DONDERDAG 2
DECEMBER 1915.
177
voorstel van den heer Sijtsma, deze voor mij al meer dan
voldoende zijn om te zeggen, dat ik het betreur, ja, zelfs
zéér betreur, dat het voorstel van den heer Vergouwen is
verworpen, en ik zal mij dus niet laten overhalen om voor
dit voorstel te stemmen. Ik kan in dit geval niet anders dan
tegenstemmen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik sluit mij aan bij het
betoog van den heer Aalberse en ik zal dus niet in herhaling
vallen van hetgeen deze heeft gezegd; alleen wil ik nog op
een paar punten even wijzen, die in het midden zijn gebracht.
De heer Sijtsma heeft mij verweten, dat ik te weinig ernst
neb gemaakt met de indiening van mijn voorstel, en dat con
cludeert hij hieruit, doordat ik de grens van /"800.— door
een opmerking van den heer Bots heb gebracht op f 825.
Mijnheer de Voorzitter. Ik heb werkelijk de eigenaardigheid,
dat tal van inkomens om en bij de /SOU.— varieeren, niet in
aanmerking genomen bij het opmaken van mijn voorstel.
Doch dat is geen blijk van minderen of meerderen ernst, maar
is eenvoudig het gevolg hiervan, dat ik dit niet wist. Wanneer
ik de lijst van de inkomens der ambtenaren voor oogen had
gehad, dan zou ik het zeker direct veranderd hebben.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, het komt dus niemand toe te
onderstellen, dat er bij mij bij het opmaken van mijn voorstel
minder ernst heeft voorgezeten. Ik mag in dit verband wel zeg
gen De pot verwijt den ketel, dat hij zwart ziet, want de heer
Sijtsma komt met een onverwacht voorstel en wijzigt onmiddel
lijk door een opmerking van den heer Aalberse zijn amendement,
zoodat er kostwinners, weduwnaars en gescheiden personen
bijkomen. Getuigt dit van ernst?
De heer Sijtsma. Dat is een redactioneele fout geweest!
De heer Vergouwen. M. d. V. Verder zegt de heer Sijtsma,
dat ik geraakt was. Bij mij is geen sprake van persoonlijke
geraaktheid. Doch omdat ik overtuigd ben, dat de heer Sijtsma
met dit voorstel geen succes zal hebben wat de stemming
straks wel zal uitmaken en hijzelf ook wel kan vermoeden
had de heer Sijtsma behooren te overwegen: Hoe moet het
gaan, wanneer mijn voorstel niet wordt aangenomen. Alsdan
het voorstel van den heer Vergouwen al is gevallen, gebeurt
er niets en lijden de ambtenaren het loodje; daarom leek ik
misschien wel wat geraakt. En nu is dit reeds gebeurd.
Thans missen de menschen met een inkomen beneden de
f 800.het voordeel, dat zij zouden hebben gehad, wanneer
mijn voorstel was aangenomen en dat vooral heb ik gevoeld.
Mijnheer de Voorzitter. De heer Sijtsma heeft tegenover U be
weerd, dat hij dichter bij de arbeiders staat dan CJ, en U hebt
terecht gezegd, dat hij dit niet kan beoordeelen. Ik wil niet zeg
gen, dat ik de toestanden beter ken dan hij, maar ik heb mij in
de laatste jaar dag aan dag in de gezinnen van arbeiders
bewogen en ken precies hunne nooden en behoeften, en
daarom is dit voorstel niet door mij gedaan met de gedachte
om op te bieden tegen Burgemeester en Wethouders, maar
in de volle overtuiging, dat een voorstel van eene dergelijke
strekking beslist noodig was. En toen ik zag, dat door de
houding van den heer Sijtsma mijn voorstel in gevaar was
gebracht en de menschen met een inkomen beneden de 800
daardoor minder toeslag zouden krijgen dan zij behoefden,
deed mij het zien van de daardoor te ontstane teleurstelling,
bij de menschen die er onder moesten lijden, pijnlijk aan.
De heer Fokker. M. d. V. Ik heb lang geaarzeld hoe ik
stemmen zou. Aanvankelijk heb ik gestemd voor het amen
dement-Vergouwen zoowel in de vorige vergadering als in
deze, omdat ik meende, dat het amendement-Vergouwen het
voorstel van Burgemeester en Wethouders verbeterde en van
oordeel ben, dat ook hij die geen groot voorstander ervan is,
elke gelegenheid om het te verbeteren moet aangrijpen, op
dat, indien het mocht aangenomen worden, zoo goed mogelijk
van vorm en inhoud in het Gemeenteblad verschijnt. Tegen
één element in het voorstel van Burgemeester en Wethouders
maakte ik bezwaar, dat is de toeslag per kind. Bij loonsbepa-
ling moet m.i. niet worden gevraagd naar de behoefte maar
naar de dienstprestaties. Maar waar men hier te maken
heeft met de voorziening in een noodtoestand, en het hier
niet geldt eene loonsbepaling maar slechts het geven van een
toeslag, daar heb ik gemeend over het bezwaar of deze toe
slag wordt berekend per kind of niet, te moeten heenstappen.
Ik was bang, maar ik heb dien angst van mij afgezet, omdat
het verschil tusschen de bepaling van loon en het geven
van toeslag in bepaalde gevallen zoo duidelijk in het licht
werd gesteld, om te stemmen voor een kindertoeslag, omdat
ik vreesde, dat de stemming over dezen toeslag zou worden
beschouwd als een principieele beslissing, die later bij de
loonsbepaling in aanmerking zou komen. Maar waar het ver
schil tusschen de bepaling van loon en het geven van een
toeslag in bepaalde gevallen zoo scherp in het licht is gesteld,
daar geloof ik nooit, dat men van dezen toeslag bij de loons
bepaling later misbruik zal kunnen maken, en dit voorstel
als troef zou kunnen uitspelen. Daarom ben ik er ten slotte
toe besloten mijn stem te geven aan het voorstel van Burge
meester en Wethouders, maar ik zou dit willen verbeteren
in den geest van het amendement-Vergouwen c.s, dat zoo'n
ongelukkig lot heeft gehad. Dit is aan een toeval te wijten.
Daarom stel ik voor het volgende amendement:
Ondergeteekende stelt voor den toeslag bedoeld in de Ing.
St. No. 222 al. 1 voor inkomens beneden 900 te bepalen op
2,40 en voor die van 900 tot 1200 te bepalen op 1.60
per maand per kind.
Het is dus hetzelfde amendement als dat van den heer
Vergouwen alleen in plaats van f 800 stel ik voor 900.
De heer Sijtsma. M. d. V. Eerst een woord ter rechtvaar
diging tegenover den heer Aalberse. De heer Aalberse heeft
gezegd, dat ik door afstemming van het amendement-Ver
gouwen de zaak niet verbeterd heb, maar ik was toch, mocht
toch evengoed overtuigd zijn als de heer Vergouwen het was
tegenover zijn voorstel, dat mijn voorstel beter waS dan het
zijne. Ik ben ook nadat de heeren mij bestreden hebben, er
nog van overtuigd, dat mijn voorstel beter en rechtvaardiger
is dan het voorstel van Burgemeester en Wethouders en ik
ben er ook van overtuigd, dat wanneer het amendement-
Vergouwen was aangenomen, ik mijn voorstel wel had kunnen
opbergen. Wat moest ik nu doen? Ik stond hier voor het
dilemma: zelfmoord aan mijn voorstel plegen of het amende
ment-Vergouwen helpen afstemmen, en zag per slot van
rekening mijn eigen voorstel liever aangenomen door te be
werken, dat het eerste afgestemd werd. Ik meende op dat
oogenblik te moeten opkomen voor mijn voorstel en daar
door moest ik stemmen tegen het voorstel-Vergouwen.
Wat betreft het gesprokene door den heer Botermans,
wanneer hij zegt, dat de menschen met een inkomen van
f 600.ook moeten betalen aan de kosten, die mijn voorstel
schept, dan moet hij niet alleen daar tegen stemmen. Hij
had ook tegen het voorstel-Vergouwen moeten stemmen en
het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal hij ook mee
moeten helpen verwerpen.
In dat opzicht zijn ze allen gelijk. Ik zal er niet meer van
zeggen; mijn voorstel zal waarschijnlijk wel vallen, maar ik
zal het echter handhaven en stemming vragen, overtuigd als
ik ben, dat het billijker en rechtvaardiger is dan de andere,
die zullen worden aangenomen.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Ingekomen is het volgende
voorstel
«Ondergeteekende stelt voor om den toeslag bedoeld in
Ing. St. No. 222, al. 1, voor inkomens beneden 900.— te
bepalen op 2.40 per kind per maand, en van 900.tot
1200.te bepalen op f 1.60 per kind per maand."
Het voorstel is onderteekend door den heer Fokker.
Wordt het ondersteund, zoo ja, dan maakt het een onder
werp van beraadslaging uit.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik zou een sub-amendement
daarop willen voorstellen nl. om het cijfer f 900.te ver
anderen in f 825.
De heer Aalberse. M. d. V. Ik heb gehoord, dat U voor
stelt om eerst over te gaan tot het voorstel van den heer
Sijtsma. Maar ik zou met alle bescheidenheid, welke mij tegen
over Uwe leiding past, willen zeggen, dat ik geloof, dat dit
de verkeerde weg is. Wij zijn eigenlijk al den verkeerden
weg opgegaan, omdat in de vorige vergadering de algemeene
beschouwingen al gesloten waren en wij al tot stemming
waren overgegaan over het amendement-Vergouwen, maar
omdat de stemmen staakten, moest er een nieuwe stemming
over het amendement gehouden worden. Nu was het naar
mijn bescheiden meening al niet juist gehandeld, dat in dat
stadium nog weer een nieuw amendement werd voorgesteld.
Het debat was gesloten en de zaak was dus afgeloopen.
Maar nu het eenmaal gebeurd is en wij er weder over hebben
gepraat, zou ik zeggen: laten wij daar niet meer op terug
komen. Maar nu komen wij in het stadium, dat men bijna
uitgepraat is over het amendement-Sijtsma en komt er weder
een amendement-Fokker, die weder het verworpen amende
ment van den heer Vergouwen c. s indient. Wanneer wij nu
eerst gaan stemmen over het amendement-Sijtsma en dan
weder gaan praten over het amendement-Fokker, dan kan,
tegen dat dat debat is afgeloopen, weder iemand met het lumi
neus idéé komen, om het verworpen amendement van den
heer Sijtsma nog eens in eenigszins gewijzigden vorm voor
te stellen.
Ik geloof, M. d. V., dat gij de bevoegdheid hebt het debat
over deze zaak te sluiten, en te laten stemmen over de beide
amendementen en het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.