DONDERDAG 20 JANUARI 1916. 13 het sectieverslag over de laatste begrooting een kort resumé is gegeven van hetgeen ik nu hier mededeel. Den 4den October kwam een verzoek in van het Roomsch- Katholieke schoolbestuur om weder over de school aan het Rapen burg te mogen beschikken en tegelijkertijd kwam het antwoord van den Minister van Binnenlandsche Zaken op een vraag in de Tweede Kamer van den heer Knobel, waaruit bleek, dat wanneer er om werd gevraagd,de scholen zouden kunnen worden ontruimd. Naar aanleiding van dat antwoord is toen door ons geschreven, zoowel aan den Minister van Oorlog als aan den Minister van Justitie, met nogmaals het dringend verzoek, om de scholen te doen ontruimen, waarbij in het bijzonder de aan dacht werd gevestigd op de vrouwengevangenis, een zeer begeerlijk object voor de militairen, en waarin zich zeer weinig vrouwen bevonden. Op dienzelfden datum werd te gelijkertijd aan den Minister van Oorlog gevraagd om het aantal barakken, die juist in die dagen gebouwd werden buiten de Koepoort, te vermeerderen, om zoodoende de beschikking te krijgen over de school in de van der Werffstraat, omdat die school gebruikt werd voor hetzelfde troependeel, als waarvoor de barakken buiten de Koepoort ook dienden. Acht dagen later kwam er bericht van bet Ministerie van Justitie, dat de Rijkswerkinrichting voor vrouwen niet voor militaire doeleinden kon worden afgestaan en een paar dagen later kwam een verzoek van geheel anderen aard, nl. dit, dat men de gebouwen aan de Oude Vest en de Brandewijnsteeg, die juist te voren waren ontruimd, en in orde waren gemaakt, weder tijdelijk voor militaire doeleinden in gebruik wenschte te nemen. Er is toen op denzelfden dag een telegram gezonden aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, waarbij nogmaals werd aangedrongen op de ontruiming van de Rijkswerkinrichting en bovendien om nog dringend te verzoeken, dat de scholen, die juist weder open waren gesteld, niet weder in beslag zouden worden genomen. Aan dat laatste verzoek is voldaan, zoodat de scholen aan de Brandewijnsteeg en de Oude Vest verder geregeld in orde konden worden gemaakt. Eindelijk is op 24 December van het vorige jaar nogmaals een verzoek gericht tot den Minister van Binnenlandsche Zaken, wederom om aan te dringen op de ontruiming van de scholen, tegelijkertijd met de mededeeling, dat op den brief van 23 October nog geen antwoord was ontvangen. Die brief aan den Minister van Binnenlandsche Zaken is blijkbaar in handen gekomen van den Opperbevelhebber, want zeer kort daarop kwam van dezen de opdracht om redenen te vernemen, waarom wij die scholen zoo dringend noodig hadden. Daarop zijn toen door mij persoonlijk aan den Adjudant van den Regimentskommandant de noodige inlichtingen verstrekt. Diezelfde inlichtingen zijn nog eens schriftelijk gegeven aan den Garnizoenskommandant en mis schien is het niet ondienstig om eens een idéé te geven van de wijze waarop wij die zaak hebben gemotiveerd, dat ik de heeren dien brief even voorlees. Die brief luidt als volgt: »Naar aanleiding van het mondeling onderhoud op heden morgen van den len luitenant Bronkhorst van Uw onder- hebbend bataljon met den Wethouder Fischer, nopens het ontruimen van gemeentescholen, welke thans nog bij de militairen in gebruik zijn, hebben wij de eer UHoogEdelGestr. het navolgende mede te deelen. Doordat de scholen der 3e klasse in deze gemeente, waaronder ook de school aan de van der Werffstraat, voortdurend door militairen bezet zijn, ontvangen de leerlingen dier scholen sedert 1 Augustus 1914 slechts halve dagen onderwijs, beurte lings in de morgen- en in de middaguren. Dientengevolge is het onderwijs in de hoofdvakken zeer gebrekkig, terwijl de bijvakken nagenoeg in het geheel niet onderwezen worden. Het aanhouden van dien toestand heeft dan ook bij de ouders der leerlingen groote ontevredenheid verwekt, aange zien hunne kinderen het noodige onderwijs niet in voldoende mate deelachtig kunnen worden en daardoor merkbaar achteruit gaan. Als men bedenkt, dat de bevolking van genoemde scholen behoort tot den arbeidenden stand, in welken stand men geen gelegenheid heeft om het te weinig genoten onderwijs later in te halen, dan is de urgentie tot ontruiming der scholen o. i. daarmede voldoende aangetoond. Ten slotte meenen wij nog op een ander nadeel, aan de tegenwoordige regeling der schooltijden verbonden, Uwe aan dacht te moeten vestigen. De praktijk heeft n.l. geleerd, dat de kinderen in de middaguren minder gedisponeerd zijn om onderwijs te ontvangen, dan 's morgens, aangezien zij door de ouders in de morgenuren met bezigheden van allerlei aard zijn belast geweest en dientengevolge door vermoeidheid het onder wijs niet met vrucht kunnen volgen. Ook in verband hiermede geeft dus eene regeling, waarbij de kinderen gedurende 3 dagen per week slechts des middags onderwijs ontvangen, veel minder resultaten dan wanneer de kinderen op normale tijden de school bezoeken. Op al deze gronden meenen wij dan ook met klem op de ontruiming van de scholen te moeten blijven aandringen." Deze laatste brieven hebben op het oogenblik nog geen merkbaar resultaat opgeleverd, althans niet het verwachte resultaat. Ik ben echter wel gemachtigd mede te deelen, dat er stappen zijn gedaan om te komen tot een ontruiming van vier scholen, waarvan dan één zal zijn de Roomsch-Katholieke school aan het Rapenburg en de andere drie openbare scholen 3de klasse. Daardoor zal het echter kunnen gebeuren, gelijk door den Voorzitter reeds in zijn nieuwjaarsrede is medegedeeld, dat een duizend man met hunne officieren, de gemeente zullen verlaten en naar elders zullen worden overgebracht. Vast staat daaromtrent echter nog niets, alleen is er wel eenige waarschijnlijkheid, dat het daartoe zal komen. Dit in antwoord op de eerste vraag van den heer Heeres. De tweede vraag: in welke openbare scholen zijn thans nog militairen gelegerd? kan ik veel korter beantwoorden. Er zijn nog militairen gelegerd in de volgende scholen: Pieterskerk gracht, Breestraat, Langebrug, Maresingel, Paul Krugerstraat en Van der Werffstraat; de beide eerste 2de klasse, de andere 3de klasse scholen. De derde vraag is: hoeveel kinderen zijn thans nog van het gewone regelmatige onderwijs verstoken? Daarop kan ik ant woorden, dat op de jongensschool 2de klasse de kinderen sedert korten tijd volledig onderwijs ontvangen. Dat zal bin nen eenige dagen ook het geval zijn met de meisjesschool 2de klasse, omdat daar alle klassen behoorlijk onder dak zul len worden gebracht. Van de overige scholen zijn er nu nog ruim drie duizend kinderen, die halve dagen onderwijs krijgen. Ik heb nog niet de beschikking over de cijfers van Januari 1916, maar moet mij houden aan de cijfers van 1 Januari 1915. En volgens die cijfers zijn er nog ongeveer 3200 kin deren van de 3de klasse-scholen die halve dagen onderwijs ontvangen, dat wil zeggen op 4 scholen heeft men 19± lesuren en op de andere 21 lesuren per week. Waneer de ontruiming plaats heeft, waarover ik zooeven heb gesproken, dan zouden ongeveer nog een kleine 800 kin deren halve dagen onderwijs moeten krijgen. De vierde vraag luidt: Wordt aan Burgemeester en Wethouders de vrije keus gelaten, welke school op een gegeven oogenblik kan worden ontruimd? Hierop heb ik straks al voor een deel geantwoord. In som mige gevallen is door de militairen een school ontruimd naar eigen verkiezing, alleen in de allerlaatste gevallen is door de gemeente een keuze gedaan en is toen in het bijzonder ont ruiming van 3e klasse-scholen gevraagd. De vijfde vraag luidtVinden Burgemeester en Wethouders in de verklaring van den Minister in de Tweede Kamer van 30 December, geen aanleiding, nogmaals aan te dringen op ont ruiming van de nog gemobiliseerde scholen? Hierop zou ik willen antwoorden, dat wij nu in de eerste plaats moeten afwachten, of werkelijk de ontruiming waarop ik straks zin speelde, doorgaat. In dat geval zal er door de militairen nog slechts één school bezet zijn, nl. een school 3de klasse, maar zal overigens op alle scholen, behalve dus die eene en een andere, waar de leerlingen nog halve dagen onderwijs genie ten, volledig onderwijs gegeven worden, terwijl in uitzicht is de opening van de nieuwe school aan de van Duivenbode- straat over circa 3maand. In verband daarmede meenden Burgemeester en Wethouders, dat er geen aanleiding bestaat om juist alleen voor die eene genoemde school nadere stap pen te doen. lntusschen, meent de Raad, dat dit nog zal moeten gebeuren, dan zal hij zich daarover moeten uitspre ken, doch zal dat natuurlijk moeten gebeuren ten koste van het verlies van militairen in deze stad. De heer Heeres. M. d. V. Als ik nog even het woord vraag, dan is dat in de eerste plaats, om den heer Fischer te bedanken voor het uitgebreide antwoord, dat hij op mijn vragen heeft gegeven, waardoor tevens is gebleken, dat mijne onderstelling, dat Burgemeester en Wethouders het noodige hadden gedaan om te komen tot ontruiming van de scholen, gewettigd is. Ik zou willen verklaren, dat de moeilijke positie van Burgemeester en Wethouders ten opzichte van deze zaak in aanmerking genomen, het mij voorkomt, dat Burge meester en Wethouders hebben gedaan, wat zij konden doen, en het doet mij groot genoegen hier te kunnen constateeren, dat Burgemeester en Wethouders na hetgeen zij 5 Augustus hebben medegedeeld, hebben gedaan wat zij konden en moesten doen. Ik hoop ten zeerste, dat Burgemeester en Wethouders ook verder niet stil zullen blijven zitten en niettegen staande hetgeen zij totnogtoe hebben gedaan gekregen, ook de laatste stappen op den weg zullen zetten om ook de eene overblijvende school ontruimd te krijgen. Want wanneer men mij de vraag stelt: wat is beter: dat alle schoolkinderen voldoende en regelmatig onderwijs ontvangen, of dat een aantal militairen uit deze gemeente vertrekken, dan kan het antwoord op die vraag en dus op de vraag, welken weg de Gemeenteraad en Burgemeester en Wethouders moeten inslaan, niet anders zijn, dan dat de belangen van het onderwijs moeten prevaleeren boven dat andere belang.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 13