46 N°. 86. Leiden, 18 April 1916. In verband met den aanleg van de nieuwe straten benoor den den Heerensingel en de bebouwing langs die straten verdient het aanbeveling, om tot verbetering en verbreeding van den weg, die de hoofdverbinding vormt tusschen den singel en het nieuwe stadskwartier, over te gaan. Deze weg, welke vroeger met den naam Heerenlaan" werd aangeduid, doch ingevolge raadsbesluit van 26 Augustus j.l. den naam »Julianastraat" verkreeg, is thans over een afstand van 50 M. slechts 4 M. breed. Aan de westzijde bevinden zich een 10-tal zeer verwaarloosde voortuintjes, terwijl verder in verband met het onregelmatig profiel der straat de ver harding, de bestrating en de afwatering veel te wenschen overlaten. Teneinde verbetering en verbreeding van den weg mogelijk te maken, zijn met de eigenaren van de tuintjes en van het als openbare straat in gebruik zijnde gedeelte van den weg onderhandelingen gevoerd over de overneming van hun eigendom. Allen hébben zich bereid verklaard hun eigendom aan de gemeente af te staande eigenaren van den als openbare straat in gebruik zijnden grond zonder betaling van koopsom, de eigenaren der tuintjes tegen betaling van f 50 per tuintje, d. i. 3,per M2, terwijl de eigenaar van de strook gronds, gelegen aan den hoek van den singel, ter grootte van 46 M2, een koopsom van f 150, d. i. f3,25 per M2, vraagt. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat op de verschillende aanbiedingen moet worden ingegaan. Na de overneming van den grond kan de straat dan zooveel mogelijk in orde worden gemaakt, waarmede een uitgave van f 400, welke uit den post «bestratingen" zal kunnen worden bestreden, gepaard zal gaan. Op grond van een en ander geven wij U mitsdien in over weging a. te besluiten tot den aankoop van de voortuintjes, behoo- rende bij de perceelen kad. bekend Sectie K. nis 218 t/m220 en van den grond, behoorende bij het perceel Sectie K no. 2798, op de situatie bruin gekleurd, voor een koopsom van f 150 voorzooveel betreft den grond, behoorende bij het perceel Sectie K no. 2798 en van f 50 voor elk der tuintjes; b. zonder betaling van koopsom in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen de strook gronds, kad. bekend als Sectie K no. 227, op de situatie licht bruin gekleurd en de in diezelfde kleur aangegeven gedeelten van de perceelen Sectie K nis 229 en 932 t/m 939; c. over te gaan tot vaststelling van bijgaanden suppletoiren begrootingsstaat, groot met inbegrip van de kosten van overdracht, f 772, Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 87. Leiden, 19 April 1916. Met het oog op eene eventueele uitbreiding van de vee markt werden in den loop van het jaar 1913 verschillende perceelen nabij die markt aangekocht. Thans is ook het perceel Lammermarkt no. 32 voor rede lijken prijs te koop. Wij stellen U derhalve voor: a. te besluiten tot den aankoop van het perceel Lammer markt 32, kad. bekend in Sectie B no. 363, voor de som van f 3200; b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot met inbegrip van de kosten van overdracht, f 3328,— Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 88. Leiden, 19 April 1916. Tegen de door het Bestuur der Stedelijke Werkinrichting ingediende suppletoire begrooting, dienst 1915, heeft onze Commissie geene bedenking. Zij stelt U derhalve voor die begrooting goed te keuren. De heer Reimeringer, lid van voormeld bestuur, heeft zich bij dit advies van medewerkiug onthouden. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 89. Leiden, 19 April 1916. Blijkens de ingediende suppletoire begrooting, dienst 1915, van de Stedelijke Werkinrichting, zullen de uitgaven van dat jaar de geraamde ontvangsten met f 1197.48 overschrijden. Bij goedkeuring van dien staat door Uwe Vergadering, zal het op de gemeentebegrooting voor 1915 uitgetrokken sub sidie aan de Werkinrichting dientengevolge met f 1197.48 moeten worden verhoogd. Eveneens zal het op de begrooting voor 1915 geraamde nadeelig saldo van de Bank van Leening met f 503.28 moeten worden verhoogd, in verband met de goedkeuring van de suppletoire begrooting dier instelling in Uwe Vergadering van 6 April jl. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten tot vast stelling van den hierbij overgelegden staat van af- en over schrijving dienst 1915, strekkende tot verhooging van volgn. 191 der gemeentebegrooting, «Subsidie aan Werkhuizen en dergelijke Armeninrichtingen" met f 1197.48 en van volgn. 144 „Uitgaven voor de Bank van Leening" met f 503.28, te zamen f 1700.76; dit bedrag kan worden gevonden door afschrijving van den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarop nog een bedrag van 21180.16 beschikbaar is. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 90. Leiden, 19 April 1916. Zooals U bekend is, werd de bediening der overhaal- schouw van het Galgewater voor den tijd van 5 jaar, aan vangende 1 October 1911 en eindigende ultimo September 1916, opgedragen aan L Vlasman alhier, tegen betaling van f 175,'sjaars, welke pachtsom bij Uw besluit van 22 Februari 1912 overeenkomstig ons advies wrerd teruggebracht tot f 75,'sjaars, in verband met het verminderde gebruik, dat van de overhaalschouw gemaakt werd ten gevolge van de in gebruikneming der nieuwe Blauwpoortsbrug. Bij request van 23 Maart '1915 (Ingek. stukken No. 84 van 1915) wendde de pachter zich tot Uwe Vergadering, met het verzoek, om het pachtcontract met ingang van 1 April 1915 te ontbinden of hem bij wijze van proef voor den tijd van een half jaar te ontheffen van het betalen der pachtpenningen. Op 20 Mei 1915 werd op dit verzoek afwijzend door U be schikt. Het pachtcontract bleef derhalve in stand, de pachter ging voort met het bedienen der overhaalschouw en zijn borg betaalde de pachtpenningen. Een paar weken geleden echter bleek de pachter de ge meente te hebben verlaten en de bediening der overhaal schouw te hebben gestaakt, weshalve wij een der borgen aanschreven de verplichtingen van den pachter na te komen en zorg te dragen, dat de geregelde bediening weder plaats had. Naar aanleiding van deze aanschrijving ontvingen wij nevens gaand adres van dien borg, inhoudende het verzoek om hem van die verplichting te ontheffen. Ofschoon wij in het algemeen van oordeel zijn, dat de ge meente op dergelijke verzoeken afwijzend behoort te beschikken, meenen wij, dat er i. c. wel termen aanwezig zijn, om den borg zooveel mogelijk ter wille te zijn. Na nauwgezette overweging toch zijn wij met de Commissie van Fabricage tot de overtuiging gekomen, dat het geen aanbeveling verdient na afloop van den tegenwoordigen pacht tijd op ultimo September a.s. de bediening van de overhaal schouw andermaal te verpachten of de pont van gemeentewege te exploiteeren. Het gebruik, dat van de pont wordt gemaakt, vermindert hoe langer hoe meer en het verkeer zal dan ook van het ophefïen van de pont weinig ongerief ondervinden. Onder deze omstandigheden behoeft o.i. met de opheffing niet te worden gewacht tot 1 October a.s., doch kan zonder bezwaar reeds thans daartoe worden besloten en aan de lijdensgeschiedenis b.v. met ingang van 15 Mei a.s. een einde gemaakt. De borg, die vanaf 1 Januari 1915 steeds trouw de pachtpenningen heeft betaald, wordt dan niet verplicht tot 1 October ook nog voor de bediening zelf zorg te dragen. Wij geven U derhalve in overweging te besluiten de over haalschouw met ingang van 15 Mei 1916 op te heffen. Aan de pont, die eigendom van de gemeente is, kan te zijnertijd een andere bestemming worden gegeven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden Edelachtbare Heeren Ondergeteekende ziet zich verplicht Uw Geacht College het volgende te verzoeken namelijk:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 2