24 voor ieder jaar dienst als zoodanig aan de gemeente bewezen, zal worden uitgekeerd. Dat krachtens besluit van Uwen Haad alle rechten, van de op 1 October 1913 in vasten dienst der gemeente zijnde ambte naren, zouden worden gehandhaafd en dat aan de gemeente Leiden ontheffing is verleend tot inkoop van genoemde ambtenaren in het Rijkspensioenfonds voor de gemeente ambtenaren. Nu doet zich ten opzichte van ondergeteekende' het navol gende voor, hetgeen hij zal trachten als voorbeeld met ronde getallen aan U duidelijk te maken, dus geen zuivere weergave van cijfers is, hetgeen evenwel aan het feit zelve niets afdoet. (Voor de meer juiste cijfers verwijst hij U naar bijgaande bijlage). Op den dag dat hij de gemeente verliet, bezat hij juist twintig dienstjaren in de gemeente Leiden, had een pensioen grondslag van ƒ600 en had vijf militaire dienstjaren. In verband hiermede moet dus de gemeente voor ieder jaar, dat hij gepensionneerd is 20/«o deelen van zijn pensioen grondslag of ƒ200, in het Rijkspensioenfonds storten, welk bedrag wederom door het Rijk aan ondergeteekende als pensioen wordt uitgekeerd. Krachtens de gemeenteverordening heeft hij evenwel recht op 2%s deelen van zijn pensioengrondslag of ƒ260, dus zou de gemeente hem in dit geval een aanvullings pensioen van 60 toe moeten kennen. In verband met zijn militaire dienstjaren keert het Rijk hem evenwel geen 20/6o deelen doch 2,/eo deelen van zijn pensioengrondslag of ƒ250 uit en keert de gemeente in verband hiermede hem geen aan vullingspensioen van ƒ60 doch slechts van 10 uit, in dit geval een winst voor de gemeente van ƒ50.per jaar, waar voor ondergeteekende het Rijk evenwel vijf jaren als soldaat gediend heeft. Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat de militaire dienstjaren geheel ten laste van den Staat in het pensioenfonds worden ingekocht en bovendien door hem aan de gemeente twintig jaren de verplichte storting, berekend over zijn geheelen pensioengrondslag is betaald geworden. Is het nu te veel gezegd wanneer ondergeteekende ver meend het recht te bezitten, dat aan hem alsnog een aan vullingspensioen wordt toegekend Zoo ja, is het dan geen eerste vereischte van billijkheid, dat het hem wordt toegekend? Wanneer hij niet als soldaat gediend had, zou het toch ook aan hem moeten worden uitbetaald. Het is daarom, dat ondergeteekende een beroep doet op uw rechtvaardigheids- en billijkheidsgevoel en U beleefd ver zoekt de hinderpalen uit den weg te willen ruimen, die Burgemeester en Wethouders dezer gemeente verhinderen, aan zijn verzoek te kunnen voldoen. Met achting, G. Copier. Bijlage. Adressant geniet thans met inbegrip van tien militaire dienstjaren, ten laste van het Rijk, een jaarlijksch pensioen tot een bedrag van 460 Hiervoor moet door de gemeente aan het Rijk een jaarlijksche bijdrage worden vergoed tot een bedrag van 294 Bij een eventueele gemeentelijke pensionneering van adressant zou aan hem door de gemeente een jaarlijks pensioen zijn toegekend tot een bedrag van ongeveer 398 Alzoo een verschil ten voordeele van de gemeente tot een bedrag van ruim 100 Uit deze opgave welke een meer juist overzicht geeft over de cijfers op adressant betrekking hebbende, blijkt dus, dat tengevolge zijner militaire dienstjaren, het Rijkspensioen dat van de gemeente overtreft, waardoor de gemeente zich thans nog ontslagen acht van de verplichting om hem een aan vullingspensioen toe te kennen. N°. 39. Leiden, 24 Februari 1916. In verband met de mobilisatie en hetgeen daarmede samen hangt bleek het, zooals Uwe Vergadering wel niet zal ver wonderen, noodzakelijk, het aan de afdeeling „Militaire Zaken" ter gemeente-secretarie verbonden personeel met tijdelijk personeel uit te breiden. Dientengevolge werd de onderwijzer aan de openbare lagere school der 3e klasse No. 3 (Mare) P. C. G. A. Wijkmans bij het begin der mobilisatie tijdelijk werkzaam gesteld aan genoemde afdeeling en is hij vanaf' 1 Augustus 1914 bijna onafgebroken aldaar werkzaam gebleven. Als onderwijzer werd hem telkens gedurende eenige maanden door ons College verlof verleend, welk verlof laatstelijk werd verlengd tot 1 April 1916. De heer Wijkmans is op de afdeeling «Militaire Zaken" hoofdzakelijk belast met de uitkeeringen in zake de geldelijke vergoedingen wegens kostwinnerschap aan 1000 gezinnen van dienstplichtigen, alsmede met de daaraan verbonden administratie en verricht die werkzaamheden, die tengevolge van de uitbreiding, welke het instituut der geldelijke ver goedingen sedert 1 Augustus 1914 heeft ondergaan zeer omvangrijk geworden zijn, tot volle tevredenheid van zijne superieuren. De administratie der vergoedingen vereischt niet alleen vol ledige bekendheid met de op dit stuk bestaande voorschriften en bepalingen, maar ook groote accuratesse, aangezien bij onoordeelkundig beheer de gemeente financieel nadeel lijdt, vermits toegekende vergoedingen, die niet door den Minister van Oorlog worden goedgekeurd, of uitkeeringen, welke niet overeenkomstig de voorschriften hebben plaats gehad, niet door het Rijk worden gerestitueerd. Het behoeft derhalve geen nader betoog, dat het in hooge mate gewenscht is, dat de heer Wijkmans, nu de mobilisatie op 1 April a. s. nog wel niet zal geëindigd zijn, ook na dien datum met zijnen tegenwoordigen werkkring belast blijft. Intusschen doet zich hierbij de moeilijkheid voor, dat het bezwaarlijk gaat het verlof van den heer Wijkmans als onder wijzer, hetgeen nu reeds 17« jaar heeft geduurd, andermaal te verlengen. Ook hebben wij gegronde vrees, dat dit met het oog op de belangen van het onderwijs bedenking zal ont moeten bij den Arrondissements-Schoolopziener, die tot nog toe genegen was zijne medewerking te verleenen bij het aan stellen van een tijdelijke leerkracht aan de school 3e klasse No. 3. In dit verband moeten wij ook nog eenige oogenblikken Uwe aandacht vragen voor een andere kwestie, die met de bovenvermelde echter ten nauwste samenhangt. Tengevolge van de gewijzigde Militiewet van 2 Februari 1912 en de Landstormwet van 28 April 1913 zijn de werk zaamheden aan de meergenoemde afdeeling aanzienlijk ver meerderd en het is te voorzien, dat deze werkzaamheden in de naaste toekomst niet meer naar eisch kunnen worden ver richt, indien de chef der afdeeling geen andere hulp tot zijne beschikking heeft, dan de aan de afdeeling verbonden klerk. Wat eerstgenoemde wet betreft zij allereerst gewezen op de uitbreiding van het jaarlijksch contingent, waardoor meer dere manschappen worden ingelijfd, die, nadat zij hun eerste oefening volbracht hebben, het getal groot-verlofgangers niet onbelangrijk vermeerderen. Vervolgens zijn de werkzaamheden, gepaard gaande met de inlijving, welke vroeger voor het grootste deel door den Commissaris der Koningin werden verricht, thans geheel op de schouders van den Burgemeester gelegd. Bovendien brengt de gewijzigde Militiewet nog in ver schillende andere opzichten veel extra beslommeringen mede. Ook geeft de toepassing van de Landstormwet, welke wet geheel nieuw is, reeds nu veel werk en dit zal in de toe komst nog meer het geval zijn, aangezien het aantal land- stormplichtigen geleidelijk vermeerdert en thans reeds voor Leiden 800 man bedraagt. Met het oog op deze vermeerdering van werkzaamheden is het derhalve noodig aan de afdeeling «Militaire Zaken" alsnog een goede kracht te verbinden met den rang van adjunct-commies. Als zoodanig zouden wij willen benoemen den bovenge- noemden heer Wijkmans, die dan tevens niet aan zijnen tegen woordigen tijdelijken werkkring met 1 April a. s. zou behoeven te worden onttrokken, tengevolge waarvan, zooals wij hebben uiteengezet, ernstige stagnatie te vreezen zou zijn met betrek king tot de werkzaamheden, verbonden aan het instituut der militaire vergoedingen. Mocht te eeniger tijd de thans aan de afdeeling «Militaire Zaken" verbonden klerk tot eene andere functie worden ge roepen, dan ligt het in onze bedoeling in zijn plaats geen vast ambtenaar te benoemen, doch te volstaan met de aan stelling van iemand, in hoofdzaak belast met schrijfwerk. Aan den heer Wijkmans zal bij benoeming tot adjunct commies het maximum der aan dien rang verbonden bezol diging, d. i. 1300.jaars, moeten worden toegekend, aan gezien zijn traktement als onderwijzer met de toelage voor huishuur en den kindertoeslag thans reeds ƒ1125.bedraagt en hij bovendien, indien hij als vast ambtenaar ter gemeente secretarie wordt aangesteld, eene bijbetrekking, die hem ƒ200. oplevert, zal moeten laten varen. Op grond van een en ander geven wij U derhalve in over weging door vaststelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving een bedrag van 975.beschikbaar te stellen, teneinde ons College in staat te stellen den heer P. C. G. A. Wijkmans voornoemd met ingang van 1 April 1916 te be noemen tot adjunct-commies ter gemeente-secretarie op eene jaarwedde van 1300. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog 28189.655 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 4