4 DONDERDAG 14 JANUARI 4915. over» vrijstelling van belastingen. In Helmond is deze zaak een poos geleden aan de orde geweest. Daar bad de Raad een besluit genomen om eenige personen van belasting vrij te stellen, waarop de Burgemeester heeft te kennen ge geven, dat hij dit besluit van den Raad ter vernietiging zou voordragen. Het is toen bij Koninklijk Besluit geschorst, maar verder is het niet gekomen, omdat Gedeputeerde Staten een schrijven hebben toegezonden aan den Raad, waarin zij in over weging gaven het besluit, als in strijd met de wet, in te trek ken. Wanneer de kohieren eenmaal zijn vastgesteld, kan de Raad wel vermindering of afschrijving toestaan bij verande ring van woonplaats, maar geen vrijstelling. Zoodra het ko hier is vastgesteld en de reclames zijn afgehandeld, moet de ontvanger het geld innen. Is het geld niet te krijgen, dan wordt door den ontvanger voorgesteld den post oninbaar te verklaren en dan stelt de Raad bij de rekening vast, welke posten oninbaar zijn. Het zou dus tegen de Gemeentewet in gaan, wanneer wij voldeden aan het verzoek in het request uitgedrukt. Ik stel namens Burgemeester en Wethouders voor afwijzend op dit verzoek te beschikken. De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou gaarne bevestiging willen vragen van mijn meening, dat het motief om afwijzend op dit verzoek te beschikken uitsluitend hierin is gelegen, dat de termijn voor de reclame niet in acht. is genomen en dus niet de vorm, waarin het verzoek gegoten is, daar het toch kennelijk de bedoeling is om ontheffing van de belasting te verkrijgen. Reclames worden dikwerf in dien vorm gegoten. Iemand meent, dat hij ten onrechte is aangeslagen en hij wenscht ontheven te worden van de belasting. Dan zegt hij ik ben onmachtig om te betalen, doch met de bedoeling, dat hij ten onrechte op het kohier is gebracht. Wanneer adres sant den termijn slechts in acht genomen had, dan komt het mij voor, dat zijn verzoek, al had hij het in dezen vorm gedaan, naar de commissie voor de reclames moest worden verwezen. De Voorzitter. Zeker, U hebt gelijk; het is een zuiver formeele zaakde termijn van reclame is allang voorbij. Wanneer iemand onmachtig is om te betalen, dan blijkt dit vanzelf, als het geld niet kan worden geïnd. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten af wijzend op het verzoek te beschikken. 5°. Verzoek van W. Otto, verpleegde in het krankzinnigen gesticht «Willem Arntzhoeve" om overgeplaatst te worden naar het gesticht «Endegeest". Wordt, als zijnde ongezegeld, terzijde gelegd. 6°. Verslag van de Commissie tot wering van Schoolver zuim over 1914. Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag. 7°. Verzoek van J. Dietz om vermindering van recognitie voor het innemen van gemeentegrond of wijziging van de Recognitie-verordening. 8°. Verzoeken om afschrijving van plaatselijke directe belasting. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wet houders. 9°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1914. Worden gesteld in handen der Reclame-commissie. 10°. Adres van de Naaml. Venn. «Leidsche Bouw-Maat- schappij", houdende bezwaren tegen het ter visie liggend plan tot wijziging van het uitbreidingsplan der gemeente. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der gemeente Leiden, Geeft eerbiedig te kennen, De Naamlooze Vennootschap Leidsche Bouwmaatschappij, gevestigd te Leiden, dat zij heeft kennis genomen van eene voorgestelde wijziging van het uitbreidingsplan dezer gemeente, voor zoover betreft den grond, gelegen tegenover het station der Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij en langs den Rijnsburgerweg, dat zij zich tot haar leedwezen genoodzaakt ziet, tegen den inhoud dezer wijziging ernstig te protesteeren en niet twijfelt of de rechtmatigheid van dit protest volkomen zal worden beaamd na kennisname van het onderstaande. Toen in 1905 het uitbreidingsplan was ter inzage gelegd, heett requestrante tegen aanneming van dat plan bezwaar geopperd. Haar geheele bouwplan toch, waarvoor zij zich tegen hoogen prijs den grond reeds had aangekocht, werd onuitvoerbaar ge maakt. Het protest heeft echter niet moogen baten. (Vg. voor een en ander gedrukte stukken 1905 no. 113.) Het uitbreidingsplan werd vastgesteld, en omvatte dus ook requestrante's perceel sectie L. No. 947. lntusschen, van stadsuitbreiding aan die zijde kwam niets. Opdat de grond niet renteloos zou blijven liggen, werd door requestrante eind 1909 eene vergunning om ter plaatse te bouwen aan Heeren Burgemeester en Wethouders gevraagd. In plaats, dat op dat verzoek werd beschikt, ontving reques trante bericht, dat eene vergunning vooralsnog niet verleend kon worden, wijl een bouwverbod op den grond was gevestigd, hetwelk destijds aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten was onderworpen. (Zie Bijlage I.) lntusschen is dat bouwverbod niet goedgekeurd. Doch trots het feit, dat dus aan eene gunstige beschikking niets meer in den weg stond, ontving requestrante dezelve niet. Er werd nader op het verzoek beschikt, (zie Bijlage 2.) dat de te stichten huizen niet gebouwd werden binnen de rooilijn van de op het uitbreidingsplan der gemeente geprojecteerde straat, doch over de geheele breedte dier straat. Requestrante legde het hoofd in den schoot, doch werd zeer onaangenaam getroffen door het thans aanhangig voorstel tot wijziging van het uitbreidingsplan. Uit de toelichting toch blijkt, dat de onderwerpelijke grond sinds jaren voor den bouw van Universiteits-Ziekenhuis was bestemd. Uitbreidingsplan en weigering aan requestrante om ter plaatse te bouwen komen door die erkentenis in een vreemd licht te staan. Requestrante hoop en vertrouwt echter, dat thans de door haar geleden schade worde hersteld, althans zooveel doenlijk. Er wordt voorgesteld het uitbreidingsplan te wijzigen. Nu veronderstelt een dergelijk plan stratenaanleg en woningbouw. Er is thans daarvan niet de rede. Het geldt alleen de stichting van een groot ziekenhuis met bijbehoorende gebouwen en pleinen. Alles wat dus aldaar staat te worden aangelegd en gebouwd, wordt particulier eigendom. En nu rechtvaardigt de aanstaande stichting van een zieken huis aldaar allerminst, dat de grond van requestrante, gelegen in het verlengde van de Oegstgeesterlaan, «in het belang eener stelselmatige bebouwing en stadsuitbreiding" tot openbare straat wordt bestemd. Daargelaten, dat ernstig mag worden betwijfeld, of daarmee de belangen van eene inrichting tot verpleging van zieken gediend zijn, kan requestrante niet inzien, dat in een en ander ooit een grond heeft kunnen aanwezig zijn, om haar jarenlang groote schade te laten lijden, door haar het rente- gevend maken van haar kostbaar eigendom te verbieden. Dezerzijds wordt er daarom met kracht tegen opgekomen, dat ook nog thans zonder eenigen wettelijken grond de be stemming tot openbare straat aan requestrante's grond wordt gegeven, en zulks bij een uitbreidingsplan, dat slechts in naam dient om stelselmatige bebouwing te bevorderen. Het is op vorenstaande gronden, dat de requestrante Uwen Raad eerbiedig verzoekt bij de voorgenomen wijziging van het uitbreidingsplan te verstaan, dat Uw Raad niet bevoegd is, het onderwerpelijk perceel de gevraagde bestemming te ver- leenen, daar de reden om dien grond tot straat ten dienste van stadsuitbreding te bestemmen, door den voorgestelden bouw van het Ziekenhuis ten eenenmale vervallen is. Leiden, 11 Januari 1915. 't Welk doende enz. Leidsche Bouwmaatschappij, F. E. Meerburg, Voorzitter. L. J. C. A. Gordon, Secretaris. De Voorzitter: lk stel voor dit adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders. De heer Botermans. M. d. V. Is het de bedoeling om hier over praeadvies uit te brengen? De Voorzitter. Zeker! Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wet houders. 11°. Verzoek van de Vereeniging van den Handeldrijveuden en Industrieelen Middenstand voor Leiden en omstreken, om de Hooglandsche Kerkgracht als eenige en algemeene ver zamel- en standplaats vau bodewagens aan te wijzen. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethou ders ter afdoening.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 6