25
N°. 40. Leiden, 24 Februari 1916.
Krachtens raadsbesluit van den 13en Juli 1905 werd het
Notarishuis aan den Burcht voor f 1000.— per jaar verhuurd
aan de Vereeniging van Leidsche Notarissen, tot den tijd
voor welken aan de vereeniging rechtspersoonlijkheid was
verleend, o. m. onder bepaling, dat de huur te allen tijde van
weerszijden kon worden opgezegd, mits elkander 18 maanden
te voren kennis gevende.
De duur der erkenning als rechtspersoon zou op 20 Maart
a. s. verstrijken, zoodat de huur op dat zelfde tijdstip zou
alloopen.
Inmiddels is de vereeniging bij Koninklijk Besluit van 9
October 1915 No. 32 opnieuw als rechtspersoon erkend voor
den tijd van 29 jaar en 11 maanden, ingaande 20 Maart 1916,
en gaf zij ons aisnu haar verlangen te kennen, het Notaris
huis na beëindiging van de loopende huur opnieuw voor den
tijd van 10 jaren voor denzelfden huurprijs van ƒ1000.—per
jaar in te huren. Alleen zou de vereeniging in de bestaande
voorwaarden gaarne enkele wijzigingen gebracht zien.
Volgens haar schrijven wil de vereeniging de opzeggings
termijn van 18 maanden voor zich tot 6 maanden beperken,
doch alleen voor het geval, dat zij met het houden van veilingen
van roerende goederen mocht ophouden. Dit houdt verband met
een eventueele vrijlating van het houden van dergelijke veilingen,
welke door de onlangs ingediende ontwerp-belastingwetten
wordt beoogd; mocht dit ontwerp wet worden, dan zou dat
aan de vereeniging misschien aanleiding kunnen geven hare
veilingen in het Notarishuis te staken. Verder wenscht zij
blijvend te kunnen beschikken voor het plaatsen van goederen
over een strook van het binnenplein ter breedte van 2Va
Meter, gelegen langs het kantoor en het aan dat plein gelegen
verkooplokaal, derhalve niet uitsluitend daags vóór en op de
dagen van verkoopingen, zooals in het loopende contract is
toegestaan. Bij den pachter van den Burcht bestaat hiertegen
geen bezwaar, mits hij op Vrijdagen en Zaterdagen zelf over
dien grond beschikken kan.
In verband met onze toezegging bij de Memorie van Ant
woord op het Sectieverslag (begrooting 1916 volgn. 2), stellen
wij U verder voor in art. 1 van het huurcontract de navolgende
bepaling op te nemen: »Wanneer door de vereeniging over
het voorplein wordt beschikt, is zij verplicht een weg van
ten minste 3 Meter breedte Open te laten, leidend van den
ingang van het voorplein naar de trap van den Burcht,
zoodat het verkeer tot den Burcht geen belemmering onder
vindt".
Tegen deze toevoeging heeft de vereeniging geen bedenking.
Aangezien noch tegen de verlenging van de huur, noch
tegen de door de vereeniging voorgestelde wijzigingen in
de voorwaarden bij ons bezwaar bestaat, geven wij U in
overweging te besluiten, het Notarishuis aan den Burcht voor
den tijd van 10 jaren, ingaande 20 Maart 1916, opnieuw te
verhuren aan de Vereeniging van Leidsche Notarissen, voor
den huurprijs van 1000.per jaar, onder bepaling:
le dat aan art. 1 wordt toegevoegd als 2e alinea:
«Behalve op Vrijdagen en Zaterdagen zal de vereeniging
«te allen tijde mogen beschikken over een strook van
»het binnenplein ter breedte van 27a Meter, onmiddellijk
«langs het kantoor en het aan dit plein grenzende verkoop
slokaal gelegen";
en verder als 3e alinea:
«Wanneer door de vereeniging over het voorplein wordt
beschikt, is zij verplicht een weg van ten minste 3 Meter
breedte open te laten, leidende van den ingang van het voor
plein naar de trap van den Burcht, zoodat het verkeer tot
den Burcht geen belemmering ondervindt";
2e dat aan art. 2 wordt toegevoegd:
«De vereeniging heeft bovendien het recht de huur met
«een opzeggingstermijn van 6 maanden op te zeggen, indien
«zij met het houden van hare veilingen van roerende goederen
«mocht ophouden";
en voorts onder de bestaande voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 41. Leiden, 24 Februari 1916.
Onder verwijzing naar de hierachter afgedrukte missive
van Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en
Electriciteit en onder mededeeling, dat wij ons met het
daarin vervatte voorstel volkomen kunnen vereenigen, geven
wij Uwe Vergadering in overweging met betrekking tot het
bij raadsbesluit van 17 Februari 1910 goedgekeurde contract
voor de levering van electriciteit aan eene combinatie van
particulieren te Noordwijk nader te bepalen, dat onder hand
having van alle bepalingen van dat contract Commissarissen
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit bevoegd
zijn den stroom tegen een lager tarief dan het gecontrac
teerde te berekenen, des dat het in het contract vastgestelde
hoogere tarief voortaan zal moeten worden beschouwd als
maximum-tarief.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 19 Februari 1916.
Bij Raadsbesluit van 17 Februari 1910 werd goedgekeurd
de overeenkomst met de gemeente Noordwijk betreffende
het leggen van kabels en leveren van stroom in die gemeente.
De aanleiding tot het aangaan dezer overeenkomst was de
voorgenomen stroomlevering aan eene combinatie van parti
culieren in Noordwijk, die een groot gedeelte van het finan-
cieele risico, aan de kabellegging naar Noordwijk, verbonden,
op zich wilde nemen.
De tusschen bovengenoemde combinatie en Commissarissen
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit afgesloten
stroomleveringsovereenkomst vormt dan ook als aanhangsel
een deel van de overeenkomst met de gemeente Noordwijk
en werd als zoodanig bij bovengenoemd Raadsbesluit tevens
goedgekeurd.
De stroomleveringsovereenkomst met de combinatie regelde
echter tevens het tarief, volgens hetwelk de stroom aan de
combinatie wordt berekend, in welk tarief het thans gewenscht
is eene kleine wijziging te brengen.
Het vaststellen van bijzondere tarieven voor grootverbrui
kers is krachtens art. 10 van de Verordening betreffende de
levering van electriciteit aan Commissarissen opgedragen. Nu
echter de overeenkomst met de combinatie door den Raad is
goedgekeurd, meenen wij in dit geval niet meer bevoegd te
zijn in het stroomleveringstarief zonder machtiging van den
Raad wijziging te brengen.
De commercieele opzet der Stedelijke Fabrieken van Gas
en Electriciteit en de omstandigheid, dat alle bijzondere
tariefovereenkomsten steeds door Commissarissen worden
afgesloten, doen het gewenscht voorkomen, dat event, noodige
wijzigingen in de tarieven der combinatie ook door Commis
sarissen kunnen worden vastgesteld.
Wij meenen li daarom in overweging te moeten geven
aan den Raad van Leiden te willen voorstellen, nader te
bepalen, dat onder handhaving van alle bepalingen van de
bestaande stroomleveringsovereenkomst met de combinatie
van particulieren te Noordwijk, Commissarissen bevoegd zijn
den stroom tegen een lager tarief dan het gecontracteerde te
berekenen, des dat het in de overeenkomst vastgestelde hoo
gere tarief voortaan zal moetpn worden beschouwd als
maximum-tarief.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit,
N. C. de Gijselaar, Voorzitter.
Fokker.
H. J. Zwiers.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
N°. 42. Leiden, 24 Februari 1916.
In nevensgaand schrijven doet de Commissie van Beheer
over de gestichten «Endegeest", «Voorgeest" en «Rhijngeest"
een drietal voorstellen:
a. tot verbetering van de rioleering van de 4 nog niet op
de bevloeiingsvelden aangesloten paviljoens van Endegeest
door aansluiting op die velden;
b. tot uitbreiding dier velden in verband met de sub a
bedoelde aansluiting;
c. tot het bouwen van een ambtswoning voor den 2en
geneesheer van Endegeest, Dr. G. J. B. A. Janssens, met het
oog op diens voorgenomen huwelijk.
Ons College kan zich met die voorstellen geheel vereenigen.
Onder verwijzing naar het rapport der Commissie geven
wij U derhalve in overweging, door vaststelling van bijgaanden
suppletoiren begrootingsstaat ten behoeve van de daarin op
genoemde werken een bedrag van 20.000 ter beschikking
van de Commissie van Beheer voornoemd te stellen, ter
storting in het Afschrijvings- en Vernieuwingsfonds, onder
bepaling, dat dit bedrag uit de exploitatie der gestichten in
40 jaren zal worden afgelost en dat jaarlijks 4| rente door
de gestichten aan de gemeente zal worden vergoed.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 12en Februari 1916.
Wij hebben de eer U te berichten, dat wij in het belang
van de onder ons beheer staande gestichten de uitvoering