54
DONDERDAG 16 MAART 1916.
De heer Fischer. M. d. V. Na hetgeen de heer van der Pot
heeft gezegd, zou ik verder feitelijk kunnen zwijgenik zal
dan ook kort zijn, maar ik wensch toch even de hoofdpunten,
die de heer van der Pot heeft gesproken, te onderstrepen.
De heer van der Pot heeft twee hoofdpunten opgenoemd
en daarvan diende het eerste om te betoogen, dat wij hier wel
degelijk werken, zij het ook indirect, voor de allerarmsten.
Vanmiddag wilde ik de heeren niet vermoeien met cijfers,
maar nu lijkt het mij eenigszins doelmatig om een ovèrzicht te
geven, van wat in vier jaren is geweest de opschuiving in de
zeer goedkoope woningen. Dan vind ik het volgende in de
jaren 1911 tot 1915:
Woningen beneden de vijftig cent in 1911: 46, in 1915
afgenomen tot 23; van ƒ0.50 tot 1.in 1911: 591 en in
1915 520; van 1.— tot ƒ1.25 ongeveer gelijk gebleven;
van ƒ1.25 tot ƒ1.50 van de 1043 in 1911 niet minder dan
107 verdwenen; van ƒ1.50 tot ƒ1.75, van de 1175, 62 ver
dwenen; van ƒ1.75 tot ƒ2.zijn er 58 verdwenen; van
ƒ2.tot 2.25 zijn er 56 verdwenen en ten slotte zijn er
van de huizen van 2.25 tot 2.50 ook nog eenige verdwenen.
Daartegenover stond een verbazende toename in woningen
van ƒ2.50 tot ƒ3.— en ook een groote toename van de huizen
van boven de ƒ3.— Dat is dus wel een bewijs, dat er in
hetzelfde kader een groote opschuiving komt en juist in de
woningen van een hoogeren huurprijs komt er hoe langer
hoe grooter vraag; wij zullen telkens zien, wat in de laatste
jaren steeds door is blijven gaan, n.l. dat er vanzelf een
opschuiving plaats heeft.
Dit ter onderstreping van het opgemerkte door den heer
van der Pot.
Een enkele opmerking naar aanleiding van hetgeen de heer
Huurman heeft gezegd over de quaestie van de pronkkamer.
Daaromtrent bestaat sedert eenigen tijd al een groote
strijd; zoo langzamerhand beginnen zij, die tegen zoo'n pronk
kamer zijn, veld te winnenin de Oranjeboomstraat treft men
geen pronkkamers meer aan en de menschen vechten als het
ware om die woningen.
Wat de onderhoudskosten betreft, in de Oranjeboomstraat
wordt op het oogenblik maar 2 der huren aan onderhoud
van de woningen besteed, zoodat er al een heel aardige reserve
is, want er was daarvoor gerekend 10 van de huren. Men
kan daaruit dan later altijd bijspringen, al mocht het onder
houd zelfs eens boven de 10 komen, wat niet waarschijn
lijk is, de soliede bouw in aanmerking genomen.
De heer Mulder beriep zich op de deskundige leden in den
Raad, maar hij vergat, dat de heer van Tol ook een in deze
bij uitstek deskundige is, die genoemd mag worden, en die
zich vóór het plan heeft verklaard, terwijl bovendien de
plannen zijn opgemaakt door menschen, die van dergelijke
zaken ook wel eenigszins op de hoogte zijn. Zoo heeft zich
o. a. ook voor het plan verklaard de Inspecteur van de Volks
gezondheid, die zelfs een groot aandeel heeft gehad in het
tot stand komen daarvan, en dat is iemand die zich in het
bijzonder met het onderzoek van woningbouwplannen bezig
houdt.
De heer Briët. M. d. V. Ik wensch even mijn stem te
motiveeren, die ik tegen de voordracht zal uitbrengen. Ik
doe bij niemand onder in waardeering voor de Vereeniging,
doch ik meen, dat de bezwaren door den heer Huurman en
anderen aangevoerd, niet voldoende zijn wederlegd, èn wat
betreft de financieele bezwaren èn wat betreft de quaestie
van onderhoud, èn wat aangaat de quaestie van de grond
belasting. De bezwaren tegen den hofbouw zie ik evenmin
over het hoofd. Bovendien heeft de heer Botermans gezegd,
dat wanneer een particulier bouwer een dergelijk kapitaal
te zijner beschikking had, hij ongetwijfeld beter voor den
dag zou komen dan nu de Vereeniging. Dan is er nog het
bezwaar, dat menschen met weinig kinderen wellicht de
voorkeur zullen krijgen boven menschen met veel kinderen.
Tegen dit voorstel wil ik geen principieel bezwaar opperen,
maar indien de gemeente nog verder gaat, en woningen gaat
beschikbaar stellen tegen nog lager huur, zooals de heer
Huurman zou wenschen, dan bestaan zeer ernstige princi-
pieele bezwaren.
Immers op die wijze zouden wij een verkapte bedeeling
van gemeentewege krijgen, die een nadeeligen invloed zou
hebben op de neiging van de werkgevers om de loonen der
arbeiders te verhoogen. Het zou een voordeel zijn voor de
groote werkgevers, die op het oogenblik hun arbeiders te
weinig loon geven. Ik heb bezwaar om hiertoe mede te werken.
Ik wilde dit zeggen, omdat dit punt m. i. niet voldoende bij de
beraadslaging is uitgekomen.
De Voorzitter. Het spijt mij, dat de heer Briët zijn opinie
juist het laatst heeft te kennen gegeven, omdat hier een principe
in zit. Ik zou in dit verband willen zeggen: men moet nu
den noodtoestand in aanmerking nemen. Ik geloof wel, dat
deze zaak voor een groot gedeelte noodzakelijk is geworden,
omdat de loonen te laag zijn geworden en dat het dikwijls
gebeurt, dat men aldus als het ware een cadeau geeft aan de
patroons, die hunnen arbeiders te lage loonen geven en ik ben
daarom ook feitelijk tegen den bouw van werkmanswoningen
van gemeentewege, maar er is op het oogenblik in deze gemeente
•een noodtoestand en nu moeten wij te rade gaan met de praktijk.
Ten aanzien van de opmerkingen van de andere heeren, zou
ik willen zeggenlaten wij nu niet aan onze voorkeur betreffende
de details te veel gewicht hechten. De een heeft liever een
plan met rechte straten, men kan zich gaan kanten tegen den
zoogenaamden ïhofjesbouw" en de zaak zeer donker inzien,
maar zoodoende vorderen we niet. Men moet bedenken, dat
de nood dringend is en met moet niet zoo gaan turen op
kleinigheden en daarop zijn zin willen doordrijven, want als
iedereen met een ander plan voor den dag komt en iedereen
het beter weet, dan komt er ten slotte niets tot stand. Ik
heb de plannen van het begin tot het einde meegemaakt en
zien komen, maar heuscb, dit zijn zaken, die wij hier niet
zoo goed kunnen beoordeelen, al zijn hier dan ook deskundigen.
Maar ten aanzien van dit onderwerp zou ik toch willen vragen:
wie is deskundig? Iedereen die wel eens een huis heeft ge
bouwd, zegt: ik ben deskundig. Het gaat daarbij net als bij
het beoordeelen van de gevelwedstrijden. Ik geloof echter,
dat iedereen nu wel tot oordeelen bereid en bekwaam zal
zijn, temeer daar de deskundigen in het plan zijn gehoord.
Ik moet de leden, nu er werkelijk zoo'n woningnood heerscht,
toch ernstig aanraden om dit plan te aanvaarden, ook al
zouden zij enkele details wel anders willen. Er moet iets tot
stand komen. Het is is hier: jouez mal, mais jouez vite; men
kan niet alles op een goudschaaltje gaan wegen, maar men
moet nu een besluit nemen.
Er zullen aan dit plan ook wel fouten kleven, maar aan
welk menschelijk werk kleven nu geen gebreken. Wanneer
wij op 't oogenblik de belangen van de arbeiders in Leiden
willen bevorderen, dan moeten wij ons thans met dit plan
vereenigen.
Ten slotte wijs ik er nog even op, dat in de voorwaarden
nog een wijziging is gebracht, waardoor het financieel beheer
van dit plan niet geheel afgescheiden behoeft te blijven van
het beheer van de andere bezittingen der Vereeniging.
Wij hebben nl. ons praeadvies nog aldus gewijzigd dat in
punt C onder 3° de voorwaarde sub e als volgt wordt gelezen:
»Het finantieel beheer van de in het plan opgenomen eigen
dommen zal geheel afgescheiden worden gehouden van het
finantieel beheer van die bezittingen van de vereeniging, welke
gebouwd of geëxploiteerd zijn of zullen worden, anders dan
met gemeentelijk voorschot ingevolge de Woningwet"
Verder wil ik gaarne al de punten van het voorstel splitsen en
afzonderlijk in stemming brengen, maar ik geloof niet, dat dit hier
noodig zal zijn. De heeren zijn vóór of tegen de zaak in haar
geheel, en daarom acht ik het beter en voldoende om het
voorstel in zijn geheel in stemming te brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 17 tegen 7 stemmen wordt overeenkomstig het gewij
zigd praeadvies besloten.
Vóór stemmen de heeren: Vergouwen, van der Eist, de
Boer, Botermans, Sasse, Tepe, Zwiers, van Tol, van der Pot,
Fischer, Fokker, van der Lip, Fabius, Heeres, Korff, Bots en
Sijtsma.
Tegen stemmen de heeren: van Romburgh, J. P. Mulder,
Hoogenboom, Pera, van Gruting, Briët en Huurman.
De Voorzitter. Mijne Heeren, dit is een gewichtig besluit
geweest voor de gemeente. Ik hoop, dat de plannen nu zullen
worden goedgekeurd door de Regeering, en dat zij zullen
blijken te zijn in het belang van deze gemeente en de oplos
sing van het woningvraagstuk zullen bevorderen.
VIII. Voorstel in zake de vaststelling van den prijs van het
gas gedurende de maanden April en Mei 1916.
(Zie Ing. St. No. 58.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
De Voorzitter. Verlangt thans nog iemand het woord?
De heer van der Elst. M. d. V. Bij het begin van deze
vergadering is een adres voorgelezen, waarbij belangstelling
is te kennen gegeven in de kwestie van den molen »de Stier".
Het komt mij voor, dat wij over deze zaak moeten beslissen,
vóórdat de definitieve voorstellen van Burgemeester en Wet
houders in zake de uitbreiding van het terrein en het gebruik
dat daarvan zal worden gemaakt, zullen zijn ingekomen. De
Raad moet zelfstandig beslissen over het al of niet wensche-
lijke van het sloopen van dezen molen. Wanneer wij daarmede