DONDERDAG 14 JANUARI 1915.
3
10°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed
gekeurde raadsbesluiten tot verhuring van het weiland be
noorden de Decimastraat aan C. de Graaf, tot overname in
eigendom en onderhoud van een gedeelte van de Buitenlaan
en de Ringsloot en tot overname in eigendom en onderhoud
van een strookje grond aan den Hoogen Rijndijk.
11°. Mededeeling van H. F. du Pon, dat hij de benoeming
tot onderwijzer aan de school 4e kl. No. 1 aanneemt.
12°. Beschikking van Gedep. Staten op bezwaarschriften
tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, 1913.
13°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed
gekeurde raadsbesluiten tot wijziging der begrooting, dienst
1914, ten behoeve van de uitbetaling van het woningvoorschot
aan de Yereeniging »de Eendracht" en ten behoeve van de
meerdere kosten van toezicht in het Stedelijk Museum en de
betaling van rente der op 2 April j.l. aangegane geldleening.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Schrijven van het Bestuur der Tuchtunie, ten geleide
van een overdruk van een artikel: «Voetballen als middel van
Volksopvoeding", van Th. M. Roest van Limburg.
Zal in de Leeskamer ter visie worden gelegd.
2°. Verzoek van H. J. van Urk, J. D. de Kort, L. v. Prooijen,
C. J. A. Berkhout, H. P. J. Verstraaten en W. Waalewijn
om ontheffing van de betaling van plaatselijke directe be
lasting.
Wordt, als zijnde ongezegeld, terzijde gelegd.
3°. Verzoek van de Woningbouwvereeniging »de Eendracht"
om wijziging te brengen in art. 7 der verordening betreffende
de levering van electriciteit.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, 23 December 1914.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigde eerbied te kennen Jac. L. de Graaff
en P. de Wolf, respectievelijk Voorz. en Secretaris der Woning
bouwvereeniging de Eendracht alhier.
Dat b. g. n. vereeniging in beginsel heb besloten tot het
laten aanleggen van zoogenaamd abonnement Electriciteits-
leiding naast z. g. n. Muntgasleiding in de voor de vereeni
ging in aanbouw zijnde huizen aan de 3 Üctoberstraat, Mag-
delena Moonstraat en Schelpenkade.
Reden waarom zij zich namens b. g. n. vereeniging tot
uwen Raad wenden met het verzoek gezien de 2de alina
Art. 7 van de Electriciteitverordening betreffende de levering
van Electriciteit en gas dit ten halve verbied de bewuste
alina zoodanig te wijzigen dat de vereeniging een vast besluit
zou kunnen nemen om te gelegener tijd over te gaan tot
aanvraag voor de aanleg van de hierboven bedoelde leidingen.
Hopende dat u na gelezen hebbende bijgaande toelichting
u in deze gunstig op ons verzoek zal kunnen beschikken,
't Welk doende,
Het Bestuur van de Eendracht,
VoorzitterSecretaris
Jac. L. de Graaff. P. de Wolf.
Toelichting.
Leiden, 23 December 1914.
Aan den Raad der GemLeiden.
Bij ons verzoek om tot wijziging over te gaan van Alina 2
art. 7 van de Electriciteitverordeningwenschte wij u gaarne
nog eenige ophelderingen te geven.
Gezien de verlichting van Electriciteit wat de hygiëne be
treft ver boven gasgloeilicht staatwas men van algemeen
gedachte, wat de verlichting aangaat zich er voor uit te
spreken tot het doen aanleggen van Electrisch licht.
In deze werd dan het bestuur gemachtigd deze zaak in
onderzoek te nemen.
Bij dat onderzoek is men komen te stuiten op een klein
meeningsverschil.
Waarnaast Electrisch licht ook gas behoord (n. m. kook-
gas), en de Heer Directeur van meening was dat beide leidin
gen voor abonnements tarief niet in een en dezelfde woning
kon worden aangelegd in gevolge Art. 7 2de alina van de
verordening, zijn wij van meening dat die 2de alina dat wel
toelaat gezien er staat dat de leidingen volgens Art. 7 Ite
alina alleen worden aangelegd in perceelen in welke -geen
muntgasleiding aanwezig is.
Gezien nu in de door ons te bouwen perceelen nog geen
muntgasleiding aanwezig is, zijn wij ten vollen van meening
dat er volgens die bewuste alina 2 heel geen bezwaar kan
bestaan een leiding voor Electrisch licht volgens abonnement
in onzen in aanbouw zijnde perceelen aan te leggen.
Waar nu den Heer Directeur der Lichtfabrieken meende
dat alina 2 niet de gelijke aanleg toelaat hebben wij gemeend
Uw Edele te verzoeken hetzij door wijziging of aanvulling
van Art. 7 2de alina ons in staat te stellen de uitvoering
van ons plan te kunnen bewerkstelligen.
Ook waar ter eener zijde ter vergemakkeling wegens finan-
ceelen toestand in arbeiderswoningen muntgas wordt aange
legd en aan de andere zijde de gelegenheid wordt geopend
ook in arbeiders woningen Electrisch licht te doen branden
zijn wij van meening, wil, de bepaling wat de levering van
Electrisch licht volgens abonnementstarief in arbeiders wonin
gen betreft aan zijn doel beantwoorden, er dan ook geen
hinderpalen in de weg moeten staan, daar anders het doel
geheel en al wordt voorbijgegaan.
Mocht Uw Edle niet gunstig op ons verzoek kunnen be
slissen zouden wij u gaarne in overweging willen geven om
eens een proef met ons blok perceelen te willen nemen.
Wij durven dit u te meer aan te raden, gezien de meening
van den Heer Onder-Directeur welke ons in deze steunde,
daar b. g. n. Heer ten volle een proef met de te bouwen
Woningen meende te mogen wagen.
Vertrouwen Uw in aansluiting op ons verzoek met deze
toelichting u de noodige ophelderingen gegeven te hebben
hebben wij de vaste meening in dien er tot het verkrijgen
van 2 geleidingen in één huis een sta in de weg blijft bestaan
u dan de door ons bedoelde proef te mogen aanbieden.
Hopende dat uw Edei's besluit in gunstige zin mag zijn,
op dat de uitvoering er van onzen plannen niet in de weg
behoeft te staan.
Voor het Bestuur. Hoogacht:
VoorzitterSecretaris
Jac. L. de Graaff. P. de Wolf.
De Voorzitter. Zooals de heeren weten, zijn in de vorige
vergadering twee verordeningen aangenomen, een op de
levering van electriciteit en een op de levering van
gas. Vroeger kwam alleen in de verordering op de leve
ring van electriciteit de bepaling voor, dat een abonne
mentsleiding alleen kan worden aangelegd in perceelen, waar
in geen muntgas aanwezig was. Dit is geschied, omdat de
muntgasleidingen zijn berekend om zoowel lichtgas als ver-
warmingsgas te leveren. Wanneer zij alleen zijn bestemd voor
verwarming, dan zou er niet voldoende afgeschreven kunnen
worden op de meters, omdat de opbrengst dan veel minder
zou zijn. Omtrent de bedoeling van den adjunct-Directeur heeft
men in het adres een verkeerde opvatting. Ik heb eens ge
ïnformeerd en mij is gebleken, dat hij bedoelde, dat er geen
bezwaren tegen het verzoek zouden zijn, als men voor het kook-
gas een gewone meter nam. Wat het ophalen van het geld
ééns in de maand betreft, daaromtrent zou ik dit willen zeggen,
dat het bestuur van de Vereeniging het geld wel ééns per
week kan ophalen en het dan ééns per maand kan afdragen
aan de fabriek. Het is toch te veel gevergd van de fabrieks-
administratie om wekelijks het geld te gaan ophalen. Ten
slotte merk ik op, dat de twee bedoelde verordeningen in de
vorige vergadering pas zijn aangenomen en ik zou het zeer
bedenkelijk achten, om nu bij het eerste het beste verzoek,
daarin dadelijk maar weer verandering te gaan brengen.
Ik stel daarom namens Burgemeester en Wethouders voor
op het verzoek afwijzend te beschikken.
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
4°. Verzoek van D. de Rooy om vrijstelling van de betaling
van plaatselijke directe belasting.
Dit stuk luidt als volgt
Aan de Raad van Gemeente Leiden.
Edel. Achtb. Heeren
Beleefd verzoek ik UEd. Achtb. vrijstelling van Plaatselijke
Belasting dienst 4914. Ik bewoon perceel Drie Octoberstraat 43.
Wegens armoede door de moblisatie ben ik onmachtig
te betalen.
Hetwelk doende,
Uw Ed. Achtb. dw. dn.
D. de Rooy.
Leiden 22/121914.
De Voorzitter. Dit is een zaak, die niet aan den Raad
staat. De Raad heeft te oordeelen over reclames, maar niet