N°. 44. Leiden, 24 Februari '1916.
Bij raadsbesluit van 15 Juli 1915 werd het beheer en het
onderhoud der nieuwe zweminrichting aan het Rijn- en
Schiekanaal gedurende het jaar 1915 opgedragen aan de
Leidsche Zwemclub, onder toezicht en ten genoegen van ons
College. In ons desbetreffend praeadvies (Ingek. Stukken no.
136 van 1915) deelden wij U toen mede, dat de exploitatie
gedurende de enkele weken van Augustus en September 1915
als een voorloopige toestand moest worden beschouwd en
dat het ons dientengevolge niet gew'enscht voorkwam reeds
dadelijk eene definitieve overeenkomst met de Leidsche
Zwemclub at te sluiten. Aan het bestuur der zwemclub werd
door ons College eene zekere vrijheid van beweging gelaten,
om de inrichting naar beste weten te exploiteeren.
De ervaring heeft geleerd, dat men de exploitatie aan geen
betere handen had kunnen toevertrouwen. Dank zij de prak
tische, onder onze goedkeuring vastgestelde, tarieven en de
voortdurende persoonlijke bemoeiingen der bestuursleden, was
de inrichting vanaf den eersten dag een volkomen succes en
mocht zij zich in eene groote mate van populariteit verheu
gen. Het aantal bezoekers bedroeg in de 8 weken, gedurende
welke de inrichting geopend was, bijna 15 000 of gemiddeld
270 per dag (180 heeren- en 90 damesbaden). Na het einde
van het seizoen kon een batig saldo van f 520 in de
gemeentekas worden gestort, welk bedrag met het oog op
het voorloopig karakter der exploitatie, die dus als een proef
neming kon worden beschouwd, in mindering van de stich-
tingskosten is gebracht.
De gunstige uitkomst der proefneming" leidt er toe, de
Commissie van Fabricage zegt het in haar advies terecht, in
de definitieve overeenkomst eene ruime mate van vrijheid
van beweging voor de bebeerende vereeniging in overleg met
ons College open te laten. Het verdient derhalve aanbeveling
ook in die overeenkomst slechts de algemeene strekking en
de onveranderlijke hoofdlijnen van het beheer vast te leggen,
doch de détails, die voor jaarlijksche wijziging vatbaar zijn,
telkenmale afhankelijk te stellen van rechtstreeksch overleg
tusschen het bestuur der Leidsche Zwemclub en ons College.
Om die reden zijn dan ook de abonnementsprijzen, de ver
goeding voor extra zwemonderricht, de salarissen van het
personeel en dergelijke punten niet in de concept-overeen
komst opgenomen. Al deze punten zullen afzonderlijk aan
onze goedkeuring onderworpen zijn.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
alsnu in overweging aan de navolgende concept-overeenkomst
Uwe goedkeuring te hechten.
CONCEPT-OVEREENKOMST tusschen de Gemeente Leiden
en de Leidsche Zwemclub inzake het beheer over de
gemeentelijke zweminrichting aan het Rijn-Schie-
kanaal.
Artikel 1.
Het Bestuur der Leidsche Zwemclub zal zich gedurende de
maanden, dat de gemeentelijke zweminrichting voor het
gebruik is opengesteld, belasten met het beheer dezer inrichting.
De data van openstelling en sluiting der inrichting worden
door het Bestuur vastgesteld en tijdig bekend gemaakt.
Art. 2.
Het Bestuur neemt op zich te zorgen en te doen zorgen
voor de goede orde, de veiligheid, de reinheid en den behoor
lijken toestand der zweminrichting.
Het zal daartoe o. a. de vereischte voorschriften geven aan
het personeel en de noodige kennisgevingen publiceeren voor
de bezoekers der inrichting.
De bepaling van de uren van dagelijksche openstelling
geschiedt onder goedkeuring van Burgemeester en Wet
houders.
Art. 3.
Voor het gewone dagelijksche onderhoud der inrichting
zal door het Bestuur worden zorg gedragen.
Onderhoudswerken van eenigen omvang worden op ver
zoek van het Bestuur in overleg met den Directeur van
Gemeentewerken en zoo noodig van gemeentewege verricht.
Voorstellen tot verbetering, wijziging of uitbreiding der
inrichting worden door het Bestuur ter kennis van Burge
meester en Wethouders gebracht.
Art. 4.
Aan Burgemeester en Wethouders, de leden der Commissie
van Fabricage, den Directeur van Gemeentewerken en de door
dezen aan te wijzen technische ambtenaren van het Bureau
Gemeentewerken zal te allen tijde vrije toegang tot de
inrichting moeten worden verleend, waartoe aan deze personen
doorloopende toegangskaarten zullen worden verstrekt.
Art. 5.
Indien het Bestuur zwemfeesten, wedstrijden en dgl. wil
organiseeren, in het bijzonder uitgaande van de Leidsche
Zwemclub, behoeft het daartoe vooraf de goedkeuring van
Burgemeester en Wethouders. De inrichting wordt dan uit
sluitend ter beschikking van de leden der Leidsche Zwemclub
gesteld en het Bestuur heeft daarbij de vrije beschikking
over personeel en inventaris der inrichting. Door Burgemees
ter en Wethouders kan verlangd worden dat bij zoodanige
gelegenheden, voor zoover nog ruimte voor ander publiek
beschikbaar is, ook niet-leden der Leidsche Zwemclub worden
toegelaten tegen nader overeen te komen toegangsprijs.
Art. 6.
Jaarlijks wordt vóór de opening van het zwemseizoen door
het Bestuur aan Burgemeester en Wethouders ter nadere
goedkeuring een opgave ingediend van het door het Bestuur
in dienst te nemen personeel en het uit te keeren salaris.
Art. 7.
De door het Bestuur te heffen prijzen voor het gebruik
der inrichting, met en buiten abonnement, alsmede die voor
het verhuren en verkoopen van badartikelen, het geven van
zwemonderricht en verdere aan de bezoekers te bewijzen
diensten, zijn aan de goedkeuring van Burgemeester en Wet
houders onderworpen.
Art. 8.
Vóór het einde van het kalenderjaar wordt door het Bestuur
een rekening en verantwoording ingediend van de uitkomsten
der exploitatie over het afgeloopen seizoen na goedkeuring
van die rekening wordt het batig saldo aan den Gemeente-
Ontvanger afgedragen en het nadeelig saldo aan de vereeni
ging uitgekeerd.
Art. 9.
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor den tijd van één
jaar, gerekend te zijn ingegaan op 1 Januari 1916. Indien
geene schriftelijke opzegging heeft plaats gehad vóór het einde
van het loopende kalenderjaar, zal de overeenkomst geacht
worden telkens voor den tijd van één jaar te zijn verlengd.
De kosten dezer overeenkomst komen voor rekening van
de gemeente Leiden.
Aldus in tweevoud geteekend te Leiden den....
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 45. Leiden, 24 Februari 1916.
In de rede, waarmede de Voorzitter van Uwen Raad de
vergadering van 20 Januari j.l. opende, werd o.a. melding
gemaakt van plannen, die bij de Regeering bestonden om de
zgn. noodregeling betreffende de werkloosheidsverzekering van
22 Augustus 1914 op te heffen en met 1 Mei 1916 in te
voeren een nieuwe blijvende subsidieregeling.
De desbetreffende voorstellen hebben ons thans bereikt. Zij
zijn belichaamd in de circulaire van den toenmaligen Minister
van Financiën van 19 Januari 1916 No. 4672 afd. W.V., welke
in de Leeskamer is neergelegd.
Alvorens tot een bespreking van deze circulaire over te
gaan, die een principiëele wijziging bedoelt te brengen in
het systeem van Overheidssteun aan de werkloosheidsver
zekering der arbeiders, zij het ons vergund U te herinneren,
dat die steun vóór Augustus 1914 een zuiver gemeentelijke
was, neergelegd in de verordening van 23 April 1908 (Gem.
Blad No. 13). Zij bestond hierin, dat de gemeente een bijslag
verleende op de uitkeeringen, die de tot het Gemeentelijk
Werkloozenfonds toegelaten vereenigingen aan hunne werk-
looze leden deden.
Dit stelsel bracht o.a. mede, dat alleen plaatselijke vereeni
gingen werden toegelaten en dat groote wisselingen in de
financieele gevolgen voor de gemeente mogelijk waren. Van
te voren toch was nooit te voorzien of, en in welken omvang,
de werkloosheid zich onder de leden der toegelaten kassen
zou openbaren.
Bij het intreden van den oorlogstoestand in Augustus 1914
deed de Regeering, ten einde de bestaande werkloozenkassen
voor algeheele inzinking te behoeden, U voorstellen tot het
aanvaarden van de zgn. noodregeling. In Uwe vergadering
van 1 September 1914 werden deze voorstellen aanvaard. Wij
mogen voor de bijzonderheden verwijzen naar ons praeadvies