DONDERDAG 16 MAART 1916. 45 daarvoor en respectievelijk 22 M. en 26 M. lang, waarin 29 gezinnen zullen moeten wonen. Stel nu ieder gezin op 5 personen, wat niet overdreven is, dan zullen op dat pleintje van 1000 M2. komen te wonen 29 X 5145 personen, waaronder 87 kinderen. Om den heeren even een indruk te geven van een opper vlakte van 1000 M2 wil ik als voorbeeld noemen het aan allen bekende Meermanshofje aan de Oude Vest. Dit hofje is 29.50 M. en 53 M. lang, en hier wonen 28 vrouwen. Nu komen op het ontworpen hof, dat Vs kleiner wordt dan genoemd Meer manshof, in plaats van 30 M. 20 M., 145 menschen te wonen. Ik geloof ook, dat zooals de heer Hoogenboom heelt opgemerkt dit tot allerlei gekijf en gekibbel aanleiding zal geven. Als men zooveel menschen doet wonen op een kleine oppervlakte, dan meen ik, dat men dit niet mag noemen een verbetering van de volkshuisvesting. Het plan lijkt wel iets op een complex huizen aan de Visschersweide te Arnhem. Daar heeft men een dergelijken bouw, dit plein is echter 40 M. breed en daar zijn 5 toegangen, waarvan 2 zelfs 10 M. breed zijn. De teekening heeft bij de stukken ter inzage gelegen en men krijgt daarvan een geheel anderen indruk dan men van dit plan ontvangt. Dan heeft het mijne aandacht getrokken, mijnheer de Voor zitter, dat de Vereeniging tot verbetering van Volkshuisvesting zoo bitter weinig notitie heeft genomen van de praktische wenken, door deskundigen gegeven. Wanneer ik nalees het zakelijke rapport uitgebracht door Bouw- en Woningtoezicht, dan zie ik, dat de vereeniging daarmede niet het minst rekening heeft gehouden. O. a. worden daarin genoemd de te kleine slaapkamers. Er wordt voorgesteld slaapkamers te maken, die in strijd zijn met de verordening. Het rapport van Bouw- en Woningtoezicht zegt dat er vele kamers zijn, waar slechts 2 kinderen onder de tien jaren volgens bepalingen der Woningwet mogen slapen. Die kamers hebben een breedte van 1.60 M. a 1.70 M. het is op de teekening die op een schaal van Vioo is, niet zoo precies te meten en de kamer, waar de ouders verblijven is 2.10 M. Nu vraag ik: kan men een vertrek van 1.70 M. nu een slaapkamer noemen, wan neer men op het oog heeft een verbetering van de volks huisvesting? Ik geloof, dat het nageslacht de handen ineen zal slaan, over het feit, dat men in den jare 1916 zoo iets verbetering van de volkshuisvesting durfde noemen. Zijn die woningen nu waard, dat men er per huis 90 cent per week bij moet passen? Ik weet wel, dat het Rijk waarschijnlijk de helft van het te verwachten tekort voor haar rekening neemt, maar het zal de gemeente toch ƒ3500.per jaar kosten, en dat voor woningen, die absoluut minder zijn dan de tegen woordige woningen, die voor dien stand voor dien prijs gebouwd zijn. Dan is het mij opgevallen, dat Burgemeester en Wethouders zoo bijzonder veel waarde hechten aan het rapport van de Gezondheidscommissie en aan het rapport van de Commissie van financiën. Ik geloof, dat wanneer de Gezondheidscommissie zonder iets ten nadeele van de tegenwoordige functiona rissen te willen zeggen was samengesteld uit heeren, die met de Vereeniging tot verbetering der Volkshuisvesting niets hadden uit te staan, het rapport er wellicht anders zou hebben uitgezien. Het is mij opgevallen, dat een bestuurslid van boven genoemde Vereeniging, ook is de architect van den bouw en tevens het deskundige lid van de Gezondheidscommissie. Nu spreekt het toch van zelf, dat bedoeld lid alles wat deze quaestie betreft, beziet door denzelfden bril. Het plan, dat hij als architect heeft opgemaakt, zal hij als deskundige in de Gezondheidscommissie toch niet afbreken, en ongetwijfeld is hij geporteerd voor dit voorstel, omdat hij bestuurslid is van de Vereeniging. Zoo is het ook met den secretaris van de Commissie van Financiën, die tevens bestuurslid is van de vereeniging. Thans de financieele opzet. Dan zie ik, dat men voor grondbelasting berekent 7 terwijl deze is 8x/2 bovendien berekent men die 7 niet naar de werkelijke huurwaarde, maar naar de huuropbrengst. Voor onderhoud wordt gerekend 10%, dit is absoluut te laag, en op den duur niet vol te houdenvoor 10 kunnen der gelijke woningen niet worden onderhouden. Ook de post voor renteverlies ad 3000.gedurende den bouw is veel te laag geraamd. Wanneer men berekent dat er anderhalf jaar zal worden gebouwd en dat men voor den bouw noodig zal hebben gemiddeld ƒ200.000.dan kom ik tegen een rente van 5% niet op ƒ3000.maar op ƒ15.000. Thans het onder E genoemde, waarbij wordt voorgesteld om 30 huizen te bouwen, van een huurwaarde van ƒ3.80 per week. Ik geloot, dat dit plan zeker op een fiasco zal uitloopen. Huizen van die huurwaarde behoeven in Leiden niet door een Vereeniging tot verbetering der Volkshuisvesting te worden gebouwd, dat moet men aan de particuliere bouw ondernemers overlaten. Is het gewettigd een rentegarantie te geven voor iets, waarin de particuliere nijverheid best kan voorzien? Bovendien geloof ik, dat woningen van 3.80 per week daar ter plaatse dikwijls onbewoond zullen zijn. Voor deze woningen wordt slechts 6>/2 voor grondbelasting uit getrokken, in plaats van 81/2 en slechts 7 voor onder houd. Het is werkelijk belachelijk om te onderstellen, dat men dergelijke woningen kan onderhouden voor 7 Dan, mijnheer de Voorzitter, rekent men voor die huizen, die ongeveer ƒ175.per jaar huur moeten opbrengen ƒ9. waterleidingskosten. Nu neem ik het al heel gering, maar ik geloof niet, dat de Waterleidingsmaatschappij bereid zal zijn in die huizen voor ƒ13per jaar water te leveren. Ik heb het prospectus eens nagezien, maar 9.is voor deze woningen te laag. Ik geloof, dat het aanbeveling zou verdienen om het onder E genoemde afzonderlijk in stemming te brengenik meen, dat dit met de oplossing van de quaestie betreffende den woningnood niet het minste verband houdt. Mijnheer de Voorzitter. Ik juich toe en onderschrijf het betoog van den heer Hartevelt, dat de Vereeniging tot ver betering der Volkshuisvesting zich zooveel moeite heeft getroost om te trachten verbetering te brengen in den woningnood, maar laat dat dan ook werkelijk verbetering zijn, het is niet te weerspreken, dat er woningen te kort zijn, en het valt toe te juichen, dat die vereeniging zich voor deze zaak interesseert, maar dan moet men niet daarvoor een bepaald terrein noemen. Het kooiterrein is absoluut ongeschikt voor den bouw van zulke woningen, omdat het veel te laag ligt; er zijn breede slooten met een diepe vijver. Er moeten veel terrein werkzaam heden en kostbare fundamenten worden gemaakt, waardoor het voor woningbouw absoluut ongeschikt is. De heer Sijtsma. M. d. V. Wanneer ik een enkel woord zal zeggen, dan wil ik vooropstellen, dat om het zoo te noemen de hartelijke toasttoon van de rede van den heer Hartevelt meer in mijn smaak is gevallen dan de minder aangename overwegingen van de andere sprekers. Ik wil van algemeen standpunt de zaak beschouwen, ik acht mij trouwens niet bevoegd de plannen in details te behandelen. Ik had gehoopt, dat de heeren deskundigen in den Raad zich ook niet in details zouden begeven, want wanneer wij dat hier gaan doen, en als gevolg daarvan in de plannen wijzigingen brengen, dan zullen wij misschien den bouw in gevaar brengen, en de plannen op losse schroeven zetten. Men zal het thans moeten aannemen of verwerpen. Men kan nu niet meer dat hofjesgebouw uit de plannen lichten of welke andere ingrijpende verandering aanbrengen. In groote lijnen zou ik, evenals de heer Hartevelt heeft gedaan, het plan van harte toejuichen. De heer Huurman heeft toegegeven, dat er woningnood bestaat en hij, die zoo verschrikkelijk tegen die hofjes is, heeft meen ik en terecht ook gestemd tegen de onbewoonbaar verklaring, van een der huisjes door Burgemeester en Wethouders daarvoor aangewezen, ook vermoedelijk op grond dat zulk een woning nog wel geschikt voor bewoning kan gemaakt worden. Maar de gewraakte hofjeswoningen zullen zeker nog heel wat beter zijn. Dat de woningnood hier zeer groot is, leert niet alleen de ervaring, dat leeren ook de cijfers. Uit de stukken in de Leeskamer blijkt, dat van de woningen met een huurwaarde van 0,50 tot ƒ2,50 op het oogenblik slechts 0,49 leegstaan, d. i. één op de 200 woningen. Daarin moet toch verandering komen. Van particuliere zijde kan hierin niet worden voorzien, nu niet en ook niet in de toe komst. Het is zeer wel denkbaar, dat woningen gelijk wij die hier zullen bouwen, op den duur niet meer zullen kunnen blijven in exploitatie bij particulieren. Dan zal daarin door de Overheid door middel van Vereenigingen moeten worden voorzien en ik juich het daarom toe, dat het reeds nu in deze gemeente weer op grond van de Woningwet en met behulp van het Rijk kan geschieden. Zeker, het kost geld. Toen ik zag, dat het eerste plan elk jaar ƒ7000.extra zou kosten, heb ik mijn hoofd ook al eens geschud, al mag men niet vergeten, dat de helft door het Rijk wordt betaald. Maar kan het minder? Ook mij lacht de hofjesbouw niet zoo toe, maar zoo vreeselijk als de heeren Hoogenboom en Huurman zie ik er toch niet tegen op. Men moet toch niet denken dat die 87 kinderen die den Heeren zoo met angst vervullen, den heelen dag op het hof zijn. Wij moeten woningen hebben en de Vereeniging moet de woningen bouwen, maar is aan een maximum van kosten verbonden. Wanneer de werkgevers voor arbeiderswoningen zorgden, was het nog beter, maar die doen het niet. De Overheid heeft zich dit nu tot taak gesteld, en ik vind dat wij het plan, dat wij nu voor ons hebben, van harte moeten toejuichen al is het niet volmaakt. De combinatie met het volkspark acht ik al bijzonder gelukkig. Wanneer wij beide plannen niet aannemen dan zullen wij ook het volkspark nog in langen tijd niet krijgen en het ons later zeker veel meer geld kosten. Ik zal nu niet in bijzonderheden treden en daarom ook de bezwaren tegen onderdeelen door de bestrijders geopperd, voorbijgaan. Ik geloof, dat we zeer verstandig zullen doen teneinde in den dringenden woningnood te voorzien, beide plan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 11