DONDERDAG 23 DECEMBER 1915. 193 in het Krankzinnigengesticht «Endegeest" en het ldiotenge- sticht «Voorgeest." (Zie Ing. St. No. 251). De Voorzitter. Ik kan de mededeeling doen, dat de Staten van Zuid-Holland het voorstel van Gedeputeerde Staten tot bijzondere subsidieeririg van de gemeenten tot een bedrag van ten hoogste 40 per patiënt in verband met tijdelijke verhooging van verpleeggelden hebben aangenomen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig hel praeadvies besloten. XXIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de meerdere kosten van op- en inrichting van het nieuwe paviljoen voor 48 patiënten op de weide achter het kasteel «Endegeest". (Zie Ing. St. No. 252.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou naar aanleiding van dit voorstel twee vragen aan Burgemeester en Wethouders willen doen. Men heeft een bedrag van ƒ20000 meer noodig, omdat de aanvankelijk voorgestelde fundeering nader gebleken is niet vol doende te zijn, en omdat de prijzen van de materialen in het algemeen zijn gestegen. Nu zou ik Burgemeester en Wet houders willen vragen, welk gedeelte van de ƒ20000 betrekking heeft op de fundeering en welk gedeelte op de prijsstijging der materialen. In de tweede plaats zou ik willen vragen, op wiens advies Burgemeester en Wethouders, toen zij den eersten keer een plan hebben opgemaakt, zijn overgegaan tot het ontwerpen van een te lichte fundeering. Wie is daarvoor aansprakelijk? De Voorzitter. In antwoord op de eerste vraag kan ik mededeelen, dat een bedrag van ongeveer f 10000 noodig is voor de fundeering en ongeveer 10000 in verband met de duurdere materialen. De Commissie van Endegeest heeft eerst een crediet aange vraagd met het oog op de voorloopig vastgestelde plannen. Dat was vóór den oorlog. Het plan heeft toen eenigen tijd gerust in verband met de tijdsomstandigheden. Dezen zomer hebben wij het weder ter hand genomen en toen bleek het dat de grond niet zoo stevig was, als men aanvankelijk dacht, daarbij af gaande op de ervaring met de vroegere paviljoens, zoodat het noodig bleek om een betonfundeering te maken. Dit was niet vooruit te voorzien. Het is eerst bij de gedetailleerde uitwer king der plannen aan het licht gekomen. De heer Fokker. M. d. V. Daarmede is mijn vraag niet heelemaal beantwoord. Ik heb gevraagd, op wiens advies Burgemeester en Wethouders zijn afgegaan. De Voorzitter. Er is geen advies noodig geweest. De Direc teur van Gemeentewerken is begonnen, om in het algemeen een plan te ontwerpen, daarbij rekening houdende met de ondervinding opgedaan bij den bouw der oudere paviljoens waarhij geen van allen een betonfundeering noodig was. Dat plan kostte ƒ70000. Daarna zijn detailteekeningen gemaakt en hebben boringen plaats gehad, en daarbij is gebleken, dat een betonfundeering noodig was. De heer Huurman. M. d. V. Ik zou toch even een kleine opmerking willen maken. Men kan toch niet eerst plans en begrootingen maken en daarna gaan boren. Zoo heeft de Kamer eerst ƒ10000 toegestaan om het terrein voor het academisch ziekenhuis te onderzoeken, en toen men de gesteld heid van den grond wist, is men begonnen met het maken van plans en teekeningen. De Voorzitter. Wat U noemt, zijn bijzonder omvangrijke plannen. Hier betreft het den bouw van een paviljoen en men kon, redelijkerwijze gesproken, niet verwachten dat de grond anders zou zijn dan onder de andere paviljoens. Voor eene algemeene raming is men dus nauwkeurig genoeg geweest. De heer Fokker. Ik wil natuurlijk het plan niet in de war sturen, want daarmede zouden wij de Commissie en de gemeente geen dienst bewijzen, maar ik wil den schuldige kennen, die ons dezen strop heelt bezorgd. De Voorzitter. Er is geen sprake van een strop. Indien de grondboringen een vorige maal waren gedaan, hadden wij toen die ƒ10.000 meer aangevraagd. Nu vragen wij ze thans. In de kosten maakt dit toch niets uit. De heer Fokker. Dan hadden we toen geweten, hoeveel geld er noodig was, en toen kunnen beoordeelen, of wij de geheele zaak, zooals ze ons werd voorgelegd, wilden en of ze rendabel was. De Voorzitter. Dat kunt ge nu toch ook doen. Er is nog niet gegund. De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten. (De heer Vergouwen verlaat de vergadering.) XXIV. Voorstel inzake de vaststelling van den prijs van het gas gedurende het eerste kwartaal van 1916. (Zie Ing. St. No. 253). De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Pot. M. d. V. Er zijn met dit voorstel geen nieuwe gezichtspunten geopend, zoodat de tegenstanders van de laatste gasprijsverhooging mi. goed zullen doen zich er nu bij neer te leggen, nu de Raad eenmaal tot die ver hooging besloten heeft. Maar ik zou alleen deze vraag willen doen, of er ook al iets valt mee te deelen over de vermoede lijke uitkomsten van het loopende jaar, nu dat al bijna is verstreken. Kan wellicht anders een antwoord hierop worden tegemoet gezien bij het te verwachten voorstel omtrent de gasprijzen na 1 April? De Voorzitter. Ik kan daarop thans alleen antwoorden, dat over het afgeloopen jaar wel niet de winst zal worden behaald, die op de begrooting staat. De heer Aalberse. M. d. V. Ik wensch een korte opmer king te maken, om naderhand niet vast te zitten aan den brief, die geschreven is door de Commissie voor de gasfabriek. Het spijt mij, dat Burgemeester en Wethouders uitdrukkelijk zeggen, dat zij zich niet alleen met het voorstel, maar ook met de argumenten, door de Commissie aangevoerd, ver eenigen. Immers komt op blz. 145 een argument voor, om de muntgasmeters niet te veranderen, waarmee ik meen mij in principe niet te kunnen vereenigenn.l. dat men met het oog op de stijging der levensmiddelen, het toch eigenlijk verkeerd vindt, om het muntgas met een halven centtever- hoogen. Dat is een bedenkelijk beginsel en ik herinner mij, dat in de 10 jaren, dat ik zelf in die Commissie heb gezeten, de Commissie er altijd voor gewaakt heeft met angstvalligheid dat een dergelijk beginsel zou binnensluipen. Ik vind veel juister het argument, dat Burgemeester en Wethouders zelf aanvoeren, nl. het commercieele argument, dat het niet goed is, voor zoo korten tijd alle meters te gaan veranderen. Dat zou een vrij groote uitgave vorderen. Het zou mogelijk kunnen zijn, dat er naderhand voorstellen kwamen voor lagere cokesprijzen, en dan zou men zich op deze zinsnede kunnen beroepen, en zeggen dat toen de Raad er toch ook wel mee eens geweest was en daarom wensch ik vast te leggen, dat ik voor mij persoonlijk voor het voor stel van Burgemeester en Wethouders ben, doch mij niet kan vereenigen met dit argument. De Voorzitter. In theorie heeft U volkomen gelijk. Dat is ook onze meening, dat het commercieele bedrijf er geheel buiten gehouden moet worden; maar wij leven tegenwoordig in zulke buitengewone omstandigheden, die zich hopelijk nooit meer zullen voordoen, en wij zondigen tegen zoovele oeconomische beginselen de laatste maanden, dat, al volgt de Commissie thans ook nog een bijzondere gedragslijn, ik toch wel mag veronderstellen, dat mijn medecommissarissen en ook het College van Burgemeester en Wethouders het geheel eens zijn met uwe opmerking. De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten. De Voorzitter schorst thans de openbare vergadering en doet de deuren sluiten. De openbare vergadering wordt na eenigen tijd hervat. De Voorzitter, Ik verzoek den Raad, in behandeling te nemen een spoedeischend voorstel, dat betrekking heeft op de salarisregeling van den heer R. van Ammers, adjunct directeur van de Lichtfabrieken. Kunnen de heeren er zich mede vereenigen, dat dat voorstel dadelijk in behandeling komt? Zoo ja, dan is dienovereenkomstig besloten. Het voorstel, dat Burgemeester en Wethouders op advies van de Commissie voor de Lichtfabrieken de eer hebben te doen, strekt om de jaarwedde van den heer R. van Ammers, adjunct-directeur van de Stedelijke Fabrieken van Gas en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 11