02
DONDERDAG 0 APRIL 1910.
leend aan de Gasfabriek, een gedeelte zal worden be
schouwd te zijn gegeven ten behoeve van de Electriciteits-
fabriek.
(Zie Ing. St. No. 72.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik kan mij met het voor
stel van Burgemeester en Wethouders niet vereenigen op
grond van het feit, dat bij de verrekening tusschen de gas-
en de electriciteitsfabriek de boekwaarde van de verschillende
grondstukken als grondslag is aangenomen, terwijl m. i. de
reëele waarde daarvan als basis had moeten worden genomen.
Stel bijv. dat ik voor mijn bedrijf een huis of een stuk grond
heb gekocht en ik heb de waarde daarvan gaandeweg uit
de winst van mijn bedrijf afgeschreven, zoodat het op mijn
balans voorkomt voor nihil of voor een guldennu komt er
iemand bij mij, die dat perceel wil koopen, dan zal ik toch
niet zeggendat kunt gij wel van mij cadeau krijgen, want het
staat toch bij mij op de balans voor nihil. Neen, dan zal bij
de onderhandeling de reëele waarde van het perceel de basis
zijn. Nu heeft men hier een gelijk geval. Wij hebben hier
twee afzonderlijke van elkaar onafhankelijke bedrijven, en
wanneer dus op deze wijze van het eene bedrijf op het aqdere
grondstukken overgaan, dan moet het eene bedrijf de reëele
waarde van die grondstukken aan het andere bedrijf ver
goeden eh dat gebeurt volgens het voorstel niet.
Ik heb in het staatje dat in de Leeskamer lag, gelezen,
dat wij o. a. te doen hebben met een vijftal perceelen met
een aankoopswaarde van 30.000.die volkomen zijn
afgeschreven uit de opbrengst van het gasbedrijf, en die worden
nu feitelijk aan het electrisch bedrijf cadeau gegeven. Door
de andere perceelen, waarvan nog slechts een gedeelte is
afgeschreven en die voor de balanswaarde worden overge
dragen, wordt nu de totale som die door het electriciteits-
bedrijf aan het gasbedrijf wordt vergoed, 32.000.maar
ik meen, dat wanneer men had gedaan wat men moest doen,
n. 1. de reëele waarde tot basis nemen, er dan ongetwijfeld
een veel grooter bedrag dan 32.000.zou moeten worden
overgebracht van het eene bedrijf op het andere. Er zijn op
sommige perceelen huisjes geweest, die gaandeweg zijn af
gebroken hoor ik, maar de grond, waarop deze gestaan hebben,
heeft toch ongetwijfeld nu een grootere waarde dan die
f 32.000Op dien grond, mijnheer de Voorzitter, dat men
dus als basis heeft genomen de boekwaarde en niet de reëele
waarde van perceelen, en zoodoende komt tot een voor het
gasbedrijf te ongunstige berekening, kan ik mij niet vereenigen
met dit voorstel.
De Voorzitter. Het spijt mij, dat de heer van der Pot mij
niet van te vorën heeft gewaarschuwd, dat hij dit punt in het
debat zou brengen, omdat het iets van technischen aard is,
waarop ik mij beter bij mijn antwoord had kunnen prepareeren,
want het is moeielijk te verlangen van een Voorzitter, dat hij
steeds op de hoogte zal zijn van alle details der verschillende
zaken. Ik meen echter wel het volgende te kunnen antwoorden.
De heer van der Pöt heeft volkomen gelijk, wanneer hij betoogt,
dat indien men een zaak aan een ander overdoet, men de
reëele waarde daarvan in rekening moet brengen en niet de
boekwaarde. Men moet echter ten opzichte van deze zaak
een ander gezichtspunt innemen. De quaestie is namelijk,
dat men hier niet het eene bedrijf drukt ten nadeele van het
andere. Stel eens en nu neem ik eens het ergste geval
dat de waarde van al die stukken grond was afgeschreven,
dan zou op het oogenblik op de gasfabriek geen cent rente
en aflossing drukken; (dat heeft men indertijd te veel laten
drukken, maar nu drukt dat niet meer). Wanneer nu die
perceelen ik neem nu maar eens een fictief getal voor
bijv. f 30.000.werden overgedragen aan de electriciteits
fabriek, dan zou men dit vreemde geval krijgen, dat de
gasfabriek in eens een groot voordeel zou krijgen, maar de
uitkomsten van het bedrijf zouden dan niet zuiver meer zijn.
Het was echter wel iets anders, wanneer men de zaak over
deed aan een particulier bedrijf; dan heeft de heer van der
Pot gelijk. Maar dit zijn twee bedrijven van de gemeente.
Indien de zienswijze van den heer van der Pot was gevolgd,
zou men niet hebben bereikt, wat men door de boekhouding
van deze bedrijven te scheiden juist beoogt, namelijk het ver
krijgen van een juist overzicht over den gang der bedrijven.
Wanneer de grond heelemaal was afgeschreven en afgelost
aan de gemeente, zoodat dus niets meer te betalen was, dan
drukt ook niets meer op de gasfabriek en had men den grond
dus ook voor niets kunnen overdoen aan het electriciteits-
bedrijf. De berekening zou dus toch zuiver blijven, omdat
men anders zou hebben gehad een verzwaring van het eene
bedrijf ten voordeele van het andere.
Maar ik vind het feit, dat hier niet voor de reëeie maar
naar de boekwaarde is gerekend van te minder belang, omdat
deze terreinen door de electriciteitsfabriek overgenomen van
de gasfabriek nog niet te goedkoop zijn gekocht. Die terreinen
zijn indertijd uit de hand gebroken en tegen fantasieprijzen
gekocht. Wanneer gij nu alles te zamen rekent, dan is
32000.waarlijk niet een te lage prijs, die voor het over-
genomene wordt betaald. Waar men vroeger de noodzakelijk
heid van het uit elkander houden van deze twee bedrijven
niet heeft ingezien, daar kan het wel niet anders of men
moet zijn toevlucht nemen tot taxatie van de over te nemen
terreinen. Wij waren van meening, dat de getaxeerde prijs
niet zoo heel veel verschilde van de werkelijke waarde van
de terreinen; het kan een paar duizend gulden schelen, maar
dat maakt weinig uit. Ik heb dan ook tegen deze regeling
geen bezwaar gehad, omdat deze manier van overname mij
zeer billijk voorkwam. Ik geloof niet, dat het noodig is om
groote berekeningen te gaan maken of het een of ander
terrein niet een paar gulden meer of minder waarde bezit.
Het is slechts te doen om beide bedrij ven te splitsen. Ik
verzoek dan ook daartegen geen oppositie te willen maken.
Dit is niet in het belang van de zaak. De berekening is
m. i. zoo zuiver mogelijk. Het eene terrein ontvangt men
voor niets, voor het andere betaalt men de dubbele waarde.
Het complex Langegracht en West Volmolensteeg moet,
waar er slechts weinig van is afgelost, tegen de volle waarde
32.359 worden overgenomen. Dit complex is zeker de helft
van dit bedrag niet waard. Maar alles te zamen kan men
niet zeggen, dat deze overname onbillijk is.
De heer van der Pot. M. d. V. Door hetgeen U het laatst
hebt gezegd, kan ik gevoegelijk van verdere oppositie tegen
het voorstel afzien. Als inderdaad, zooals door U is medege
deeld, de reëele waarde en de boekwaarde ongeveer aan
elkander gelijk zijn, dan blijft het verschil nog wel een
kwestie van theoretischer], doch niet meer van praktischen
aard. Hoewel ik van meening blijf, dat men niet naar de
boek- maar naar de reëele waarde had moeten zien, zou dit
dan niettemin op hetzelfde zijn neergekomen. Hetgeen U
echter het eerst aanvoerde over de niet te motiveeren winst,
die de gasfabriek zou maken, wanneer naar de reëele waarde
de overdracht werd bepaald, dat scheen mij allerminst over
tuigend. Ik zie niet in, dat het onjuist is, wanneer bij over
dracht tusschen twee commerciëel beheerde, geheel van elkan
der afgescheiden bedrijven, het eene bedrijf een zoet winstje
maakt door een pand, dat reeds is afgelost, voor de reëele
waarde over te doen aan het andere bedrijf. Daar is even
weinig tegen als tegen het behalen van zulk een winstje bij
overdracht aan een particulier, in welk geval natuurlijk alleen
van de reëele waarde als maatstaf sprake kan zijn. Intus-
schen, wanneer in dit geval de reëele waarde met de boek
waarde overeenkomt, dan blijft het praktisch hetzelfde. Ik
wil er dan ook genoegen mede nemen, maar het komt mij
voor, dat het beter zal wezen bij eene volgende gelegenheid
rekening te houden met de reëele waarde van de over te
dragen panden en dat wel juist op grond van het principe
der commerciëele boekhouding.
De Voorzitter. Theoretisch hebt U volkomen gelijk, maar
in dit geval gaat uwe redeneering niet op. Bij de gasfabriek
ligt veel grond, die de electriciteitsfabriek gebruiken kan.
Omdat die grond nu toevallig bij het andere bedrijf kan
worden overgeschreven, krijgt die grond waarde. Dat is geen
zoet winstje, waaruit wij zouden mogen coneludeeren den
bloei van de gasfabriek.
Stel eens dat men heeft een lot in de Staatsloterij. Nu heeft
men natuurlijk, wanneer daarop het groote lot valt, dat jaar
oen goede winst en dien krijgen de aandeelhouders of ande
ren. Wanneer men in aanmerking neemt, hoe het met die
bedrijven is gesteld, dan zou men die aangelegenheid wel
eenigszins met dit voorbeeld kunnen vergelijken.
De heer van der Pot. Dat is heel iets anders, want de
grond, die wordt overgebracht, is indertijd voor rekening van
de gasfabriek gekocht en de rente en aflossing van de koop
som zijn uit de winsten van de gasfabriek betaald. Die ver
gelijking met een lot uit de loterij gaat in het geheel niet op.
De Voorzitter. Het gaat niet over de vorige jaren, over
het verleden, maar over de toekomst. Men zou een winst
boeken, die feitelijk met het bedrijf niets te maken heeft. De
door U gemaakte opmerking zal ik echter ter harte nemen
en die bij een volgende gelegenheid nader overwegen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik heb met belangstelling
het betoog van den heer van der Pot aangehoord en ik sta
daarin aan zijn kant. Ik voor mij heb de meening, dat de
Directie van de Gasfabriek met dien overgang zich niet heeft
afgevraagd, wat het commercieel bedrijf als zoodanig vereischt,
want het was beter geweest, wanneer men de reëele waarde
had genomen. Ik wil echter aan deze zaak nog enkele woorden
vastknoopen, omdat de Voorzitter heeft gezegd, dat hij bij