DONDERDAG 16 MAART 1916.
41
hadden geweten, voor de stukken klaar waren, en wij hadden
er hem een genoegen mede kunnen doen, dan zouden wij
gaarne zijn zienswijze gevolgd hebben. Maar nu alles klaar
is, achten wij de zaak van te weinig gewicht om wijzigingen
in het contract te gaan aanbrengen.
Dat wij deze amendementen niet overnemen, is dus geen
onwelwillendheid. Wanneer de Raad ze wel mocht aannemen,
vinden wij het ook best.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van denheer van der Eist wordt in
stemming gebracht en met 17 tegen 8 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heerenVergouwen, Van Romburgh,
de Boer, Hartevelt, Botermans, Sasse, Tepe, Zwiers, van Tol,
J. P. Mulder, Fischer, van der Lip, van Hamel, Pera, Rei-
meringer, Huurman en Sijtsma.
Vóór stemmen de heerenvan der Eist, van der Pot,
Hoogenboom, Fokker, Fabius, van Gruting, Briët en Heeres.
Artikel 1 wordt vervolgens ongewijzigd zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De Voorzitter. Ik mag zeker wel aannemen dat de heer
van der Eist na de gevallen beslissing zijn amendementen
op de overige artikelen intrekt?
De heer van der Elst. Ja, mijnheer de Voorzitter.
Beraadslaging over artikel 2, luidende:
»Het Bestuur neemt op zich te zorgen en te doen zorgen
voor de goede orde, de veiligheid, de reinheid en den behoor
lijken toestand der zweminrichting.
Het zal daartoe o. a. de vereischte voorschriften geven aan
het personeel en de noodige kennisgevingen publiceeren voor
de bezoekers der inrichting.
De bepaling van de uren van dagelijksche openstelling
geschiedt onder goedkeuring van Burgemeester en Wet
houders."
De Voorzitter. Hierop is voorgesteld een amendement door
den heer van der Pot, luidende:
»De ondergeteekende heeft de eer voor te stellen om in
art. 2 derde lid der concept-overeenkomst met de Leidsche
Zwemclub achter »openstelling" in te voegen:
»alsmede van die uren, waarop de inrichting tegen een
lageren prijs dan den normalen zal kunnen worden gebruikt."
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Fischer. Naar aanleiding van het amendement
zou ik het volgende willen opmerken. Wanneer de mogelijk
heid bestond om te doen wat de heer van der Pot wenscht,
n.l. om de zweminrichting op bepaalde uren ook open te
stellen tegen een lager tarief dan het normale, dan zou mij
werkelijk niets liever zijn. Maar er bestaan bezwaren van
allerlei aard om aan dien wensch tegemoet te komen.
De zaak is n.l. deze:
Zooals den heeren bekend is, is de zwemplaats het vorige
jaar gedurende een week of zeven in gebruik geweest en
daarbij is gebleken, dat er een enorme toeloop is, zoodat die
inrichting den geheelen dag door bezet was. Men maakt er
gedurende sommige gedeelten van den dag als het ware een
file voor de kamertjes, en de zwemclub is er zelfs al toe
gekomen een uitbreiding van het aantal kamertjes voor te
stellen, omdat van de inrichting zoo'n druk gebruik wordt
gemaakt. Men zou het nu wenschelijk achten, dat enkele uren
fier dag die inrichting werd afgestaan aan minder beta-
enden, maar wij dienen daarbij wel degelijk in aanmerking
te nemen, dat de tarieven zooals ze gegolden hebben en
zooals ze in de toekomst zullen gelden, al bijzonder laag zijn
gesteld. Het vorige jaar waren knipkaarten te krijgen van 20
baden voor ƒ1.50.en wanneer de voorgestelde tarieven van
de Zwemclub doorgaan, dan zal waarschijnlijk de prijs per
bad nog minder zijn dan 7a cent en komt de zweminrichting
dus nog binnen het bereik van heel wat meer menschen, dan
tot nog toe het geval is geweest.
En dan nog de vraag, wanneer de inrichting nu al zoo
overvol is, wat moet er dan komen ten slotte van het zwem-
onderricht? Maar er komt nog iets principieels bij! Bij den
bouw van deze inrichting, die al zoo lang ter sprake en onder
handen is geweest, is er steeds op gerekend, dat het zou zijn
een inrichting voor betalenden, en daarvoor was juist alle
aanleiding, omdat hier aan den Heerensingel op een gunstig
gelegen plek in de stad, een inrichting bestaat, die volgens
verklaring van deskundigen op dit gebied, werkelijk aan
redelijke eischen voldoet; uit het drukke gebruik dat er van
wordt gemaakt, blijkt dat zij ten zeerste wordt geappreciëerd.
De zweminrichting aan het Nieuwe Kanaal is, zooals ik
zeide, ten allen tijde beschouwd als te moeten worden een
inrichting voor betalenden en bij de inrichting daarvan is
daarmede ook rekening gehouden. Hadden wij die inrichting
willen gaan openstellen tegen een verlaagd tarief, zoodat ook
de volksklasse daarvan gebruik zou hebben kunnen maken,
dan zou de inrichting er geheel anders hebben moeten uitzien.
Waar wij er op rekenden, dat zij door betalenden werd
bezocht, moest zij eenigermate voldoen aan de eischen van
comfort, welke men aan een dergelijke inrichting mag stellep.
Zoo is hier bijv. niet gerekend op loodsen, waar de menschen
zich kunnen ontkleeden, en die bij een inrichting, die meer
bestemd is voor volkszwembad overal in gebruik zijn. Men
zal er op wijzen, dat in andere plaatsen openstelling voor
mingegoeden toch ook plaats heeft, daar heeft men sommige
inrichtingen enkele uren van den dag opengesteld voor on-
en minvermogenden, tegen een zeer laag tarief. Ik heb
daarover ook gesproken met het Bestuur van de Zwemclub
en dit Bestuur deelde mij mede, dat zoowel in Rotterdam,
Hoorn en Alphen, men wel degelijk de hoogst nadeelige
gevolgen van een dergelijken maatregel heeft ondervonden.
Bovendien kunnen wij die plaatsen niet gelijk stellen met
Leiden. In Rotterdam en Deventer b.v. waar men de zwem
inrichting enkele uren voor de minder vermogenden open
stelt, heeft men in de eerste plaats stroomend water, en men
heeft bij de inrichting ook op dergelijk bezoek gerek end. In
Deventer heeft men bijv. een douche-inrichting gemaakt,
speciaal voor de menschen die uit een fabriek komen en die
zich daar eerst moeten afspoelen. Iets dergelijks hebben wij
hier ook niet. In Hoorn en Alphen heeft men juist door het
openstellen van de inrichting tegen een verlaagd tarief, de
ondervinding opgedaan, dat de inrichting om die reden veel
minder werd bezocht door andere menschen.
Nu koestert het Bestuur van de Zwemclub, m. i. terecht,
de vrees, dat wanneer wij deze inrichting enkele uren op den
dag openstellen voor het volk, de menschen voor wie de in
richting indertijd is gebouwd en bestemd, weg zullen blijven.
In hooge mate zal dit gelden voor de vrouwen-afdeeling.
De heer van der Pot zegt in zijne schriftelijke toelichting
tot het amendement, dat de aanzienlijke uitgaven voor de
zweminrichting slechts dan gerechtvaardigd zijn, wanneer deze
zooveel mogelijk onder het bereik van de geheele bevolking
wordt gebracht. Maar dat is een eisch, die niet te stellen is.
Wij kunnen toch moeilijk zeggen, dat alle inrichtingen die
door gemeentegeld worden ondersteund of gesubsidieerd,
onder het bereik van de geheele bevolking liggen. Waar wij
hier hebben een kostelooze zweminrichting, die aan redelijke
eischen voldoet en waarvan een druk gebruik wordt gemaakt,
daar is het volkomen verantwoord, wanneer wij daarnaast hebben
een zweminrichting, die geld aan de gemeente kost, maar die
gebruikt wordt en ook bestemd is voor een ander deel van
de bevolking, dat in de inrichting niet zal komen, wanneer
wij doen wat de heer van der Pot voorstelt. Ik vrees zeer,
en het bestuur van de Zwemclub deelt die meening, dat wij
werkelijk een hoogst onverstandigen maatregel zouden nemen,
wanneer wij medegingen met het amendement en de inrichting
enkele uren per dag of gedurende enkele dagen in de week
zouden openstellen voor de onvermogenden, omdat daardoor
een goede exploitatie in gevaar zou worden gebracht.
De heer Sijtsma. M. d. V. Een vraag! Een van de leden
van het bestuur van de Zwemclub heeft mij medegedeeld na
de vorige vergadering, toen het amendement was ingekomen,
dat wanneer het amendement zou worden aangenomen, het
bestuur bezwaar zou hebben om de verdere exploitatie van
de inrichting op zich te nemen. Is dat ook bekend bij
Burgemeester en Wethouders, of is dat misschien een opwelling
geweest van dat lid zelf. Ik zou gaarne daaromtrent eenige
zekerheid hebben, voor ik mijn stem over het amendement
uitbracht.
De heer Vergouwen. M. d. V. Het amendement van den
heer van der Pot is op zich zelf genomen mij sympathiek,
maar naar mijne meening is er een groot bezwaar aan ver
bonden, behalve nog het bezwaar, dat de heer Sijtsma zoo
even heeft genoemd. Het zou heel wat anders zijn, wanneer
er niet bestond de gelegenheid tot zwemmen aan den Heeren
singel. Die gelegenheid nu is vrij goed; het bassin is zeer
ruim, het is ongeveer van dezelfde grootte als dat aan het
Kanaalin elk geval is de inrichting beslist goed en er wordt
ook een druk gebruik van gemaakt. Wanneer nu het amen
dement van den heer van der Pot werd aangenomen, dan
zou het bezwaar bestaan, dat de inrichting aan den Heeren
singel blijft, zooals zij is en ik heb er reeds bij de behandeling
van de begrooting den nadruk op gelegd, dat het gewenscht
is, dat zij voortdurend wordt verbeterd en uitgebreid. In die
richting moet er gewerkt worden. Dan is er een zwem-