DONDERDAG 20 JANUARI 1916. 9 De heer Sijtsma. Dat staat mij goed voor den geest. De heer Hoogenboom. Dat kunt U wel zeggen, maar ik geloof toch niet, dat U het zoo goed begrijpt, als wanneer U de teekening hadt kunnen zien. Want dan zou het ook U opgevallen zijn, dat wanneer er slechts een ruimte van 3 meter beschikbaar is en blijft tusschen de hoornen en een passeerend tramrijtuig, dit voor het verkeer over den rijweg zeer gevaarlijk en hinderlijk is, en dat het dus beter is om daar geen rij boomen te plaatsen, en het voor rijwielpad be stemde deel bij den rijweg te trekken. In het bijzonder daar waar in en uit de tram gestapt moet worden, is de beschik bare ruimte van slechts 3 meter veel te klein. Daarom heb ik nu dit voorstel aanhangig gemaakt en ik heb met belang stelling vernomen dat Burgemeester en Wethouders hunne aandacht er aan zullen schenken. Ik hoop niet, dat Burgemeester en Wethouders de zaak zullen beschouwen als een zoo ter loops en losweg geopperd denkbeeld, maar het zullen beschouwen als een zaak die de volle aandacht waard is. Het plan toch van Burgemeester en Wethouders geeft aan dat deel geen behoorlijke ruimte voor het rijverkeer en dat voor een zoo belangrijken verkeersweg als deze weg van Leiden naar Utrecht is. Dat verkeer wordt niet gebaat door het plan gelijk Burgemeester en Wethouders dit willen uitvoeren. En daarom zou ik wel willen vragen, of Burgemeester en Wethouders alsnog niet een plan aan den Raad zouden willen overleggen, opdat de leden er behoorlijk, met kennis van zaken, over kunnen oordeelen. De heer Botermans. Ik geloof dat de opmerking van den heer Hoogenboom gegrond is. Wanneer ik het goed begrijp, vindt hij het rijwielpad in het begin te smal; ik geloof dat daaraan te gemoet zou zijn te komen, wanneer men het voetpad een halven meter smaller maakte en het rijpad een halven meter breeder. De heer van der Pot. M. d. V. Slecht een opmerking in het algemeen tegen hetgeen door U is gezegd, dat het hier uitsluitend geldt een zaak van uitvoering, waarmede de Raad niets te maken heeft. Dat standpunt wordt toch bij andere zaken niet ingenomen. Wanneer men steeds op die wijze redeneerde, dan zou de Raad bijv. bij den bouw van een school niet anders hebben te doen dan de gelden beschikbaar te stellen, terwijl hij dan verder de geheele wijze van uit voering aan Burgemeester en Wethouders zou overlaten. En nu heliben wij toch altijd in zoo'n geval teekeningen gehad om te doen zien, wat er voor de beschikbaar te stellen gel den tot stand zal worden gebracht. Zoo zou het hier ook beter zijn geweest de noodige teekeningen over te leggen om ons een goed beeld van het plan te geven. De Voorzitter. Wat bij de stukken is overgelegd, noem ik een teekening, ingenieurs noemen het misschien anders. De heer van der Pot. Dat is een eenvoudige situatieschets. Teekeningen zijn ons niet overgelegd. Formeel hebt U in zoover gelijk, dat er in dit voorstel niet anders wordt ge vraagd dan om het geld beschikbaar te stellen voor den aan koop der voortuintjes. Nu zou ik echter willen vragen of de 70,000 die vroeger beschikbaar zijn gesteld, wel bestemd waren voor de geheele verbetering van den Hoogen Rijndijk? Of had dat bedrag enkel betrekking op het Raamland en de zuidzijde van den Hoogen Rijndijk voor zoover deze den op gang vormt naar het Raamland? In het laatste geval moet de Raad nu ook beslissen, of hij voor dit andere werk het geld beschikbaar wil stellen. Mijns inziens is in dat geval het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet volledig en het had moeten inhouden: dat de Raad gelden beschikbaar stelt voor dit geheele werk en wanneer het in dien vorm was gegoten, dan geloof ik, dat Burgemeester en Wethouders er vanzelf toe gekomen waren om ook de technische teeke ningen over te leggen, die de zaak, voor de technische leden althans gemakkelijker te beoordeelen had gemaakt. De Voorzitter. U kunt natuurlijk zeggen: ik heb een beter plan. Wat ik voor een teekening aanzie, wordt door een deskundige misschien niet als een teekening beschouwd. Maar hoe wil men tot een resultaat komen, wanneer de een zonder trottoir wil beginnen, een ander tegen de rij boomen is, terwijl een derde weder iets anders wil. Zulk een wijze van doen vind ik zeer onvruchtbaar. De uitvoering van het plan moet men geheel overlaten aan Burgemeester en Wet houders. Het geldt hier niet het geheele werk, het is er slechts een stuk van en ik zie ook niet in, dat het voorstel formeel verkeerd zou zijn. Er staat duidelijk in wat wij aanvragen en wat alles kost. Omdat het in orde brengen van het Raam land met een gedeelte van den Hoogen Rijndijk zoo is mede- gevallen, kunnen wij het nu met het verleende crediet doen en behoeven wij geen nieuw credie taan te vragen. Wil men het geld liever in kas houden, dan stemme men tegen het voorstel, maar de uitvoering van het plan moet aan Burge meester en Wethouders blijven. De heer Fokker M. d. V. Wij zijn met dit debat weer geraakt op formeel terrein, maar ik geloof, dat hetgeen de heer van der Pot heeft opgemerkt, juist is, dat per slot van rekening het besluit, dat Burgemeester en Wethouders in over weging geven, is: om te besluiten tot aankoop van de in de teekening met rood aangegeven stukjes grond en Burgemees ter en Wethouders te machtigen het gebruik van den ten gebruike afgestanen grond aan den Hoogen Rijndijk op te zeg gen. Dus, wanneer dat besluit genomen wordt voor wat betreft hetgeen hier in het ingekomen stuk staat, dan besluit de Raad eigenlijk nog niet met zooveel woorden over die ƒ70.000 te beschikken, waarvoor eigenlijk nog een apart besluit zou moe ten worden genomen, nl. dat het overschot van de ƒ70.000 aangewend moet worden voor de verbetering van den Hoogen Rijndijk. Dat staat niet in het besluit. De heer van der Pot. Dit wordt geacht er in te zijn op gesloten. De Voorzitter. Het geld is indertijd toegestaan voor den aanleg van wegen op het Raamland en verbetering van den Hoogen Rijndijk en dat is nog niet geheel op. Wij behoeven dus niet opnieuw daarvoor geld aan te vragen. Men weet heel goed welke zaak het hier geldt. Is men er dus tegen, dan stemt men tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Maar ik kan onmogelijk goedvinden, dat iedereen hier aankomt met een plan voor den aanleg van het werk en met allerlei details. Dan komt er nooit iets tot stand. De heer Fokker. M. d. V. U zegt: dan komt er nooit iets tot stand. En volgens U mag het voorstel alleen maar worden beoordeeld volgens de plannen van Burgemeester en Wet houders. Nu heeft echter de heer Hoogenboom een ander plan, dat daar tegen in gaat. Wanneer nu de meerderheid vgn den Raad liever in de richting gaat van den heer Hoogenboom en dus stemt tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dan komt, wanneer het plan van den heer Hoogenboom niet verder mag worden ontwikkeld, ook niets tot stand! De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en aangenomen met 22 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Sijtsma, A. Mulder, van Tol, van der Eist, Vergouwen, van der Pot, de Boer, Botermans, Sasse, Tepe, Harte velt, Briët, Reimeringer, Zwiers, Heeres, Bots, Fischer, van der Lip, van Romburgh, J. P. Mulder, Timp en van Gruting. Tegen stemmen de heeren: Hoogenboom, Fabius, Fokker en Huurman. (De heer Pera had tijdens deze stemming tijdelijk de ver gadering verlaten.) XVII. Verzoek van J. Ph. Vogel e. a. om over te gaan tot demping van eenige slootgedeelten voor de 3 waschinrich- tingen aan den Witten Singel. (Zie Ing. St. No. 17.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Bij mij is ingekomen de volgende motie, onderteekend door de heeren Botermans, van der Pot, Fabius, van Gruting en van der Eist. »Ondergeteekenden hebben de eer de navolgende motie in te dienen: De Raad der gemeente Leiden, Overwegende, dat het gewenscht is in te willigen het verzoek van de heeren Vogel c.s. om twee slootgedeelten aan den Witten Singel op kosten der gemeente te doen dempen, die demping te doen plaats hebben in 1916 en het bedrag der daarvoor benoodigde kosten af te schrijven van den post: Onvoorziene Uitgaven, Gaat over tot de orde van den dag." De heer Botermans. M. d. V. Een enkel woord slechts ter toelichting van deze motie. Het komt mij voor, dat Burgemeester en Wethouders in hun praeadvies veel te onduidelijk zijn geweest. Zij halen daarin aan de sloot aan den Heerensingel en loopen over de sloot aan den Witten Singel heen. De toestanden aan die beide singels kunnen niet met elkander worden vergeleken. Zooals de toestand aan den Witten Singel nu is, geloof ik, dat het noodig is, dat de sloot daar zoo spoedig mogelijk wordt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 9