katholieke meisjes, maar ik ben er van overtuigd dat ouders en verzorgers van Protestantsche kinderen daarop niet gesteld zijn. Verder staat er in de statuten dat alleen Katholieke vrouwen er lid van kunnen worden, niet uit eigen vrije keuze nog wel, maar daartoe aangezocht door het bestuur en met toestemming van den geestelijken adviseur, die weder wordt aangewezen dooi den Bisschop van Haarlem. Het bestuur wordt weder uit die leden aangewezen Men heeft derhalve hier te doen met een zuiver Roomsch-Katholieke vereeniging, die een uitnemend

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 7