184 DONDERDAG 23 DECEMBER 1915. dat daarvan maandelijksche tekorten, financiëele zorgen en daarmede gepaard gaande achteruitgang en ondervoeding het gevolg zijn; dat daarmede de belangen der technici zelf ernstig worden geschaad, maar dat daarnevens ook de werkgevers de na- deelige gevolgen van dezen zeer ernstigen toestand zullen ondervinden, omdat vermindering van arbeidsprestatie op die wijze niet kan worden voorkomen, en het gevaar aanwezig is te achten, dat de technici in veel gevallen moeten zoeken naar bronnen van inkomsten, welke zij in normale tijden met de waardigheid van hun ambt niet vereenigbaar zouden achten dat ondergeteekenden om alle deze redenen Uwen Raad met den meesten aandrang verzoeken de salarissen van de opzichters en teekenaars in dienst van Uwe gemeente zoo spoedig mogelijk met ten minste 15 pCt. te verhoogen, ter nadere toelichting van welk verzoek zij U bijgaand manifest overleggen. Hetwelk doende, enz. Namens den Algemeenen Nederlandschen Opzichters- en Teekenaarsbond: J. L. B. Keurschot, Voorzitter. C. J. W. de Jongh, Secretaris. De Voorzitter. Mijne Heeren. Dit is weer een algemeen ver spreid request, dat wij veelal aannemen voor kennisgeving. Ik zou U willen voorstellen dit ook thans te doen, te meer waar hier met nagenoeg algemeene stemmen is besloten tot het verleenen van een toeslag op de traktementen tot 1200.toe. Ik stel dus namens Burgemeester en Wethouders voor, om dit verzoek voor kennisgeving aan te nemen. De heer Botermans. M. d. V. Ik geloof, dat deze klacht van de opzichters toch wel eenigen grond heeft en dat er aanleiding is, om daarover te spreken. De loonen van de werklieden zijn verhoogd, maar niet die van de bouwkundige opzichters. Ik zou wel wenschen, dat Burgemeester en Wet houders hierover praeadvies uitbrachten. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zijn daartoe niet genegen. Tegelijk met de verhooging der salarissen der werklieden zijn indertijd de traktementen van de opzichters geregeld. Dat is gebeurd met ingang van 1 Januari 1914, dus nog geen twee jaren geleden. Op die manier kunnen wij wel aan 't werk blijven. Er bestaat o. i. geen aanleiding, om aan dit zoo algemeen ingerichte request eenige attentie te wijden. Ik handhaaf dus ons voorstel om dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. 2°. Voorstel van den heer Huurman tot wijziging van eenige artikelen der Bouwverordening. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. De ondergeteekende heeft de eer aan den Raad voor te stellen de verordening op het bouwen en sloopen van 12 October 1905, gewijzigd bij verordening van 7 Maart 1912, later ge wijzigd bij verordening van 18 December 1913, aldus te wijzigen 1®. het zesde lid van artikel 11 vervalt: 2®. in het 7e lid van art. 11 vervallen de woorden «doch, wat betreft vrijstelling van het aanleggen van den in het vorig lid bedoelden zinkput, alleen dan wanneer gevaar voor vervuiling is uitgesloten 3®. het 5e en 6e lid van artikel 41 vervallen: 4®. in artikel 92 vervallen in de zinsnede die van eenige bepaling der artikelen 3 eerste lid 17, 18, 27, 31, 33, 34, 37, 41, tweede, vierde en vijfde lid enz. de woorden »en vijfde". B. J. Huurman Dz. Leiden, 21 December 1915. De Voorzitter. Mijne Heeren. Het is de gewoonte, dat voorstellen aan den Raad kortelijk worden toegelicht. Ik meen echter, dat dit in dezen overbodig is, omdat het hier een kwestie betreft, die van genoegzame bekendheid is. Ik wilde dat even zeggen, omdat de heer Huurman anders misschien zou denken, dat wij deze zaak in den doofpot zouden willen stoppen. In tegendeel, Burgemeester en Wethouders zijn volkomen bereid om praeadvies te geven. De eenige formeele kwestie is deze, of het voorstel wordt ondersteund. Aangezien mij blijkt, dat dit het geval is, stel ik U voor, om het voorstel te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders tot het uitbrengen van praeadvies Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. 3°. Verzoek van de Afdeeling Leiden e. o. van de Holl. Maatschappij van Landbouw om op de marktdagen een af zonderlijke plaats aan te wijzen voor minderwaardig of ziek, z.g. »wrak-vee". Dit stuk luidt als volgt: Leiden, 7 December 1915 EdelAchtbare Heeren. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, het Bestuur der Afdeeling Leiden e. o. van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, dat des Vrijdags, bij gelegenheid der veemarkt dikwijls minderwaardig of ziek vee, zoogenaamd »wrak" vee, op ver schillende plaatsen in de stad wordt gestald en verhandeld, zulks als een gevolg van de vrees bij de veehouders, dat dit vee, zoo het naar de markt gevoerd werd, het onmiddellijk naar het abattoir zou worden gebracht, dat het ons Bestuur voorkomt, dat bovengenoemd gebruik zeer ongewenscht is en een gevaar oplevert voor het gezonde vee, dat op die plaatsen gestald wordt en daardoor besmet zou kunnen worden en de besmetting verspreiden, reden, waarom ons Bestuur zich de vrijheid veroorlooft Uwen Raad eerbiedig te verzoeken te willen bevorderen, dat op de marktdagen eene afzonderlijke (afgezonderde plaats, des- gewenscht) worde aangewezen voor het bedoelde »wrakke" vee, evenals zulks geschiedt o. a. te Purmerend en Groningen, door welken maatregel ons Bestuur zich vleit, dat het gevaar voor besmetting aanmerkelijk zal verminderd worden. 't Welk doende enz., Het Bestuur Fokker, Voorzitter. N. van Oosterhout, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De Voorzitter. De verordening op de markten, van 26 Mei 1898, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 6 November 1913, bepaalt in art. 42: «Het is verboden, op de marktterreinen te hebben of te brengen vee, hetwelk ziekteverschijnselen vertoont. Hij, die zoodanig vee onder zijn hoede heeft, is verplicht dit op de eerste aanmaning van den Algemeenen Marktmeester, van den Directeur of van den Keuringsveearts van het Open baar Slachthuis van de markt te verwijderen." Verder staat in art. 44: »Het is verboden ter plaatsing van vee op de markt eene andere of meer ruimte in te nemen, dan daartoe door den Algemeenen Marktmeester of door diens adjunct is aan gewezen." Deze geheele zaak kan dus worden geregeld door den Markt meester, d. w. z. officieel door Burgemeester en Wethouders. Het verbaast mij daarom, dat dit request is gericht tot den Raad en niet tot Burgemeester en Wethouders, die bevoegd zijn deze zaak af te doen. Wij zullen natuurlijk met grooten ernst nagaan, of hetgeen in dit request wordt aangevoerd, voor eventueele uitvoering vatbaar iswant niets is ons liever dan dat de markt zoo goed mogelijk is ingericht. Ik stel U derhalve voor dit verzoek te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. 4°. Verzoek van O. C. van Hemessen, veldwachter van Wou- brugge, om toekenning van een belooning voor gedane onder zoekingen en aanwijzingen in zake het recht der gemeente op het vischwater in het Paddegat. 5°. Verzoek van de Vereeniging van bezoldigde Agenten van Politie »Door Eendracht Saamgebracht", om het gebruik van een schoollokaal ten behoeve van een vak- en taalcursus. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders. 6°. Nader adres van de Vereeniging van bezoldigde Agen ten van Politie «Door Eendracht Saamgebracht", in zake de herziening van het aanvullingspensioen van G. Copier. Zal worden behandeld bij punt 17 der agenda. 7°. Adhaesiebetuiging van de Afdeeling Leiden van de Geref. Vereeniging voor Drankbestrijding aan het adres van de Geheelonthoudersvereenigingen in zake de verlaging van het maximum-aantal Drankvergunningen. Zal worden behandeld bij punt 18 der agenda.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 2