DONDERDAG 16 MAART 1916.
37
De heer Botermans. M. d. V. Ik kan volkomen medegaan
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar een
enkele opmerking meen ik toch nog te moeten maken.
In de stukken is gezegd, dat de opzichter Splinter met
steun en voorlichting van den hoofdopzichter op uitnemende
wijze beide betrekkingen tegelijk heeft waargenomen en thans
nog waarneemt. Nu komt het mij eenigszins vreemd voor,
dat wel de opzichter Splinter een beloon in g krijgt van/150.
doch de hoofdopzichter niet, die toch net zoo goed zijn tijd
en krachten daaraan heeft besteed. Ik weet niet of Burge
meester en Wethouders er bijzondere redenen voor hebben
om alleen die gratificatie toe te kennen aan den opzichter;
ik wil echter nu niet dieper op deze zaak ingaan, want ik kan
er later nog wel eens op terugkomen, maar wanneer ik eenige
inlichtingen kan krijgen, waarom de hoofdopzichter nu in
deze is uitgeschakeld, dan zal dat mij aangenaam zijn.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben niet zoo royaal uitge
vallen als mijn partijgenoot de heer Botermans, die ook nog
een anderen ambtenaar een extra-belooning wil gaan geven.
U weet, dat ik er in het algemeen niet voor ben, dat men een
gemeenteambtenaar, die eens wat extra werk heeft gedaan,
daarvoor weder een extra belooning gaat geven. Dat komt
mij voor te zijn niet zooals het behoort. Men moet nu eenmaal
wat voor elkaar over hebben en een goed ambtenaar in dienst
van een goede gemeente, moet voor die gemeente en zijn
betrekking ook wat voelen en daarvoor ook wel eens iets
extra's willen doen, zonder direct daarvoor een extra belooning
te verlangen.
Ik zou misschien over deze quaestie niet hebben gesproken,
omdat men mij vroeger, toen ik bij een dergelijke quaestie
als het ware het principe heb willen zien uitgemaakt, ongeveer
alleen heeft laten staan, wanneer ik niet de volgende vraag
onder de oogen zou willen zien.
Mijnheer de Voorzitter. Wanneer het nu een systeem moet
worden om ook aan de gemeenteambtenaren, aan alle ambte
naren, die voor een ander het werk een tijdje waarnemen, daar
voor een belooning te geven, dan moet men er eerst eens over
praten en dan zou ik als de meerderheid daartoe besloot in
het vervolg er niet tegen zijn. Maar nu heeft men hier weder
een afzonderlijk geval. Deze opzichter heeft wat extra werk
gedaan en zal daarvoor extra beloond worden
Ik herinner er in dit verband aan, dat er bij de politie
ook herhaaldelijk adjunct-inspecteurs weggaan en dan moesten
in diens plaats ook anderen het werk doen, tenzij deze ambte
naren in het geheel geen werk hebben. Hoe doet men dan
daarmee? Men moet niet den een zóó, den ander zus behan
delen, allen moeten over één kam worden geschoren, dan
wordt het een systeem. Zonder dat komt men telkens in hét
beoordeelen van bijzondere gevallen. En als er nu ten opzichte
van den heer Splinter zulk een bijzondere reden bestaat om
hem een gratificatie te geven, dan zal ik mij daarbij neder-
leggen. Maar uit de stukken blijkt mij dit niet.
Overigens zou ik willen, dat een vast stelsel werd ge
volgd: óf altijd bij buitengewoon werk een gratificatie of
nooit. In bet eerste geval wordt de zaak duur, maar wordt
de billijkheid betracht. Straks komen anderen en zeggen:
waarom nu deze persoon wel eeri gratificatie gegeven en ons
niet. Over het algemeen ben ik niet voor dat stelsel om gra
tificaties te geven, wellicht omdat ik geen ambtenaar ben.
In particulieren dienst doet men wel eens iets, zonder daar
voor extra te worden beloond. En dat vind ik heerlijk, dan
gevoelt men, dat men ook iets voor bet algemeen welzijn
heeft gedaan. Dat schijnt echter in gemeentelijken dienst niet
zoo het geval te zijn. Toch zou ik in dit geval wel willen
weten, welke bijzondere reden er is om aan dezen heer iets
meer te geven.
De heer Huurman. Een enkel woord slechts ter onder
steuning van het denkbeeld van den heer Botermans. Ik ben
er niet voor om ondoordacht met geld om te springen. Er
staat echter duidelijk in de stukken dat er I jaar een vacature
is geweest, en dat de heer Splinter met steun en voorlichting
van den hoofdopzichter dien tijd de betrekking van den vorigen
opzichter van bruggen, waterwerken en wegen heeft waar
genomen. Nu is het al meer voorgekomen, dat de hoofd
opzichter bijzonderen steun verleend heeft en nog nimmer is
hem een gratificatie uitgekeerd of beeft men op een andere
wijze zijne buitengewone verdiensten erkend. Er wordt nu
weder alleen gezegd, dat hij zich bijzonder heeft ingespannen.
Nu geloof ik, dat het toch 'niet aangaat den een geen bewijs
van erkenning te geven, en den ander wel.
De heer Fokker. Dat de hoofdopzichter in deze zich zoo
zou hebben ingespannen, geloof ik nu niet. Hij heeft alleen
blijkens het advies van Burgemeester en Wethouders den heer
Splinter steun en voorlichting gegeven. Dat lijkt mij nu niet
zoo buitengewoon toe. Het lijkt mij juist toe de taak te zijn
van den hoofdopzichter om aan den opzichter steun en voor
lichting te verstrekken. En waar Burgemeester en Wethouders
dit niet voorstellen, komt het mij ook niet noodig voor om
hem daarvoor nu een extra belooning toe te kennen.
De Voorzitter. Het gaat nu alleen om het voorstel van
Burgemeester en Wethouders. Willen de heeren nog iets
anders daarbij behandelen, dan moeten zij eerst met een voor
stel komen. Een voorstel om den hoofdopzichter een gratifi
catie te geven, is nu niet aanhangig. Wij moeten ons thans
houden aan het voorstel door Burgemeester en Wethouders
ingediend.
De heer Fischer. M. d. V. Ik zal mij houden binnen de
lijn door U aangegeven; wij hebben op het oogenblik alleen
te spreken over het voorstel om aan den heer Splinter een
gratificatie te verleenen. De heer Sijtsma zegt, dat hij het
zoo moeilijk vindt om daar vóór te stemmen, omdat er in
deze geen vast systeem is. Dat geef ik gaarne toe, maar het
is verbazend moeilijk om hier een vast systeem in het leven
te roepen.
Want hoe gaat het bij de vervulling van vacatures?
Het werk wordt verdeeld soms over meerdere personen,
soms over minder en soms over een ander, die er feitelijk
buiten staat en die dan belast wordt met een gedeelte van
de werkzaamheden. Daarom moeten wij elk geval op zich
zelf beoordeelen. Nu hebben wij hier het bijzondere geval,
dat deze opzichter een gedeelte van de werkzaamheden heeft
verricht, die anders aan een geheel zelfstandigen opzichter
zouden zijn opgedragen, en dat heeft hij niet eenoogenblikje
gedaan, maar reeds bijna gedurende 1| jaar. Hij heeft daarvoor
veel meer werk moeten verrichten dan gewoonlijk. Nu kunnen
wij wel zeggen: ja, dat moet nu maar; maar ik stel mij voor,
dat bij particulieren ook wel degelijk in zoo'n geval een
vergoeding zou zijn gegeven, en het komt mij ook voor, dat
in dit bijzondere geval er wel aanleiding was bij den Raad
te komen vragen om een gratificatie voor deze persoon.
Nu wat betreft den hoofdopzichter, die er bijgehaald is!
Daarover mag ik in dit verband in zooverre spreken, dat hij
natuurlijk voorlichting heeft gegeven. Dat is duidelijk, omdat
door opzichter Splinter werk is gedaan, dat eigenlijk het zijne
niet was. Hij is o.a. belast geweest met het houden van
toezicht op de bruggen. Dat was zijn gewone werk niet en
daarvoor had hij dus voorlichting noodig. Nu heeft de opzichter
Splinter wel niet het volledige werk gedaan, wat anders aan
den opzichter van de bruggen was opgedragen, dat kon natuur
lijk niet; hij kon zichzelf niet verdubbelen, maar in elk geval
heeft hij meer werk gedaan dan gewoonlijk.
De heer Pera. M. d. V. Een enkele vraag! Hoe moet ik
het nu begrijpen? Heeft de opzichter dat meerdere werk
kunnen doen binnen den gewonen werktijd van dien ambte
naar, of heeft hij daaraan extra tijd moeten besteden, heeft hij
er dus van zijn eigen tijd voor moeten gebruiken?
De heer Fischer. Het is den heer Pera waarschijnlijk
bekend, dat de opzichters van gemeentewerken er geen vasten
werktijd op nahouden. Hun werktijd hangt af van de om
standigheden. Soms is de opzichter wat vroeger op het pad
en een anderen keer weder een kwartiertje later en soms
heeft hij 's avonds laat nog werk. Voor de opzichters
geldt niet het gewone werkliedenreglement, waarin de werk-
uren zijn vastgelegd, want het is van die menschen niet te
zeggen, wanneer zij moeten werken. Maar het is duidelijk,
dat Splinter met al die buitengewone zaken heel wat meer
werk heeft gehad dan anders het geval zou zijn geweest.
De heer Huurman. Ik ben door hetgeen de geachte Wet
houder heeft gezegd in mijn meening versterkt. De Wethouder
zegt, dat de opzichter zich niet heeft kunnen verdubbelen,
juist daarom is ook de verantwoordelijkheid van den hoofd
opzichter grooter geworden deze heeft de verantwoordelijkheid
voor de opzichters, hij heeft dus meer moeten doen om alles
goed te doen loopen. En daarom zou het wel aanbeveling
verdienen, dat Burgemeester en Wethouders nog eens nader
overwogen, of ook niet aan den hoofdopzichter een gratificatie
kan worden uitgekeerd.
De heer Sijtsma. De loop, die het debat nu heeft genomen,
heeft mij in het gelijk gesteld ten aanzien van de door mij
geopperde bezwaren. Het is niet alleen de vraag of dezen
ambtenaar een extra belooning toekomt. Nu komen andere
leden en zeggeneen ander ambtenaar heeft er ook wat voor
gedaan en hem komt dus ook wat toe. In dergelijke moeilijk
heden geraakt men, wanneer men dadelijk aan de menschen
een extra belooning gaat geven, als zij wat meer werk dan
anders hebben verricht. Wat de heer Fischer heeft gezegd,
heeft mij niet overtuigd, dat het zoo moeilijk is een vast
stelsel te hebben. De heer Pera heeft terecht gevraagd, of de
opzichter zooveel meer werk heeft verricht in zijn eigen tijd.