GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 7 IWGEEOHEir STEKKEN. N°. 19. Leiden, 17 Januari "1916. De Commissie van Financiën heeft geene bedenking tegen den door Burgemeester en Wethouders voorgestelden aankoop van een gedeelte van het perceel Sectie M No. 1244 aan de Duivenbodestraat met de daarbij ingediende begrotingswijzi ging (Ing. St. No. 9), noch tegen den aankoop van eenige stukjes grond langs den Hoogen Rijndijk ten behoeve van de wegverbetering aldaar (Ing. St. No. 11). Zij stelt U voor dien overeenkomstig te besluiten. Ook ontmoet de voorgestelde wijziging van de verordening regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting (Ing. St. No. 16) bij haar geene bedenking. Indien verder de Raad besluit tot beschikbaarstelling van nog 9374.ten behoeve van de nieuwe zweminrichting, o.m. ten behoeve van het aanbrengen van eenige door Burgemees ter en Wethouders voorgestelde verbeteringen (Ing. St. No. 10) en van 1100.voor den aanleg van een trottoir langs den Haarlemmervaartweg, ter plaatse in Ing. St. No. 12 vermeld, dan heeft de Commissie tegen de daarbij behoorende begroo- tingswijzigingen geen bezwaar. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 20. Leiden, 31 Januari 1916. De Commissie, bedoeld in art. 10 der Verordening, regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting, heeft de eer U hierbij te doen toekomen eene lijst, waarin is vervat haar advies omtrent 39 bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1915. De Commissie voornoemd: C. W. van der Pot Bz., Voorzitter. W. Pera, T J. Botermans, n' Aan den Gemeenteraad. N°. 21. Leiden, 31 Januari 1916. Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven, ter voldoening aan het voorschrift, vervat in artikel 11 van het Koninklijk Besluit van 19 November 1900 (Staatsblad No. 202)aan Gedeputeerde Staten het volgende verslag uit te brengen aangaande de wijze, waarop het op de gemeente- begrooting voor 1914 voor schoolkindervoeding toegestaan bedrag is besteed. »De op de begrooting voor het dienstjaar 1914 voor school kindervoeding uitgetrokken som van 1500.werd als subsidie uitgekeerd aan de vereeniging »Schoolkindervoe- »ding", die zich het verstrekken van voeding aan kinderen, ter bevordering van schoolbezoek, ten doel stelt. Voor het ontvangen van voedsel hadden zich, bij de ge houden inschrijvingen, meer kinderen aangemeld dan andere jaren, n.l. ongeveer 700, afkomstig van de navolgende scholen 125 van de openbare lagere school der 4e klasse No. 1, aan de Haverstraat 150 van de openbare lagere school der 4e klasse No. 2, in de Brandewijnsteeg; 38 van de openbare lagere school der 3e klasse No. l,aan het Plantsoen; 20 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 2, aan de van der Werfstraat; 6 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 3, aan de Mare; 1 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 4, aan de Langebrug; 21 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 5, aan den Maresingel; 47 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 7, aan den Zuidsingel 27 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 8, aan de Medusastraat; 6 van de buitengewone school voor zwakzinnigen; 20 van de school der vereeniging voor Christelijk onder wijs ten behoeve van on- en minvermogenden, aan de Pas teurstraat; 40 van de school der vereeniging voor Christelijk onder wijs ten behoeve van on- en minvermogenden, aan de Mid delstegracht 104 van de Roomsch-Katholieke Jongensschool aan de Haar lemmerstraat; 62 van de Roomsch-Katholieke Meisjesschool aan de Peli kaanstraat, en 26 van de Roomsch-Katholieke school, behoorende tot het gesticht »de Voorzienigheid", aan de Hoogewoerd. Na de gewone inschrijvingen nam het aantal kinderen, dat voor het ontvangen van voedsel in aanmerking wenschte te komen, nog geleidelijk toe, zoodat dat aantal in Januari 1915 ongeveer 780 bedroeg. Toen werd het bestuur der vereeniging, rekening houdende met de nog in kas aanwezige gelden, voor de keuze gesteld of eerlang met het verstrekken der maaltijden te eindigen, öf daarmede voort te gaan voor die kinderen, welke het ernstigste voor »schoolkindervoeding" in aanmerking kwamen. Tot het laatste werd besloten en, in overleg met de Hoofden der betrokken scholen, werden ongeveer 200 kinderen van de lijst afgevoerd. De maaltijden vingen in het vereenigingsjaar Mei 1914 Mei 1915 aan op 7 December 1914 en eindigden den 13en Maart 1915. Zij werden gedurende zes dagen per week gehouden en bestonden uit erwtensoep, rijstesoep, bruine boonen met spek, gestampte pot, gort met rozijnen en rijstepap. In het geheel werden 50101 porties voedsel verstrekt. De verstrekking van voedsel had rechtstreeks aan de kinderen zeiven plaats, buiten de gewone schoollokalen, en wel in het gebouw der vereeniging van den H. Vincentius a Paulo en voor een gering deel in het »Tehuis voor schoolgaande kin deren", aan de Langebrug. De inkomsten der vereeniging beliepen 5465.98®, waarvan 752.50 aan contributies van leden, 2358.155 aan extra giften wegens de buitengewone tijdsomstandigheden, ƒ521.865 aan collecten op jaarfeesten en vergaderingen, boetegelden, opbrengst verkoop theelood, enz., ƒ333.465 aan opbrengst van geplaatste busjes en 1500.aan subsidie van de gemeente. Uitgegeven werd een bedrag van 5059.025, n.l., ƒ4798.36 voor voedsel en 260.665 voor uitgaven van allerlei aard, als drukwerk, advertentiekosten, schoonhouden van lokalen, con- tröleloonen, enz., zoodat het tekort over het vereenigingsjaar 1913/1914 met 406.96 kon worden verminderd en tot 821.67 daalde. De voorwaarden, bedoeld in art. 10 van het Koninklijk Besluit van 19 November 1900 (Staatsblad No. 202), werden door de vereeniging behoorlijk nageleefd". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 22. Leiden, 31 Januari 1916. Zooals Uwe Vergadering bekend is, zijn op de gemeente- begrooting voor 1916 onder volgnrs. 232 en 58 collectieve posten uitgetrokken voor al de uitgaven en ontvangsten welke in verband staan met de mobilisatie van het leger en de daarmede samenhangende buitengewone tijdsomstandig heden, voor zoover de gemeente daarbij betrokken is. Successievelijk hebben op dit gebied de bemoeiingen der gemeente zich, ai naar gelang van de opkomende behoeften, aanmerkelijk uitgebreid; naast alles, wat aanvankelijk meer rechtstreeks met de huisvesting van militairen in gemeente gebouwen, met de ondersteuning van Belgische vluchtelingen en met de werkloosheidsverzekering verband hield, voegden zich de maatregelen ter voorziening in de behoefte aan allerlei voedingsmiddelen en aan brandstoffen, de regeling der duurte- toeslagen aan gemeente-ambtenaren e. d. Was het dientengevolge reeds wenschelijk het comptabel beheer dezer zeer uiteenloopende onderwerpen niet meer in één post samen te vatten, maar van elkander gescheiden te houden, de Gedeputeerde Staten vonden daarin tevens aanleiding om bij Prov. blad No. 70 van 1915 er op te wijzen, dat, indien de getroffen maatregelen geldelijk beheer voor de gemeente medebrachten, met ingang van het jaar 1916 de financiëele ge volgen voor de afzonderlijke onderwerpen, zoowel in ontvangst als in uitgaaf, over de gemeenterekening behoorden te loopen, tenzij, door het vaststellen van eene verordening ex art. 114Ms der gemeentewet, een ambtenaar der gemeente met het geheele financiëele beheer dezer aangelegenheden werd belast, in welk geval alleen met een ontvangst- of uitgaafpost, ter verrekening van het saldo van zijn gehouden beheer, kon worden volstaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 1