DONDERDAG 6 APRIL 1916. 67 De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil even uitdrukkelijk zeggen, dat ik niet beweerd heb hetgeen de heer Pera heelt gezegd, dat er n.l. aan de Roomsch-Katholieke inrichting van teeken- onderwijs geen protestantsche leerlingen waren. Ik heb juist gezegd, dat dit een van de redenen was, waarom wij die subsidie wel aan haar wenschten te geven, omdat men toen reeds aantoonde, dat er een 25 Roomsch-Katholieke jongens die school bezochten en een 15 Protestantsche. Nu is ongeveer dit getal gelijk. Wat aangaat de opmerking van den heer Briët, ook nog een enkel woord. Toen ik het Leidsche Volkshuis noemde, waar ook huishoudcursussen worden gegeven, interrum peerde de heer Briët»ja, daar staat wel op, dat het neutraal is, maar het is het niet". Maar nu is hier een vereeniging, die ronduit zegt, dat zij is een Roomsch-Katholieke vereeni ging en opleidt tot godsdienstzin enz. En nu zegt mendat is niets, want de vakschool staat er heelemaal buiten. Dit is toch een wonderlijk meten met twee maten. Noemt iemand zich neutraal, dan is hij het niet; noemt men zich zoo niet, dan is men het juist wel. Wie begrijpt nu zulk een logica? De heer Pera. Ik wil alleen nog even wijzen-op de tweede voorwaarde van Burgemeester en Wethouders in hun voor stel en kan het hierbij laten. De heer van der Pot. M. d. V. Ik wil het debat over deze zaak niet rekken, maar ik wil toch een opmerking van den heer Briët niet onweersproken laten, nl. dat het Leidsche Volkshuis niet neutraal zou zijn. De heer Briët kan en moet weten, dat die bewering onjuist is. In het bestuur van dat Volkshuis hebben ten allen tijde personen van verschillende gezindten gezetende heer Pera, een van de leden van de partij, waartoe de heer Briët behoort, heeft o. a. indertijd in het bestuur zitting gehad. Bovendien hebben steeds personen van verschillende richting medegewerkt aan wat er in het Volkshuis gedaan wordt, ook tal van personen, die tot de rechterzijde behooren. Dit sluit van zelf uit., dat daar een be paalde richting wordt gepropageerd. Ik zeg dit daarom, omdat hier een misverstand wordt gewekt, dat men meer ontmoet, en dat ik niet gaarne, door het onwedersproken te laten, verder zou zien verbreid. De heer Briët. M. d. V. Ik wil slechts dit zeggen, dat het bij mij geen misverstand is, maar dat het mijn vaste over tuiging is, dat door het Volkshuis het modernisme wordt gepropageerd. De Voorzitter. Ook ik vind, dat men deze zaak vreeselijk heeft opgeblazen. Men zet eene vakschool op en men vraagt daarvoor subsidie van Rijk, Provincie en Gemeente. Wanneer wij nu weigeren, dan geeft ook Rijk en Provincie geen sub sidie. Het betreft hier een geval, dat telkens voorkomt. Ik begrijp niet, waarom nu al dat stof is opgejaagd. Terecht heeft de heer Briët gezegd, dat de statuten statuten zijn van de vereeniging en niet van de vakschool. De heer van der Eist zou wenschen, dat de statuten veranderd werden. M.i. is dit geheel onnoodig, omdat er door het Rijk en de Provincie controle zal worden uitgeoefend. De heer Sijtsma zegt, dat hij het beter weet dan de Rijks-adviseur; welnu dan heeft hij het maai' mede te deelen, wanneer men aan de gestelde voorwaarden niet voldoet, dan houdt de subsidie op. De heer Sijtsma heeft genoemd de vereeniging: De jonge Zaaier. Als die vereeniging voldoet aan de eischen door Rijk en Provincie gesteld, zullen wij ook subsidie geven. Ik zal de laatste zijn om te zeggen, dat De jonge Zaaier geen vakschool zou mogen hebben. Wanneer men in het Volkshuis een cursus inricht, die aan de eischen voldoet, dan zullen wij het Volkshuis ook subsidieeren. Achten Rijk en Provincie de school in orde, dan houden wij de oprichting van die school tegen door subsidie te weigeren. Toeri de kwestie van de Openbare Lees zaal aan de orde was, zijn er velen geweest, die, hoewel principieele tegenstanders, er voor hebben gestemd, omdat, waar Rijk en Provincie subsidie hadden toegezegd, zij de tot standkoming niet wilden verhinderen. Zeggen het Rijk en de Provincie: wij keuren het leerplan van de school niet goed, dan hebben ook wij geen subsidie te geven. De zaak is zoo eenvoudig, dat ik mij niet kan begrijpen, dat men daaraan zooveel tijd moest besteden. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming gebracht, wordt aangenomen met 23 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren: van Romburgh, Korff, Tepe, Hartevelt, Sasse, van der Eist, Zwiers, Bots, Fischer, van Hamel, Pera, van der Pot, J. P. Mulder, Huurman, van Gruting, Timp, Briët, Eabius, van der Lip, Heeres, A. Mulder, Vergouwen en van Tol. Tegen stemmen de heeren: Botermans, de Boer, Sijtsma en Fokker. XIX. Verzoek- van J. H. Sundermeyer en P. van Ulden, om wijziging van het uitbreidingsplan der gemeente. (Zie Ing. St. No. 70.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XX. Verzoek van J. W. van Wingen ter bekoming van schadeloosstelling wegens vernieling van zijn pand Flora laan No. 7. (Zie Ing. St. No. 60.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXL Motie van Mr. A. van der Eist inzake de slooping van den molen met woonhuis »de Stier". (Zie Ing. St. No. 71.) De motie luidt: »De Raad: Van meening zijnde, dat hij niet mag medewerken om de slooping van den molen met woonhuis »de Stier" te be vorderen, noodigt Burgemeester en Wethouders uit bij de voorbereiding hunner voorstellen tot het oprichten van een ontsmettingsoven met deze meening rekening te houden." De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Elst. M. d. V. Ik zou even willen op merken, dat in de agenda wat betreft dit punt een vergissing is gemaakt. Punt 21 bedoelt toch in behandeling te brengen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar niet mijn motie. Mijnheer de Voorzitter In den aanvang van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders begint men met mij een soort standje te maken, dat deze wijze van indienen van de motie een verkeerde wijze van handelen is, .omdat hierdoor de Raad aan banden zou worden gelegd ten aanzien van de verdere plannen van Burgemeester en Wethouders. Ik zou daartegen willen opmerken, dat ik juist de hande lingen van Burgemeester en Wethouders aan banden zou willen leggen, waar het betreft de slooping van den molen. In elk geval echter staat het nu vast, dat door het praeadvies is bekend gemaakt, wat Burgemeester en Wethouders willen doen. Het blijkt nu duidelijk, dat zij inderdaad rondloopen met het plan om op de plaats van dien molen een desinfectie-inrichting te bouwen en nu is juist de bedoeling van mijn motie geweest om te verhinderen dat Burgemeester en Wethouders op het laatste oogenblik met zware troeven komen en tenslotte een zekere pressie op den Raad zouden uitoefenen, om den molen op te offeren. Ik meen, dat Burgemeester en Wethouders vooraf moeten weten, wat de bedoeling van den Raad is, nl. of Burgemeester en Wethouders van meet af aan een auder terrein moeten zoeken, of dat zij den molen met instemming van den Raad kunnen sloopen. Dat moet de Raad nu maar uitmakenHet is een beginselquaestie, om een schilderachtig gedeelte van de gemeente te sparen en daarom zou ik willen voorstellen om het praeadvies van Burgemeester en Wethouders niet aan te nemen en de motie te behandelen in de volgende vergadering, wanneer nl. dit voorstel van Burgemeester en Wethouders is verworpen. Dit is het advies, dat ik aan den Raad zou willen geven. De Voorzitter. Wanneer het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt verworpen, is uwe motie aangenomen. De heer Fokker. Wanneer ik den heer van der Eist goed heb begrepen ik heb zijn betoog niet goed kunnen volgen dan is het zijne bedoeling den Raad in overweging te willen geven thans geene beslissing te nemen over het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, maar dit uit te stellen tot een volgende vergadering. Ik kan mij met dit voorstel ver eenigen. Burgemeester en Wethouders stellen voor nog geen beslissing te nemen betreffende het al of niet sloopen van deri molen, maar daarmede zijn wij er nog niet. Dan is niet uitgemaakt, hoe dc Raad oordeelt over de slooping van den molen in het algemeen. De motie van den heer van der Eist ik kan mij met de redactie er van niet geheel ver eenigen beoogt, dat de Raad zich er over zal uitspreken, dat men niet, nooit of te nimmer zal medewerken aan de slooping van den molen. Of deze molen te eeniger tijd eens zal worden gesloopt, daarover heeft de Raad weinig te zeggen Wanneer de eigenaar dit wenscht, doet hij het toch. Alleen zal de Raad er niet toe medewerken. Aan die motie kan ik mijn stem niet geven. Het zou toch kunnen, dat Burgemeester en Wethouders straks komen met een voorstel om den molen te sloopen, omdat men het terrein wil gebruiken voor de inrichting van een ontsmettingsoven, waardoor men met eene som van f 20.000.zou kunnen volstaan, terwijl er anders

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 11