DONDERDAG 2 DECEMBER 1915. 175 dat amendement zou men kunnen spreken van een opbieden tegen Burgemeester en Wethouders. In het voorstel-Sijtsma echter zijn de kinderen bijzaak. In het voorstel-Sijtsma krijgt een gehuwd paar zonder kinderen f 15, met 1 kind f 19, met, 2 kinderen 23 en met 3 kin deren f 27. Dit is, dunkt mij, een verkeerd systeem. Wat toch maakt de duurte uit voor een huisgezin? Ook volgens de betrokken personen, zooals ik reeds een vorige maal mee deelde, wordt de duurte veroorzaakt door verschillende huis houdelijke zaken, dus niet alleen de levensmiddelen, maar ook schoeisel, kleeding, reparatie en dergelijke. Hierbij is het aantal kinderen van grooten invloed. Daarom houd ik vol, dat in de gegeven omstandigheden het systeem van Burge meester en Wethouders het beste is. Wat de groote gezinnen betreft, krijgt volgens het voorstel van den heer Sijtsma een gezin met '10 kinderen 55, volgens dat van den heer Ver gouwen f 96 en volgens dat van Burgemeester en Wethou ders f 64. Ten aanzien van een gezin met 6 kinderen staat het voorstel van den heer Sijtsma met dat van Burgemeester en Wethouders nagenoeg gelijk. Volgens het stelsel van den heer Sijtsma krijgt zoo'n gezin f 39, volgens dat van Burge meester en Wethouders f 38.40, volgens dat van den heer Vergouwen 57.60. Voor gezinnen met meer dan 6 kinderen is het systeem van Burgemeester en Wethouders voordeeliger, voor gezinnen met minder dan 6 kinderen en zonder kinderen is het stelsel van den heer Sijtsma voordeeliger. De heer Sijtsma heeft gezegd, dat hij dichter bij de menschen staat, die ondersteuning noodig hebben, dan ik. Dat is eene op merking, die mij pijn heeft gedaan. Dat kunt gij, mijnheer Sijtsma, niet beoordeelen. Het is heel gemakkelijk om zichzelf op een voetstuk te plaatsen, vooral als men een blad tot zijne beschikking heeft. Wanneer gij eens wildet gaan naar de plaats, waar ik vroeger heb gewoond, en eens wildet onderzoeken, wat ik daar gedaan heb, dan kan eerst blijken, wie meer voor den kleinen man heeft gedaan, gij of ik. Die opmerking heeft mij pijn gedaan. Dat is een argument, dat gij nooit meer tegen mij in het debat moogt gebruiken. Wat betreft de verlaging van de grens van f 1200 op f 1000, werd gezegd, dat dit voor de belastingbetalenden eene verbetering was. Men moet evenwel niet vergeten, dat volgens dit stelsel iemand met ƒ1100 inkomen en 8 kinderen absoluut geen toeslag ontvangt, terwijl iemand zonder kinderen, maar met f 1000 inkomen, wel ondersteuning ontvangt. Maar er moet nu eenmaal een grens zijn, en iedere grens is wille keurig. Daarom hebben Burgemeester "en Wethouders de hoogste limiet genomen, nl. f 1200. De geheele kosten van de categorie van f 1Ö00 tot f 1100 volgens het systeem van Burgemeester en Wethouders zijn f 160 en van de categorie van f 1100 tot 1200: 115.20. Het zijn maar enkele gezinnen, voor wie een uitkeering ook zeer billijk is, en daarom zou ik er zeer op gesteld zijn om die er nog onder te laten vallen. Natuurlijk kan men niet doorgaan tot inkomens van 1300 en 1400, want dan krijgen wij een geheel anderen levensstandaard. Er moet in elk geval eens een grens zijn en ik heb juist gezegd: voor zoover als de vraag gaat, neem ik de hoogste limiet, nl. 1200. Wanneer men dus nu die categorieën tusschen 1000 en 1200 gaat schrappen, zou dat weinig voordeel aan de gemeente geven en zou men daardoor tot groote onbillijk heid komen. Wat betreft de geheele berekening, heeft het mij zeer ge speten, dat wij het voorstel van den heer Sijtsma zoo laat onder oogen hebben gekregen, in verband met de berekeningen, die zeer omvangrijk zijn. Wij zijn dan tot het resultaat ge komen, dat zijn voorstel zal kosten 13.635, maar daarin zijn dan niet begrepen de weduwnaars met kinderen, de kost winners met kinderen en de ambtenaren, die gescheiden van echt zijn. Nu kan men wel zeggen, dat deze ook mee bedoeld worden, maar al wil ik het voorstel ook nog zoo ruim inter preteeren, ik kan deze toch onmogelijk daaronder brengen, wanneer er uitdrukkelijk staat: »aan allen, die gehuwd en in vasten gemeentedienst zijn." Dat gaat niet. Wel kan ik de woorden »in vasten dienst" zoo ruim interpreteeren, door iemand die in tijdelijkeri dienst is, daaronder te rekenen en hem dus te beschouwen als zijnde in vasten dieDst. Indien deze dus mede in het voorstel begrepen zijn, moeten de heeren dus in aanmerking nemen, dat die extra kosten nog komen bij dat bedrag van f 13.635.—, zoodat men dus tot een vrij aanzienlijk bedrag zal komen. Hoe hoog weet ik op het oogenblik niet, maar laat het eens zijn: matig ge nomen, f '14.500in het geheel. Het voorstel van Burge meester en Wethouders zou kosten f 9000.— en het amen dement-Vergouwen: f 12.600.wat ik den heer Vergouwen verleden heb voorgerekend. Nu zou ik willen vragen: is men nu beter geholpen met de veel hoogere kosten, diehetamen- dement-Sijtsma met zich brengt? Ik geloof het niet en ik meen bovendien dat die meerdere kosten niet billijk zijn be steed. Er zijn dan wel meer menschen, die tevreden worden gesteld, maar het niet zoo bepaald noodig hebben. Dat is dan wel aardig, maar de belastingschuldigen moeten het ten slotte opbrengen. Ik geloof werkelijk, dat in deze omstandigheden, zonder ons op den theoretischen kant van de zaak blind te staren, een kindertoeslag de meest gewenschte vorm is van hulpverleening In een blaadje, dat niet altijd uitblinkt door toon en inhoud, maar dat ik toch wel eens lees, kwam dan ook als voorbeeld voor de mail met de acht kinderen. Het zou voor de populariteit van Burgemeester en Wet houders wellicht beter zijn geweest, wanneer wij hadden voorgesteld iedereen iets te geven. Wij hebben dit voorstel evenwel rechtvaardig geacht te zijn en voor de burgerij niet te bezwarend, zoodat wij het met een gerust hart den Raad konden voorleggen. De heer Pera. M. d. V. Ik betuig U mijn dank voor de zeer belangrijke inlichtingen, die door U omtrent deze zaak zijn gegeven. Ik wil wel zeggen, dat het voor mij thans vast staat, dat ik met het voorstel van Burgemeester en Wethou ders zal medegaan en tegen het voorstel van den heer Sijtsma zal stemmen, en dit om deze redenen. Er mogen dan bij het voorstel-Sijtsma enkele huisgezinnen wat meer ont vangen dan in het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar dit zijn juist die gezinnen, die het m.i. het minst noo dig hebben. Door het voorstel van Burgemeester en Wethou ders zullen juist die grootere gezinnen worden geholpen, waar werkelijk sprake van behoefte is. Daarom acht ik het den aangewezen weg om voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders en tegen het voorstel van den heer Sijtsma te stemmen. De heer Sijtsma. M. d. V. Nog een enkel woord. Ik dank de heeren, die mij reeds tegen enkele aanvallen hebben ver dedigd.. Ik zal trachten dit ook nog te doen. Laat ik begin nen met hetgeen de heer Korff heeft gezegd. Hij heeft gezegd, dat het hier niet betreft een amendement, maar een voor stel. Ik heb het ook niet amendement genoemd. Dat hebben Burgemeester en Wethouders gedaan. De Voorzitter. Wij hebben het een amendement genoemd uit welwillendheid. Voor een voorstel was het te laat ingediend, en dan zou het vandaag niet in behandeling kunnen zijn genomen. De heer Sijtsma. Welnu, dan is het een voorstel, maar slechts wat den vorm betreft een amendement. Het is anders wel eigenaardig, dat het bezwaar van rauwelings in het debat brengen niet is gemaakt, toen de vorige maal het amende ment-Vergouwen c.s. voor ons op tafel lag, aan niemand onzer was medegedeeld, en gij, Mijnheer de Voorzitter, de kosten van dat amendement nog moest mededeelen. De voorstellers waren zoo weinig op de hoogte van de portée van hun amendement, dat, toen de heer Bots tot den heer Vergouwen zeide, dat een groot aantal menschen met een inkomen even meer dan 800.buiten den voorgestelden verhoogden toeslag zouden vallen, wat tot onbillijkheid aan leiding zou geven, de heer Vergouwen klakkeloos zeide: dan zullen wij de grens van ons voorstel met 25.verhoogen. Dat was inderdaad een opbieden, zonder aan de kosten te denken, wat van mijn voorstel zeker niet kan worden gezegd. Ik meen dan ook in de grieven, die sommige heeren hebben tegen mijn voorstel, meer een soort geraaktheid te zien, alsof zij daarmede willen zeggen: »als gij voor ons voorstel hadt gestemd, zou het zijn aangenomen geworden." Van daar de bezwaren van den heer Vergouwen en het betoog van den heer Aalberse, die zelfs sprak van een soort politieke sabotage. Ik wist niet, dat een dergelijke uitdrukking hierop toepasselijk was. Ik ben niet zoo'n groot politicus als hij; als ik iets te zeggen had, heb ik nooit een blad voor mijn mond genomen. Ik heb, zoolang ik lid ben van den Raad, altijd voor mijne meening durven uitkomen zonder politieke bijbedoelingen. Ik heb wel eens zoo gestemd, dat het door mijne eigen partij mij kwalijk is genomen. Maar ook dat kon mij niet schelen, als het mijn overtuiging was. Ik deed nu ook zooals ik meende, dat het voor mijn amendement, dat ik een verbetering acht, het beste is. Ik hoop, dat gij en ook Mr. Aalberse van mij zult willen aannemen, dat ik in ieder geval niet wilde doen aan politieke sabotage, of wat daarop gelijkt. Ik heb er niet aan gedacht, gelukkig maar, want anders zou ik om den schijn te vermijden, mijn eigen amendement wel eens in gevaar hebben kunnen brengen. Dat ik met mijn voorstel inconsequent zou zijn geweest, geloof ik evenmin. Men kan er evenmin als uit dat van Burgemeester en Wethouders uit concludeeren, dat het loon in normale tijden te laag is. Men zal mij toegeven, dat in de gegeven omstandigheden het loon niet toereikend is. En zooveel wordt ook bij aanneming van mijn amendement niet er bij gegeven, dat de menschen er door in eene goede con-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 5