DONDERDAG 16 MAART 1916. wachten en Burgemeester en Wethouders hebben een plan ingediend, waarvan dan misschien ook deel uitmaakt het sloopen van den molen, waarbij zij dan al vast hebben onder handeld met den eigenaar, de koopsom wellicht hebben vast gesteld enz., terwijl misschien ook reeds andere maatregelen zijn genomen, die een onderdeel uitmaken van het geheele plan, dan is alles al kant en klaar, wanneer wij over het lot van den molen moeten beslissen, zoodat het bij slot van rekening zal zijn eene onzuivere stemming, omdat er misschien enkele leden zijn, die zoozeer hechten aan het voortbestaan van den molen, dat zij tegen de geheele zaak zullen stemmen, terwijl misschien anderen zeggen: Burgemeester en Wethouders hebben zich zooveel moeite vQor de zaak gegeven en nu is alles voor elkaar, de molen is toch al ten ondergang gedoemd, hoezeer het ons ook zal spijten, wij wenschen gaarne den ontsmettingsoven en zullen dus maar voor het geheele voorstel stemmen. Wij moeten dus beslissen, onafhankelijk van die voorstellen, over de vraag, of de Raad het sloopen van dien molen wenscht, ja of neen! Ik heb een motie daaromtrent klaargemaakt, die ik binnenkort gaarne in behandeling zag komen. Zij luidt: »De Raad, van meening zijnde, dat hij niet mag medewerken om de slooping van den molen met woonhuis, »De Stier" te bevorderen, noodigt Burgemeester en Wethouders uit bij de voorbereiding hunner voorstellen tot het oprichten van een ontsmettingsoven met deze meening rekening te houden." De bedoeling is, dat die motie, wanneer zij voldoende wordt gesteund, gesteld wordt in handen van Burgemeester en Wet houders ter uitbrenging van praeadvies, en dat de ingekomen adressen dan tegelijkertijd met de motie in behandeling zullen komen; dat men dus terugkomt op het besluit van daar straks om de behandeling van het adres uit te stellen totdat de definitieve plannen er zijn. De motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter. Ik wil alleen dit in het midden brengen. De heer van der Eist zegt, dat wanneer de plannen van Bur gemeester en Wethouders inkomen, men allicht zal zeggen, dat de molen niet kan blijven; maar het is toch heel moeilijk om nu uit te maken, dat de molen niet weg mag, wanneer men de plannen van Burgemeester en Wethouders niet kent. Intusschen stel ik voor om deze motie te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders tot het uitbrengen van praeadvies. Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. De heer J. P. Mulder. M. d. V. In het Leidsch Dagblad van 17 Februari komt een stuk voor over de Nederlandsche Winkelweek, waarin het volgende staat te lezen: »Tot onze verwondering vernamen wij dezer dagen dat het in grooten getale verspreide reclameboekje voor de Leidsche Electrische Centrale werd gedrukt inDuitschland". Mag ik vragen, mijnheer de Voorzitter, of dit bericht juist is? De Voorzitter. Ik kan U daarop op dit oogenblik geen antwoord geven; het kan heel goed zijn, dat het zoo is. Wanneer U zoo iets hebt, doet U beter mij er van te voren even over te komen sprekendat is beter dan er bij de rond vraag zoo rauwelijks mede aan te komen. De heer J. P. Mulder. M. d. V. Bij eene volgende gelegen heid zal ik uw wenk in acht nemen. De heer van Romburgh. M. d. V. Ik zou de aandacht van het gemeentebestuur wel willen vestigen op hel perceel in de Haarlemmerstraat, waar voor twee jaren brand is geweest. Daar zijn nu stukken voor- en tusschenmuur blijven staan. Ik zou willen vragen, of hierop art. 64 van de verordening niet van toepassing is? De Voorzitter. De heer Fischer zal dit punt noteeren. De heer Fokker. M. d. V. Heden morgen hebben wij in de pers eene mededeeling kunnen lezen omtrent de melkvoor- ziening in het a s. zomerseizoen. Uit anderen hoofde was mij daarvan reeds iets bekend. Naar aanleiding van die mededeeling zou ik een vraag willen doen. De Minister van Landbouw heeft eene circulaire verzonden, waarin wordt medegedeeld, dat hij de melkvoorziening voor het aanstaande zomerseizoen wil ter hand nemen en daarbij de medewerking vraagt van de gemeentebesturen. En dan verder: De toeslag wordt gegeven aan de leveranciers van consumptiemelk De Voorzitter. Ja, dat staat allemaal in de courant. De heer Fokker. Juist, mijnheer de Voorzitter. Maar het is mij niet bekend of alle leden uit de courant hiervan hebben kunnen kennis nemen en ik vond de zaak zoo belangrijk dat ik mij veroorloof de ministerieele circulaire verder te bespreken en er de hoofdpunten van naar voren te brengen. De toeslag wordt gegeven aan de leveranciers van consump tiemelk naar gemeenten, welker besturen bereid zijn de navol gende controle-maatregelen te nemen 1. De gemeentebesturen verstrekken aan de Rijkscommissie van Toezicht op de Kaasvereeniging welke in overleg met de Rijkscommissie van Toezicht op de Vereeniging van Fabrie ken van Melkproducten de financiëele regeling der bedoelde aangelegenheid op zich genomen heeft, een gedetailleerde opgave van de namen der personen of inrichtingendie in den zomer 1915 consumptiemelk in hun gemeente aan verbruikers hebben geleverd, met vermelding van het aantal liters per maand door elk verstrekt. Deze opgaven zijn in triplo te verstrekken. 2. De Gemeentebesturen dragen zorg, dat alle consumptie melk, in hun gemeente geleverd, wordt aangevoerd op een of meer centrale punten, doch in ieder geval zoodanig, dat behoorlijke controle op den aanvoer kan worden uitgeoefend. 3. Eenmaal per week wordt van alle leveranties een ver- zamelstaat opgemaakt en aan het Centraal administratiekantoor voor de distributie van levensmiddelen toegezonden, hetwelk met de controle op de levering is belast. Na accoordbevinding doet de Rijkscommissie van Toezicht op de Kaasvereeniging de vergoeding over de geleverde hoe veelheid aan het Gemeentebestuur toekomen, hetwelk voor uitbetaling zorg draagt. Van elke door de Rijkscommissie van Toezicht op de Kaasvereeniging gedane betaling wordt aan haar door het Gemeentebestuur quitantie verstrekt. 4. Het Gemeentebestuur draagt nauwlettend zorg, dat door de leveranciers geen fraude wordt gepleegd, hetzij door ver- valsching der melk, hetzij door het tweemaal in rekening brengen van dezelfde hoeveelheid melk op denzelfden dag of twee achtereenvolgende dagen. In het bijzonder wordt toezicht gehouden op de zuivelinrichtingen met zoogenaamd gecom bineerd bedrijf, waar melk wordt uitgesleten en tevens tot zuivelproducten verwerkt. 5. De kosten, uit de vorenbedoelde contróle voortvloeiende, worden voor de eene helft door de betrokken gemeente en voor de andere helft door de Vereenigingen bovengenoemd, gedragen. Deze kosten worden maandelijks verrekend. Ik heb deze zaak even ter sprake gebracht, omdat men niet weet welke kosten zijn verbonden aan deze zaak. De Voorzitter. De helft van de kosten vari de distributie! De heer Fokker. Ja, mijnheer de Voorzitter, maar de helft van de kosten van de controle ook! Nu zou ik aan Burgemeester en Wethouders willen vragen, of juist is, dat zij zich op de conferentie, waaromtrent de couranten berichten, morgen zullen laten vertegenwoordigen door onzen Voor zitter? Ook zou ik willen vragen, hoe Burgemeester en Wet houders denken over die regeling en wat Burgemeester en Wethouders verder van plan zijn, of zij den Raad voorstellen willen doen om het financieel mogelijk te maken, dat de gemeente daartoe de behulpzame hand leent. Ik wil voorop stellen, dat de gemeente er geld voor over mag en moet hebben om te zorgen, dat in de behoefte aan melk in deze gemeente wordt voorzien. Een andere vraag, mijnheer de Voorzitter, is, of elke regeling, die het Ministerie ontwerpt, door de gemeenten en door de gemeentebesturen moet worden aanvaard, ofwel, dat er be denkingen tegen kunnen worden geopperd, die door U, mijnheer de Voorzitter, kunnen worden gericht aan den Minister. De Voorzitter. Al mocht ik bedenkingen tegen de regeling hebben, dan toch niet wat betreft de kosten. Deze zaak komt mij voor te zijn in het belang van de gemeente en ik heb er geen bezwaar tegen, dat wij de helft van de kosten zouden betalen. Verder zal ik er toe medewerken om de regeling zoo goed mogelijk te doen slagen. Het kost de gemeente niets dan administratiekosten, en'wanneer dan het Rijk de helft betaalt, •vind ik het heel goed. De heer Fokker. M. d. V. Ik dank U voor uw antwoord, maar ik heb toch nog geen antwoord gekregen op mijne vraag van de wijze waarop de controle zal worden uitgeoefend en over de wijze waarop de gemeente moet zorg dragen, dat de melk op een of meer punten wordt verstrekt en in hoeverre dit mogelijk is. De Voorzitter. Daarover zal zeker morgen in de conferentie worden gesproken, en wat de kosten betreft, daarover behoeft U zich niet bezorgd te maken. In het algemeen moet men, wanneer de Regeering iets ten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 21