DONDERDAG 2 DECEMBER 1915. 179 Beraadslaging over artikel 3, luidende: De jaarwedden van den Directeur en van de onder ag genoemde ambtenaren, worden vastgesteld als volgt: van den directeur opf 3000. met 4 verhoogingen ad ƒ200.telkens na 2 jaren dienst; van den keuringsveearts op1500. met 4 verhoogingen ad f 100. telkens na 2 jaren dienst en bovendien 500.—per jaar voor het waarnemen der werkzaamheden van ge meente-veearts; van den kassier-boekhouder op1200. met 4 verhoogingen ad 75.telkens na 2 jaren dienst; van de keurmeesters-opzichters op700.— met 4 verhoogingen ad 75.—, telkens na 2 jaren dienst van den opzichter-hulpkeurmeester op 800.-- met 4 verhoogingen ad 75.—, telkens na 2 jaren dienst; van den eersten machinist op900. met 4 verhoogingen ad f 75.telkens na 2 jaren dienst; van den tweeden machinist op600.— met 4 verhoogingen ad f 50.—, telkens na 2 jaren dienst; van den klerk op400. met 4 verhoogingen ad f 50.telkens na 2 jaren dienst; van den portier op400,— met 4 verhoogingen ad 50.telkens na 2 jaren dienst. Bovenstaande verhoogingen worden slechts toegekend bij gebleken geschiktheid en getrouwe plichtsbetrachting. De Voorzitter. Dit artikel is alsnog nader door ons ge wijzigd door aan het laatste lid toe te voegen de woorden „voorzoover betreft den directeur en den keuringsveearts door Burgemeester en Wethouders en voorzoover betreft de overige ambtenaren in dit artikel genoemd door de Com missie van Beheer." Voorts komt bij dit artikel in behandeling het amendement van de heeren Sijtsma c.s. luidende „in art. 3 alinea 8 te lezen: van den tweeden machinist op f 700.met 4 verhoogingen ad 50.telkens na twee jaar dienst." Wenscht een van de heeren het amendement nog nader toe te lichten? De heer Botermans. M. d. V. Het is ons voorgekomen, dat het aanvangssalaris van den tweeden machinist ad f 600.— veel te laag is genomen. Verder is ons ook nog opgevallen het verschil in bezol diging tusschen den eersten en den tweeden machinist. De eerste machinist kan komen op een salaris van f 1200.— en de tweede machinist kan een maximumsalaris halen van ƒ800. Dat is dus wel een groot verschil in traktement tusschen die twee personen. Dat is bij ons echter niet het grootste bezwaar geweest, maar wel, dat het aanvangs- en maximumsalaris van dien tweeden machinist te laag is. Daarom stellen wij voor om het aanvangstraktement van dien tweeden machinist te verhoogen met 100. De heer Korff. M. d. V. Ik zou slechts va illen vragen, of de tweede machinist inderdaad machinist is, dan wel machine drijver of stoker. Dit maakt m. i. een groot verschil. De heer Pera. M. d. V. Ook ik moet opmerken, dat ik den indruk heb gekregen, dat de belooning, die de tweede machinist ontvangt, niet in overeenstemming is met wat hij presteert. Hij heeft toch heel wat zelfstandigen arbeid te ver richtenook heeft hij zelfstandig nachtdienst bij de machine, werk in de smederij, als bankwerker enz. Ik meen, dat hij voor al dat werk niet voldoende wordt beloond door het loon, dat voor hem hier wordt voorgesteld. Naar de inlichtingen die mij zijn verstrekt, acht ik het amendement volkomen billijk en als zoodanig meen ik, dat aanneming er van alle aanbeveling verdient. De heer van der Lip. Zooals de heeren wel zullen begrijpen, hebben Burgemeester en Wethouders en de Commissie voor het Slachthuis aan de regeling voor het salaris van den tweeden machinist speciaal hun aandacht gewijd. Deze ambte naar heeft toch ook bij Burgemeester en Wethouders en bij de Commissie zijne grieven tegen de voorgestelde regeling kenbaar gemaakt. Wij hebben dientengevolge overwogen, of er in zijn salaris nog verbetering moest worden gebracht. Na rijpe over weging zijn wij echter tot de conclusie gekomen, dat verhooging niet gemotiveerd zou zijn. Wat toch is de kwestie? De heer Korff heeft zooeven in den vorm van eene vraag de hoofdzaak, waarom het hier gaat, aangeroerd. Men moet zich namelijk van de betrekking van «tweede machinist" een goede voor stelling maken. De benaming «tweede machinist" wekt de gedachte, dat de tweede en de eerste machinist met elkander op één lijn staan, en dat men alleen vanwege de hiërarchische ordening hen noemt: «eerste en tweede". Dit is echter het geval niet. De eerste machinist is de bedrijfsleider, hij draagt de verantwoordelijkheid voor de geheele installatie. Zijn er aan de machinerieën veranderingen aan te brengen of moeten er gebreken worden gerepareerd, dan dient hij daaromtrent van advies. Hij is dus iemand, die technisch onderlegd moet zijn. De tweede machinist is iemand, die slechts praktisch werk verricht, ook wel eens hetzelfde als dat van den eersten machinist, maar hij staat met hem niet op één lijn, omdat hij niet de verantwoordelijkheid heeft, die de eerste machinist draagt. In andere plaatsen draagt zoo'n ambtenaar dan ook een anderen naam, die wellicht beter is dan dien wij er aan gegeven hebben. Hij heet daar «hulp-machinist" of «stoker- plaatsvervangend machinist". Wanneer men zich nu eene goede voorstelling maakt van den aard der betrekking, dan zal men moeten toegeven, dat een wedde van f 600.— tot f 800.met vrije woning, vuur en licht inderdaad vol doende is. Ik wil er nog aan toevoegen, dat vergeleken met de salaris regeling van dergelijke ambtenaren in andere plaatsen, hier zeer zeker niet het laagste salaris wordt gegeven. In Haarlem wordt deze betrekking gesalarieerd met/900.— tot 1200.—, zonder vrije woning; men kan dus zeggen, dat daar de bezoldiging ongeveer gelijk is aan de door ons voor gestelde. In andere plaatsen is de bezoldiging veel lager, zoo als zal blijken. In Nijmegen is het van 750.tot 900.zonder vrije woning. In Arnhem748.80, dus een weekloon van 14.40, zonder vrije woning. In Dordrecht: 780.tot 842.40, zonder vrije woning. Wanneer wij dus rekening houden met den aard van de betrekking, dien de heeren nader omschreven zouden kunnen vinden in de instructies, vastgesteld voor den eersten en twee den machinist, en met het salaris, dat in andere gemeenten voor deze betrekking wordt toegekend, dan zal men toch moeten erkennen, dat er geen voldoende grond aanwezig is om de jaarwedde hooger te stellen dan wij hebben voor gesteld. De heer Botermans. De geachte Wethouder heeft mij niet overtuigd. De tweede machinist moet den eersten, indien het noodig is, kunnen vervangen en waar dat het geval is, moet men niet zoo'n groot verschil tusschen die beide betrek kingen maken. Het zijn allebei machinisten, het staat hier tenminste, nl.tweede «machinist"; en dat wettigt toch niet zoo'n groot verschil in traktement. De geachte Wethouder heeft andere plaatsen aangehaald, maar ik meen, dat de ge meentelijke inrichtingen van Arnhem en Nijmegen niet zoo groot zijn als hier. Het is hier in Leiden een zeer groot bedrijf. Op die gronden, Mijnheer de Voorzitter, raad ik den heeren aan niet mede te gaan met het voorstel van Burge meester en Wethouders. De heer Pera. M. d. V. Naar aanleiding van de inlich tingen die wij hebben gekregen omtrent deze zaak van den heer van der Lip, ben ik tot de conclusie gekomen, dat een verhooging noodzakelijk is. Wij hebben gehoord, dat de eerste machinist technische bekwaamheden moet bezitten. Hij moet beoordeelen, wat er met de zaken moet geschieden en ook nagaanwanneer er voor de machinerieën verbeteringen moeten tot stand komen. Doch de tweede machinist moet dan hebben de practische bekwaamheden om dat uit te voeren volgens de mededeelingen die wij hebben gekregen. Dat sluit ook aan bij de inlichtingen, die ik heb op dit gebied. Verder moet de tweede machinist menig keer zonder toezicht werken en moet derhalve kennis bezitten omtrent de behandeling van de machinerieën op ieder moment, aangezien hij niet midden in den nacht den eersten machinist uit zijn bed kan halen om eenige inlichtingen te vragen, zoodat het werk van den eersten machinist dus ook moet worden toevertrouwd aan den tweeden machinist. Maar juist ook wat betreft het gezegde van den heer van der Lip, dat hij de praktische bekwaamheid moet hebben, om verbeteringen en vernieu wingen aan te brengen, die noodig zijn; wel, Mijnheer de Voorzitter, dat zijn werkelijk werkzaamheden op technisch en materieel gebied van groote beteekenis, waarvoor een goede belooning moet worden gegeven. Dat zijn bankwer kerswerkzaamheden, waarvoor niet iedereen de noodige be kwaamheid heeft, en die toch bij eene inrichting als het ge meentelijke slachthuis onmisbaar is. Daarom meen ik, dat het toegekende salaris te laag is, en is dat voor mij de reden om te stemmen voor het amendement van den heer Sijtsma.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 9