DONDERDAG 16 MAART 1916. 43 En daarom zou ik er wel tegen willen waarschuwen om dien weg in te slaan. Moet er in de voorgestelde richting iets gebeuren, dan is het beter, dat naar een andere gelegenheid wordt gezocht om in de behoefte te voorzien, hetzij in die zelfde buurt of ergens elders. De heer Vergouwen. Toen ik straks in het midden bracht, dat er gevaar was verbonden aan het aannemen van het amen dement van den heer van der Pot, heeft de heer van der Pot gerepliceerd, dat het water in den Heerensingel zoo onrein is, dat het eigenlijk niet kan dienen om er in te zwemmen. De heer van Gruting heeft al medegedeeld, dat de Gezond heidscommissie er het oog op hield gevestigd. Mag ik den heer van der Pot er aan herinneren, dat er indertijd, dat was vóór hij lid was van den Raad, een rapport is uitgebracht omtrent die zweminrichting aan den Heerensingel. Door Burge meester en Wethouders is het advies van deskundigen inge wonnen, waarvan aan den Raad een rapport is uitgebracht om trent het water op verschillende plaatsen in de stad. Toen is gebleken, dat het water het zuiverst was aan de splitsing van den Rijn. En het water van den Heerensingel was beslist goed voor een zweminrichting. Dat is gerapporteerd en naar aanleiding daarvan konden Burgemeester en Wet houders die plaats handhaven. Maar mochten de menschen er bang voor worden, dan is het gelukkig, dat den Raad de mededeeling bereikt heeft, dat de Gezondheidscommissie er een oogje op houdt, en dat zij gebruikt kan worden, zoolang de omstandigheden zich niet wijzigen. De heer van der Pot. M. d. V. Een enkele opmerking nog naar aanleiding van het gesprokene door de heeren van Gruting en Vergouwen. Hier is natuurlijk een quaestievan meer of minder! Ik heb niet gezegd, dat de inrichting aan den Heerensingel bepaald ongeschikt is om in te zwemmen; daarover kan ik trouwens niet voldoende oordeelen. Maar ik heb haar alleen weinig trisch genoemd en dat zal niemand kunnen tegen spreken, die weet, dat vlak er bij het afvalwater van verschillende fabrieken in den singel uitloopt, en dat onze stadsriolen met den singel in onmiddellijke verbinding staan. Dat men indertijd de zaak heeft onderzocht en deze plaats de beste heeft bevonden, dat wil ik gaarne aannemenmen zal natuurlijk bedoeld hebben te zeggen: »de minst slechte plaats" verge leken bij de andere plaatsen, waar men ook onderzocht heeft. Maar dat wil nog niet zeggen, dat, nu er een oneindig betere plaats gevonden is, men met de oude plaats voor de volks klasse genoegen moet blijven nemen. Ik geloof, dat degeheele argumentatie er op neerkomt, dat men het water nog goed genoeg vindt voor een kostelooze zwemplaats, en met een derge- lijken gedachtengang kan ik mij niet vereenigen. De heer Pera is bang voor wanorde, omdat de inrichting toch al zoo druk wordt bezocht. Ik meen, dat ik getracht heb dat te wederleggen. Ik geloof, dat op de uren, die het meest doelmatig zijn voor de minderbetalenden, er geen gedrang zal zijn van bezoekers, daar dit niet deuren zijn, dat gewoonlijk demeerbetalenden komen. De heer Fischer. M. d. V. Naar aanleiding van de opmer kingen van den heer van der Pot nog een kleinigheid. Wanneer ik den heer van der Pot goed heb begrepen, dan was het zijn bedoeling, dat men op de oogenblikken van normaal tarief den prijs ongeveer zou stellen op 5 cent per bad. Dat is intusschen bij de tarieven, zooals zij waarschijnlijk dit jaar zullen gelden, eigenlijk al volkomen bereikt. De heer van der Pot. Een totaalprijs van 5 cent! De heer Fischer. Wanneer wij n.l. weten, dat het tarief, zooals het waarschijnlijk dit jaar zal gelden, gesteld is op f 6.het tarief is nog niet goedgekeurd en dat staat dus nog niet vast kunnen wij zien, dat iemand, die drie maanden zwemt, per bad ongeveer 6 cents betaalt, en twee personen uit eenzelfde huisgezin niet meer dan 5 cent per bad betalen. Doordat de tarieven zoo laag zijn, heeft men den geheelen dag toeloop. Daarmede vervalt dan echter ook het idéé van den heer van der Pot omtrent de doelmatigheid van de uren des avonds tusschen 6 en 8 uur. Juist in die uren is er een groote toeloop van menschen, die hun etensuur op dien tijd niet houden, maar op de ouderwetsche manier eten tusschen 12 en 1 uur. Die personen gaan des avonds om 6 uur en later zwemmen; zoo gaat de stroom den geheelen dag door. De heer Sijtsma heeft gevraagd, of de Leidsche Zwemclub principiëel bezwaar zou hebben bij aanneming van het amen dement, om de exploitatie van de inrichting op zich te blijven nemen. Ik heb hierover met het bestuur gesproken en dit zegt: ja, dat kunnen wij op het oogenblik niet zoo zeggen, maar wij vinden het werkelijk wel een groot bezwaar. Als het zoo ver komt, dan zal de zwemclub in haar geheel zich daarover moeten uitspreken; de bestuursleden zagen de zaak echter donker in. Wat betreft het water in den Heerensingel, ik moet mij ten deze aansluiten bij hetgeen gezegd is door den heer van Gruting. Wij moeten de menschen niet bang maken om daar te gaan zwemmen, daarvoor is werkelijk geen aanleiding. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer van der Pot wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Vergouwen, van Romburgh, de Boer, Hartevelt, Botermans, Sasse, Zwiers, J. P. Mulder, Hoogen- boom, Fischer, van der Lip, van Hamel, Fabius, Pera, van Gruting, Reimeringer, Briët en Huurman. Vóór stemmen de heeren: van der Eist, Tepe, van Tol, van der Pot, Fokker, Heeres en Sijtsma. Artikel 2 wordt vervolgens ongewijzigd zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 3 tot en met 5 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 6 luidende: «Jaarlijks wordt vóór de opening van het zwemseizoen door het Bestuur aan Burgemeester en Wethouders ter nadere goedkeuring een opgave ingediend van het door het Bestuur in dienst te nemen personeel en het uit te keeren salaris". De heer Fokker. M. d. V. Uit artikel 6 blijkt, dat Burge meester en Wethouders zich de goedkeuring voorbehouden van het personeel dat bij de zweminrichting in dienst is en van het uit te keeren salaris. Doch nu mis ik elke bepaling wat betreft de arbeidsvoorwaarden, waaronder dat personeel moet werken, omtrent de diensturen, het recht op verlof enz. Het wil mij voorkomen dat dit toch een zaak van belang is, die niet geheel moet worden gelaten in handen van de Leidsche Zwemclub. Daarom zou ik in overweging geven om in plaats van de woorden: »en het uit te keeren salaris" te lezen: »en de voor dit personeel geldende arbeidsvoorwaarden en daaraan uit te keeren salarissen". De Voorzitter. Vindt U deze quaestie nu van zoo'n gewicht? De zaak wordt voor een jaar vastgesteld en daarna kan men dan zien wat wijziging behoeft. Wat betreft de verloven, och, wanneer men schaatsen rijdt, zwemt men niet; dan heeft het personeel vanzelf verlof. Ik zou echter deze quaestie nu niet zoo uitspinnen. Wanneer wij hadden te doen met een beslo ten zwemschool, zooals die aan de Mauritskade in Den Haag, dan zou ik met de gedachte van den Fokker mede kunnen gaan, want wanneer dat hier het geval zou zijn, dan zou het personeel onder de gewone arbeidsvoorwaarden vallen. Men kan nu echter gerust zeggen, dat er slechts vijf maanden in het jaar wordt gezwommen, zoodat er zeven maanden over blijven, waarin van de inrichting geen gebruik wordt gemaakt. Nu zie ik niet in, waarom er dan arbeidsvoorwaarden voor het personeel moeten worden vastgesteld, waar er immers tijden zijn, waarin in het geheel niet wordt gezwommen. Mis schien komt er weder een ander scherpzinnig man, die opmerkt, dat er geen vaste salarissen zijn. Ik vind nu al die opmer kingen heel aardig, maar laten wij daarmede nu niet voort gaan heusch, men zal wel zorgen, dat de menschen geen hongerloon zullen krijgen. "Wat. nog betreft de arbeidsvoorwaarden. Wanneer wij een arbeidsdag van een bepaald aantal uren gingen voorschrijven, zou dat niet gaan, omdat in de zomer de dag weer zooveel langer is. Ik zou zeggen, laten de heeren dit nu eens over aan de pru dentie van Burgemeester en Wethouders en de Zwemclub. Het contract wordt toch van jaar tot jaar vastgesteld. De heer Fokker hoort nogal eens iets en dan kan men dit een volgend jaar bij de rondvraag behandelen en wanneer er misstanden heer- schen, dan zal ik de eerste zijn om daarin verandering in te brengen. Intusschen, mijne heeren, ontvang ik thans het volgende amendement van den heer Fokker: «Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen in artikel 6 slot te lezen in plaats van»het uit te keeren salaris" de woorden »en de voor dit personeel geldende arbeidsvoorwaar den en daaraan uit te keeren salarissen". Wordt dit amendement voldoende ondersteund? Zoo ja, dan maakt het een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Zwiers. M. d. V. Met eenige verwondering heb ik de vraag van den heer Fokker gehoord. Ik meen, dat de heer Fokker aan artikel 2 zijn stem had gegeven, waarbij aan Burgemeester en Wethouders was overgelaten de vaststelling van de uren, waarop de instelling geopend was. Ik meende dus, dat de heer Fokker het er mee eens was, dat Burge meester en Wethouders er op toezien, dat de menschen niet te veel uren in het getouw worden gehouden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 9