2
DONDERDAG 14 JANUARI 1915.
Namens het geheele Gemeentebestuur doe ik zulks aan
allen, zoowel aan U, Mijne Heeren, als aan de ingezetenen
en ambtenaren, die ons in de moeilijke dagen van 1914
steunden in onzen verzwaarden werkkring. Moge dit in 1915
zoo blijven.
Met dit al zal het afgeloopen jaar echter voor de gemeente
geen voorspoedig jaar genoemd kunnen worden.
Wel kwamen met Uwe medewerking belangrijke zaken
tot stand, speciaal op onderwijsgebied en op het gebied der
volkshuisvesting en werden door U belangrijke besluiten
genomen tot aankoop van land onder Oegstgeest en aan de
Zijl en van terreinen aan den Heerensingel, terwijl het beheer
der Lichtfabrieken met Uwe medewerking werd gereorgani
seerd, maar de tijdsomstandigheden maakten, dat het velen
in de laatste helft des jaars economisch niet goed ging, alhoe
wel niet alle klagers recht tot klagen hebben.
Een aantal fabrikanten, handelaren en neringdoenden is
bet toch zeker in dien tijd niet slecht in hunne zaken gegaan
en de zorg voor de minder bedeelden in onze gemeenschap,
die zulk een zorg van noode hadden, was ook in dien tijd
grooter dan ooit te voren.
Door die zorg en door den nood der tijden zal echter het
budget der gemeente blijken meer dan gewoon belast te zijn,
zoodat de financieele horizont voor onze goede stad van inwoning
ook in dit jaar niet verhelderd is.
Ook de inkomsten uit verschillende heffingen, behalve dan
die van het Slachthuis, zullen blijken minder opgebracht te
hebben, dan gedacht werd, de algemeene zuinigheid en
ook de slapte in sommige bedrijven heeft de opbrengst der
electriciteitsfabriek geschaad, meerdere posten van de inkomsten
belasting zullen oninbaar verklaard moeten worden dan in
gewone tijden het geval zou zijn.
Laat dan ieder den keizer geven, wat des keizers is en
niet als hij in staat is te betalen, uit onwil, met de alge
meene phrase »buitengewone tijdsomstandigheden" den fiscus
trachten te bedotten.
Waar niet is, verliest de keizer zijn recht en zal met
consideratie gehandeld worden waar echter niet onmacht
maar onwil in het spel is, moet de betrokken belasting
ambtenaar het recht der gemeenschap streng handhaven.
Uwe werkzaamheid op wetgevend gebied gedurende 1914,
Mijne Heeren, moge U blijken uit een 37tal tot stand geko
men verordeningen, waarvan verscheidene van belangrijken
inhoud.
Üok zoude de «rechtspositie der ambtenaren", die door
ons bij U aanhangig was gemaakt, zonder twijfel reeds door
IJ zijn afgehandeld, als de behandeling daarvan wegens de
tijdsomstandigheden niet door U ware uitgesteld.
Doch laat mij van verdere detailleering van de werkzaam
heden van den Raad en van het Dagelijksch Bestuur gedu
rende het afgeloopen jaar afzien om alleen nog te wijzen op
eenige zeer gewichtige gebeurtenissen, die in dit jaar plaats
vonden en die ons en de gemeentenaren reden tot voldoening
mogen geven. Ik kan dan als zoodanig noemen de definitieve
beslissing van de wetgevende macht tot het bouwen van een
Academisch Ziekenhuis met daarbij behoorende laboratoria
op de daartoe aangewezen terreinen, de thans verzekerde
totstandkoming van eene opleidingsschool van leerlingen-
onderofficier in de Kweekschool voor Zeevaart, die tot dat
doel aanmerkelijk wordt uitgebreid, de vestiging van eene
Postschool ten behoeve van Nederl. lndië binnen deze gemeente,
welke voorloopig bezocht zal worden door een 40tal studee
renden en ten slotte de benoeming van een nieuwen Directeur
van het Museum voor Natuurlijke Historie, waardoor mijns
inziens in principe beslist is, dat dit Museum in zijn geheel
voor Leiden behouden blijft.
Niet vergeten mag hier ook worden het sluiten van de
leening ad f 2.200.000 op een daartoe betrekkelijk gunstig
tijdstip. Had het gemeentebestuur niet van het juiste oogen-
blik gebruik gemaakt, dan zoude de gemeente thans belast
zijn met een groote vlottende schuld, waarvan de rente ten
zeerste de financiën zou drukken en die afgezien van dien
druk wellicht tot moeilijkheden aanleiding zou kunnen geven
in deze zoo buitengewone omstandigheden.
Het zij mij vergund ook met genoegen van deze plaats te
constateeren, dat in het afgeloopen jaar geen der leden aan
deze vergadering door den dood of door bedanken is komen
te ontvallen en dat steeds, bij verschil van inzicht, als naar
gewoonte, de debatten zich hebben gekenmerkt door een
geest van onderlinge waardeering.
Hoe zal nu 1915 voor ons zijn?
Mijne Heeren, zoo ooit, dan is het thans moeilijk, ja zelfs
onmogelijk zich aan eenige voorspelling te wagen.
Geve God, dat de verschrikkingen des oorlogs spoedig een
einde mogen nemen en dat ons land niet in den wereldbrand
gemengd worde. Dat zij ons aller bede.
Welke werkzaamheden U en ons wachten, behalve den
gewonen loop der zaken, daaromtrent valt het moeilijk zich
uit te laten. Een onzer grootste zorgen zal moeten zijn, dat
zooveel mogelijk armoede en economische onheilen worden
voorkomen.
We zullen moeten voortgaan in den geest, waarin we na
Augustus des vorigen jaars zijn begonnen. Allerlei buiten
gewoons kan komen en we zullen moeten trachten dat te
beheerscben en daaraan het hoofd te bieden.
Nieuwe werken en nieuwe zaken op touw te zetten, daar
van zal voorloopig niet veel kunnen komen, daartoe is de
toekomst te donker en te onzeker.
üok zal de grootste zuinigheid gepast blijven, te meer,
daar de bevolking met eene toename van slechts 61 zielen
niet in financieele draagkracht toenam, wellicht eerder afnam
door de minder gunstige economische toestanden.
Toch, Mijne Heeren, moeten we er den moed inhouden.
Na regen komt zonneschijn en als de horizont is opgeklaard
zijn de grondslagen daar om verder op voort te bouwen tot
meerder heil en meerdere welvaart van onze goede stad
Leiden.
Laten we dan, Mijne Heeren, niettegenstaande het thans
nog donker is, het oog gericht houden op het licht, dat weer
zal doorbreken en laten we ook in dit jaar wederom een
drachtiglijk en met waardeering voor elkanders meeningen
samenwerken tot het volbrengen van de ons gestelde taak,
opdat onder den zegen des Allerhoogsten ons bestuur moge
gevoerd worden in dien zin, dat het strekke tot zegen van
de stad onzer inwoning en hare ingezetenen.
Mijne Heeren, alvorens te eindigen wensch ik nog mijn
welgemeenden dank te betuigen voor de gelukwenschen, die
ik van U mocht ontvangen bij gelegenheid van de intrede
van het nieuwe jaar.
Mijnerzijds wensch ik ook U allen, Mijne Heeren, alle goeds
toe in 1915. Moge het jaar beter verloopen, dan het is aan
gevangen en voorspoed U zoowel persoonlijk als in Uwe
huisgezinnen en, zoo het kan, ook in Uwe zaken ten deel
vallen.
Teekenen van instemming.)
De heer Korevaar. M. d. V. Wij hebben met veel aan
dacht en bijzondere belangstelling gehoord hetgeen U hebt
medegedeeld over hetgeen in het afgeloopen jaar in deze
gemeente is geschied. Wij hebben gedurende Uwe mededee-
lmg steeds gevoeld, hoe zeer Uw taak als Burgemeester van
Leiden dit jaar is verzwaard geworden. Namens den Raad
zeg ik U hartelijk dank voor al hetgeen LT in het afgeloopen
jaar voor deze gemeente hebt gedaan. Verder zeg ik U namens
den Raad dank voor de vriendelijke woorden door U in het
bijzonder tot ons, Raadsleden, gericht en wensch ik weder-
keerig, dat het jaar 1915 voor U een gezegend jaar moge
zijn, zoowel in Uw ambtelijk als in Uw huiselijk leven.
(2'eekenen van instemming).
De notulen van het. verhandelde in de vorige vergadering
van 17 December 1914 worden goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1°. Missive van den Minister van Binnenl. Zaken ten geleide
van het Kon. Besluit van 5 December 1914, houdende ver
lenging van den termijn van het gebruik der houten hulp
paviljoens op Endegeest tot 31 December 1916.
2°. Mededeeling van Gedep. Staten, dat de Rijksvergoeding
in de kosten van het Lager Onderwijs over 1912 is vastge
steld op ƒ124542.21.
3°. Mededeeling van Gedep. Staten, dat de uitkeering over
1914, krachtens de Wet van 24 Mei 1897 thans definitief
is vastgesteld op ƒ169872.50.
4°. Mededeeling van W. Draaijer, Dr. J. P. Kuenen en H.
C. van der Heyde, dat zij hunne benoeming tot lid der Plaatse
lijke Schoolcommissie aannemen.
5°. Mededeeling van Mej. C. Korsse, dat zij de benoeming
tot lid der Commissie voor de Bewaarscholen aanneemt.
6°. Mededeeling van H. Teunissen, dat hij de benoeming tot
onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school 3de klasse
No. 8 aanneemt.
7°. Missive van Gedep. Staten ten geleide van de goedge
keurde verordening, houdende reglement op het beheer en
bestuur der Stedelijke Fabrieken van gas en electriciteit.
8°. Gelukwensch van de Yereeniging van R. K. gemeente
en reinigingswerklieden en gasbewerkers »St. Antonius van
Padua", bij de intrede van het nieuwe jaar.
9°. Missive van Gedep. Staten ten geleide van de goedge
keurde gemeentebegrooting, dienst 1915.