192 DONDERDAG 23 DECEMBER 1915. de huren zou neerkomen op anderhalven cent per week per woning; maar de heer Sijtsma begrijpt toch wel, dat het niet aangaat, al die woningen met een cent per week te verhoogen. Dat zal dus met slechts enkele woningen van een bepaalde categorie het geval zijn, die dan misschien vijf cent verhoogd zullen worden. Welnu, die vijf cents zijn dan nog te veel, want wat is de geschiedenis geweest van de vaststelling der woninghuren? Toen aanvankelijk alles normaal was, is een rekening opgemaakt, waarbij de huren aanmerkelijk lager waren dan nu, doch nadat de aanbesteding had plaats gehad, is inmiddels de oorlog uitgebroken en zijn de verschillende bouwmaterialen aanzienlijk in prijs gestegen. Het gevolg is geweest, dat de aanbestedingssom ongeveer 20.000 meer bedroeg, dan getaxeerd was in de eerste rekening, zoodat een verhoogd voorschot van 20.000 aan de gemeente moest worden gevraagd, en dat de rekening moest worden kloppend gemaakt eenerzijds door te bezuinigen op den bouw der woningen en anderzijds door de woninghuren zooveel mogelijk te verhoogen. Dat is gebeurd na een nauwkeurig ingesteld onderzoek naar de woningprijzen van soortgelijke woningen in dezelfde buurt. Nu staat het bij de vereeniging en ook bij het Bouw- en Woningtoezicht vast, dat boven dien prijs te gaan gelijk staat met een verhoogd risico te loopen van leegstaande woningen. De heer Pera. M. d. V. Ik heb het verleenen van steun aan bouwondernemingen bij gelegenheid bestreden, juist omdat de huurprijzen te hoog waren. Al wat dienen kan, om de huurprijzen te verhoogen, zal door mij worden bestreden, vooral als het moet gebeuren gelijk hier zal geschieden. Na de uitlegging van den Wethouder Fischer, wat betreft de vergissing, is het de vraag, of de bouwvereeniging wel het slachtoffer mag worden van die vergissing. De vereeniging moet toch haar toevlucht nemen tot een obligatieleening, zegt de heer van der Pot, en hij laat er op volgenlaat de vereeni ging dan nog iets meer leenen. Ik betwijfel of de heer van der Pot zich wel bewust is, hoeveel moeite het menigmaal kost, om een dergelijke obligatieleening te plaatsen. Dien weg op te gaan is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Er is verder gezegd, dat het voor de gemeente zoo duur is. Ook daarvan is de reden opgegeven. Het was er ons speciaal om te doen, om in den ongelukkigen toestand, die aldaar in een deel der gemeente bestond, verbetering te brengen, en het was de bedoeling, dat men zou krijgen behoorlijke woningen. De heer van der Pot heeft gezegd, dat de gemeente geen steun mocht verleenen aan dergelijke vereenigingen, om welke reden dan ook. Ik zou meenen, dat de reden nog al een heel verschil kan maken. Wanneer de omstandigheden ertoe noodzaken zooals hier het geval is, kan het nooit een prece dent vormen voor welke andere gelegenheid ook. Toen aan de vereeniging destijds de grootte van het terrein werd opge geven, heeft zij op die basis haar berekeningen gemaakt. Ik meen, Mijnheer de Voorzitter, dat de vereeniging eenig recht had om aan te nemen, dat de opgegeven grootte ongeveer juist was. Wanneer er een afwijking zou blijken te bestaan van enkele meters, dan was de zaak eenvoudig, maar nu het een verschil van een dergelijk grooten omvang blijkt te zijn, kan de vereeniging daarvoor niet aansprakelijk worden gesteld. Ik ben het dan ook geheel en al eens met het betoog van Burgemeester en Wethouders en het is de aangewezen weg, naar ik meen, voor den Raad om hun voorstel aan te nemen. De Voorzitter. Mijne Heeren. Ik wil even een opmerking maken omdat ik meen, dat de heeren een belangrijk punt eenigszins uit het oog verliezen. Toen ik hoorde, dat de meting een ander resultaat opleverde, dacht ik, dat de zaak zich best zou schikken. Het viel mij erg tegen, dat de eene meting zoo een geheel andere uitkomst gaf dan de andere, maar de oorzaak daarvan is gelegen in buitengewone omstan digheden. Het is volstrekt geen cadeau, al behoeft het niet te worden gegeven. Het zou de gemeente anders /"1000 zijn meegevallen, dus het is een winstderving. Wij geven hier geen ƒ1000 weg. Wanneer wij ƒ1000 meer kregen, zou dat bedrag in mindering moeten worden gebracht op de kosten van het stratenplan, waartoe het Rijk bijdraagt. Het betreft hier dus ook geen ƒ1000, maar 3/s deel daarvan, en het Rijk heeft zijn goedkeuring eraan gehecht. Daarom vonden wij alle aanleiding om dit voorstel te doen. Wij staan dus volkomen onpartijdig tegenover de zaak. Dit wilde ik even zeggen, want het kan een ander licht op de zaak werpen. De heer van der Pot. M. d. V. Een enkel woord nog slechts naar aanleiding van hetgeen in het midden is ge bracht. Op de kwestie van de vergissing was ik liefst niet teruggekomen, maar de wijze, waarop de heer Fischer zich hierin volkomen van alle schuld vrij pleit, noopt mij toch met een enkel woord daartegen op te komen. De heer Fischer heeft m.i. vergeten, dat door de vereeniging »de Goede Wo ning" tweemaal een voorschot is aangevraagd: eerst een voorloopig voorschot en daarna een definitief. Toen het voor- loopig voorschot werd aangevraagd, kon worden aangenomen, dat het moeilijk was om het terrein zoo voldoende op te meten, als voor de juiste bepaling van de grootte noodig was. Toen het definitieve voorschot werd aangevraagd, had de aanbesteding al plaats gehad en toen had toch de opmeting wel kunnen plaats hebben, waardoor men daarbij ook met de werkelijke grootte van het terrein had kunnen rekening houden. De Voorzitter. De landmeter heeft ons verklaard, dat hij ook toen nog niet juist kon opmeten. Dit kon pas gebeuren, nadat het definitieve voorschot was verleend omdat toen pas alle afbraak was opgeruimd. Evenzoo is het gebeurd bij de vereeniging »Ons Belang". Dit alles heeft wat lang geduurd. De heer van der Pot. Dan is toch in elk geval de fout, dat de aanvrage voor het definitieve voorschot niet zoolang is uitgesteld, totdat men de grootte van het terrein en dus den juisten prijs precies wist. Dat daargelaten, lijkt het mij, dat de motieven, die aan gevoerd zijn om het voorstel te bestrijden, niet weerlegd zijn. Het blijft volgens mijn meening een cadeau. Is het dan geen cadeau van 1000.dan is het er een van 600.Het komt mij voor, dat het Rijk dat nu eenmaal met groote sommen werkt, eerder over 400.kan heenstappen dan onze gemeente over 600. Ik heb daareven gezegd, dat het van belang is, dat de ver- vereenigingen in de toekomst op gelijke wijze worden behan deld en de Wethouder heeft gemeend, dat dat juist niet het geval zou zijn, als het verzoek werd afgewezen, want dan zou de vereeniging »Üns Belang" dezelfde soort woningen krij gen voor minderen prijs. Dat is onjuist, want het type woningen van »Ons Belang" is kleiner. »De Goede Woning" was het eerst opgericht en het eerst met hare Statuten klaar en heeft, toen zij het eerst een keus mocht doen, natuurlijk den bes ten grond gekozen. »Ons Belang" kan reeds moeilijker exploi- teeren, omdat het over een groote lengte een straat moet be kostigen, die slechts aan ééne zijde bebouwd wordt. Dat brengt met zich mee, dat de woningen reeds iets minder goed zijn dan die van »de Goede Woning" en dit nadeelig verschil in positie gaat men nu nog vergrooten als de vereeniging »de Goede Woning" de gronden kan krijgen tegen een kwartje minder per M2. Ik herhaal, dat er volgens mij twee andere oplossingen mogelijk zijnIn de eerste plaats, dat de vereeniging »de Goede Woning" voelt moreel verplicht te zijn den grond, dien zij meer krijgt, ook te betalen, en in de tweede plaats dat de gemeente die 204 M2. aan zich houdt. Ik begrijp niet, dat dat niet mogelijk zou zijn, zooals de heer Fischer meent. De gemeente kan, dunkt mij, 204 M2 op haar naam houden. Waar die, zullen worden afgenomen, kan in overleg worden uitgemaakt, lntusschen, kan dit niet, dan blijft nog de andere mogelijkheid over, dat de vereeniging »de Goede Woning" medehelpt, zooals m.i. haar plicht is, om de gemeente dezen strop te besparen. De Voorzitter. U ziet de zaak toch werkelijk verkeerd in. De bedoeling is geweest, om het aangewezen stuk grond tegen den vastgestelden prijs af te geven. Daarop zijn de plannen gemaakt. Die 204 M2. zijn waardelooze stukjes, die hier en daar liggen bijv. doordat de tuintjes over de geheele lengte iets langer zijn. Dat maakt de huizen niet waardevoller, maar toch is er iets meer grond aan besteed. Het zou dus een nadeel voor »de Goede Woning" kunnen worden, dat het terrein grooter bleek te zijn. Ze zijn er niets beter door geworden. Alleen bleek het verschil bij »de Goede Woning" zooveel grooter dan bij »Ons Belang" maar het is absoluut niet de bedoeling ge weest, om de eene vereeniging te bevoordeelen boven de andere. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en aangenomen met 17 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren Bots, Fischer, van der Lip, Huurman, Vergouwen, Timp, Briët, Pera, Fabius, Aalberse, Mulder, van Tol, Tepe, van der Eist, Zwiers, Sasse en Korff. Tegen stemmen de heeren Fokker, Hartevelt, van Gru ting, de Boer, Hoogenboom, Reimeriuger, Botermans, Van der Pot, en Sijtsma. XXI. Voorstel tot verhooging van de vergoeding van den tijdelijken keuringsveearts, tevens adjunct-directeur van het Openbaar Slachthuis, J. Rinses. (Zie Ing. St. No. 250). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXII. Voorstel tot tijdelijke verhooging der verpleeggelden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 10