42 DONDERDAG 16 MAART 1916. gelegenheid voor de on- en mindervermogenden en ook voor degenen die betalen willen. De heer Botermans. M. d. V. Het voorstel van den heer van der Pot zou heel goed zijn, wanneer er geen andere inrichting was. Nu die er is, zal er heel weinig van de nieuwe inrichting gebruik worden gemaakt door de personen, die de heer van der Pot bedoelt, omdat de afstand nog al tamelijk ver is voor de jongelieden, die op het oogenblik gebruik maken van de inrichting aan den Heerensingel. Die ligt in de onmiddellijke nabijheid van de fabriekswijk en zoodra de fabrieken uitgaan daar heb ik wel eens op gelet vliegen "de jongelui naar die inrichting, en het bezoek van hen zal nooit zoo groot zijn aan de nieuwe inrichting, omdat de afstand, zooals gezegd, te ver is. Ik geloof dus, dat wij niet moeten medegaan met het voorstel van den heer van der Pot; bestond de oude inrichting niet, dan was dat wel noodig, maar nu die inrichting bestaat, is het, zooals de heer Ver gouwen zegt, wanneer wij haar steeds verbeteren, wenschelijker, dat de Raad medegaat met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer van der Pot. Ik wil vooropstellen, vooral naar aanleiding van hetgeen de heer Fischer heeft gezegd, dat in mijn amendement niet is opgenomen, dat de nieuwe zwem inrichting een deel van den dag kosteloos moet worden open gesteld. Ik heb slechts gezegd: tegen een lager tarief dan het normale. Van een rechtstreeksche concurrentie met de bestaande inrichting aan den Heerensingel is dus geen sprake. Die bestaande inrichting is mij wel bekend, maar het ver wondert mij toch, dat er nu zoo wordt gewezen op het uit nemende van die inrichting. Waarom is er dan zulk een aandrang geweest, tot het stichten van een nieuwe zwem school? Naar het mij voorkwam, omdat de bestaande inrichting absoluut niet voldeed aan de hygiënische eischen, die men aan zulk een inrichting mag stellen. De plaats waar zij is gevestigd, maakt haar voor het gebruik weinig geschikt. Zij ligt in het grachtwater en wij weten allen wel, hoe frisch dat water is. Daarom immers zijn wij zoo blij, dat de nieuwe inrichting een heel eind van de stadsgrachten verwijderd ligt, omdat daar frisscher water is. Ik kan mij dan ook niet vereenigen met het denkbeeld om door het aanbrengen van verbeteringen aan de bestaande inrichting, die gelegenheid tot zwemmen voor de volksklasse nog uit te breiden. Ik geloof dat dit geld weggooien zou zijn. Het moge waar zijn, dat er veel gebruik van wordt gemaakt, dat komt misschien, omdat men tot dusver iets altijd nog beter achtte dan niets, en men in den zomer een niet heel frisch bad nog verkoos boven in het geheel geen bad. Ik vermoed zeer sterk, dat de nieuwe inrichting, wanneer zij tegen een laag tarief toegankelijk wordt gesteld, op den duur de bestaande inrichting over bodig zal maken. De heer Fischer heeft gesproken van het nu reeds zeer lage tarief, dat in de toekomst nog lager zal worden. Aan dien door hem genoemden prijs van cent per bad moet men niet te veel waarde hechten, want men betaalt hier afzonderlijk voor het bad en afzonderlijk voor een handdoek. In de meeste andere inrichtingen is het gebruik van een of twee handdoeken in den prijs van het bad begrepen. Met het gebruik van twee handdoeken komt het bad, meen ik, op 15 cent. En nu heb ik voorgesteld een tarief van 5 cent voor het volksbad, dat is niet kosteloos, maar toch zoo, dat het de inrichting onder het bereik brengt ook van de menschen uit de fabrieken. Nu de quaestie, of dpor het openstellen gedurende enkele uren voor de volksklasse, het gebruik door andere ingezetenen zal verminderen. Ik geloof, dat de vrees daarvoor zeer over dreven is. Het zal er veel van afhangen of men de uren, waarop de inrichting voor minder betalenden zal zijn open gesteld, doelmatig uitkiest. Wanneer men bijv. die uren kiest aan het einde van den dag, van 6 tot 8 uur, des Zater dags wellicht nog iets vroeger, dan zal men daardoor weinig schade toebrengen aan het gebruik van de inrichting door meer betalenden, omdat die dan gewoonlijk juist aan het eten zijn. Juist als de inrichting dus weinig door de meer betalenden wordt bezocht, zal er een groote toeloop zijn van menschen uit de fabrieken, die na afloop van hun werktijd een bad willen nemen. En ik geloof, dat al wordt er voor de afgeloopen maanden van een enormen toeloop gesproken, men toch zeker niet heeft kunnen constateeren, dat die toe loop zoo groot is geweest op die avonduren, die ik mij voor de openstelling tegen lager tarief gedacht heb. Nu weet ik wel, dat hier nog iets anders bijkomt. Men vreest bovendien dat er menschen zullen wegblijven, die het minder prettig vinden te zwemmen in een inrichting, waar menschen uit de volksklasse ook zwemmen. Dit argument verliest echter veel van zijn waarde, waar men het tarief zoo laag stelt, of zal stellen, dat de inrichting toch al onder het bereik wordt gebracht van bijna iedereen. Wil men met deze gevoeligheid rekening houden, dan zou men het tarief veel hooger moeten gaan stellen en er uitsluitend een inrichting voor dames en heeren van moeten maken. De heer Fischer zeide, dat zij, voor wie de inrichting bestemd is, bij aanneming van mijn voorstel zullen wegblijven. Ik zou willen vragen wie eigenlijk die voorloopige bestem ming aan de inrichting heeft gegeven? Ik voor mij heb altijd gedacht, dat het er een zou zijn voor de geheele bevolking van Leiden en dat ieder naarmate van zijn financieele draag kracht ervan gebruik zou kunnen maken. Dat heeft bij mij van het begin af sympathie verwekt voor de zaak, hetgeen in veel mindere mate het geval zou zijn geweest, wanneer meer in de richting van een heeren- en damesinrichting was ge stuurd. Wat moet er komen van het zwemonderricht, heeft de heer Fischer gevraagd? Dat bezwaar is mij in het geheel niet duidelijk. Dat onderricht zal dunkt mij niet behoeven te lijden, wanneer daar gedurende enkele uren, avonduren des noods, die inrichting tegen laag tarief wordt opengesteld. Maar ik wil er ten allen overvloede nog de aandacht op vestigen, dat ik in mijn amendement zelf niet een »dagelijksch" gebruik tegen lager tarief heb genoemd. Ik heb de zaak heelemaal willen overlaten aan het overleg tusschen Burge meester en Wethouders en de Leidsche Zwemclub. En wan neer men tot de conclusie kwam, dat de Zaterdag gedurende enkele uren voldoende is, dan zou ik daar ook voorloopig genoegen mede willen nemen. Aan de hand van dit amende ment zou dat ten slotte evengoed mogelijk zijn. Ook, mijnheer de Voorzitter, heeft de heer Fischer gesproken van loodsen, die er zouden moeten zijn voor de minder be talenden. Nu zou ik willen vragen: mogen de menschen, die er tegen lager tarief komen, zich dan niet uitkleeden in de kamertjes Die kamertjes zullen daarvan toch niet bederven. Verder heeft de heer Fischer gezegd: het gebeurt op dezelfde wijze ook in andere gemeenten. Wat ik voorstel, gebeurt echter even zeer, o.a. in Deventer. Daar wordt ook gezwommen tegen lager tarief en daar hebben de menschen dezelfde gelegenheid om zich uit te kleeden als de meer betalenden. Nog een ander voorbeeld! Toen ik soldaat was, heb ik in Utrecht met het geheele garnizoen gezwommen in een inrichting, waar op andere uren de élite van Utrecht zwom; onder de soldaten zijn toch ook een aantal menschen uit de volksklasse en ik heb nooit gemerkt, dat het gebruik door de betalenden minder was door het feit, dat daar ook soldaten zwommen. Ik geloof niet, mijnheer de Voorzitter, dat de argumenten en bezwaren van den heer Fischer zoo sterk zijn, dat de groote wenschelijkheid, om onze nieuwe zweminrichting voor zoo velen mogelijk open te stellen, daardoor wordt opgewogen. De heer van Gruting. M. d. V. Er is gesproken over het niet geschikt zijn van den Heerensingel voor een zweminrich ting. Daartegen moet ik opkomen. Wanneer het inderdaad waar was, dat het water daar niet geschikt was om in te zwemmen, dan zou de gemeente die inrichting zeker op advies van de Gezondheidscommissie hebben gesloten. Ik kan wel zeggen, dat die geheele geschiedenis van de zweminrichting altijd iets is geweest, dat in de Gezondheidscommissie met warmte is besproken. Men weet wel, dat de nieuwe zwemin richting er is gekomen, omdat men niet meer in het Galge water mocht zwemmen, omdat het water daar zeer slecht is. Er is toen uitgezien riRar een andere plaats voor een zwem inrichting en dat is de aanleiding geweest tot de stichting van de nieuwe inrichting. Maar dat is niet geschied, omdat men het water in den Heerensingel ongeschikt achtte voor het zwemmen. Wanneer dat waar was, dan zou het van Burgemeester en Wethouders en van de Gezondheidscommissie onverantwoordelijk zijn geweest, wanneer men het volk daar had laten zwemmen. Het eenige wat gebeuren moet, is, dat men de boomen daar laat rooien, die behooren niet bij een zwemplaats; daardoor wordt het water en de bodem verontreinigd en zou het water in een toestand geraken, waardoor het niet meer geschikt zou zijn voor het beoogde doel. De boomen moeten weg en verder moet er verbetering plaats hebben door uitbaggeren en uitdiepen. Het publiek moet de overtuiging hebben, dat deze zaak bij Burgemeester en Wethouders en bij de Gezondheidscom missie in goede handen is. De heer Pera. Het zal heel moeilijk gaan om zich te ver eenigen met het amendement van den heer van der Pot. Wij hebben toch gehoord, dat kort na de opening van de nieuwe zweminrichting, daarvan een druk gebruik werd gemaakt, zóó, dat men moest wachten op een kamertje. En het is wel aan te nemen, dat in 't vervolg dit gebruik nog zal toenemen, zoodat het niet verstandig zou zijn om de deuren nog te openen voor meer bezoek. Daardoor zou men groote wanorde kunnen veroorzaken. Bij een dergelijken grooten toeloop die als dan te wachten is, zal men, vrees ik, heel moeilijk eenigen regel kunnen houden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 8