DONDERDAG 2 DECEMBER 1915. 173 overigens beter was, af te stemmen, omdat het niet precies op tijd is gekomen. In elk geval is er nu nog tijd genoeg om er over te debatteeren, het zoo noodig te verbeteren, en ik beveel het daarvoor bij den Raad aan. De Voorzitter. Wordt het amendement van den heer Sijtsma voldoende ondersteund, zoo ja, dan maakt het dus een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Korff. M. d. V. Met een enkel woord wensch ik te motiveeren, waarom ik tegen het amendement van den heer Sijtsma stemmen zal. Den naam «amendement" acht ik reeds verkeerd, omdat mij voorkomt het inderdaad een geheel nieuw voorstel is, wat ons hier zoo plotseling wordt voor gelegd. De cijfers van den heer Sijtsma schijnen mij wat al te rooskleurig toe, waar hij begint met een derde van het aantal kinderen te ecarteeren. Zijne becijfering was niet te volgen en dus daarom ook niet te controleeren. De finan- ciëele gevolgen van dit amendement zijn derhalve niet te overzien. Waar het zou zijn het doen van een stap in den blinde, daar acht ik mij niet verantwoord om mijne stem aan het amendement van den heer Sijtsma te geven. De heer Vergouwen. M. d. V. Het verwondert mij, dat de heer Sijtsma, die zooveel tijd heeft gehad om het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat in de vorige vergadering in behandeling is gekomen, te bestudeeren, niet eerder zijn amendement heeft ingediend. Hij heeft toch een week tijd gehad om een voorstel bij den Raad in te dienen. Had hij dat eerder gedaan, dan zouden wij in de gelegenheid zijn geweest het voorstel in overweging te nemen. Ik ben het daarbij volkomen eens met den heer Korff, dat wij hier een geheel ander voorstel voor ons hebben. Daarom had het op den weg gelegen van den heer Sijtsma om, wanneer straks het voorstel van Burgemeester en Wethouders zou zijn in stemming gebracht en verworpen, eene motie in te dienen, waarbij Burgemeester en Wethouders werden uitgenoodigd, alsnog met een nieuw voorstel te komen. Werd die motie niet aangenomen, dan eerst had hij met dit voorstel kunnen komen. Dit voorstel kan eerst in behandeling komen, nadat het voorstel van Burgemeester en Wethouders is verworpen. Wanneer de heer Sijtsma dan met zijn voorstel was gekomen, was het op tijd en op zijn plaats geweest. Wat het voorstel zelf betreft, moet ik zeggen, dat ik er mijn stem niet aan kan geven. Thans krijg ik het voor het eerst onder de oogen. Ik zou eerst moeten weten, welke de gevolgen er van zullen zijn, en wat feitelijk de strekking er van is. De heer Sijtsma had kunnen voorkomen, dat wij er niet zoo rauwelings over behoefden te stemmen, wanneer hij er voor had gezorgd, dat het tijdig was ingediend. Door tegen het amendement-Vergouwen te stemmen, heeft hij bereikt, dat dit verworpen is geworden. Immers met slechts één stem meerderheid is het verworpen geworden. Maar om nu, alleen om den heer Sijtsma ter wille te zijn, zijn voorstel maarzoo dadelijk aan te nemen, zonder er iets naders omtrent te weten, daartoe kan ik niet besluiten. De heer Pera. M. d. V. Aangenaam zou het mij zijn, wan neer Burgemeester en Wethouders aangaande het voorstel van den heer Sijtsma eeriige inlichtingen wilden verschaffen. Ik heb groot bezwaar dit voorstel aan te nemen, en ik sluit mij volkomen bij den heer Korff aan, dat wij hier te maken hebben met een absoluut nieuw systeem, waarvan ons ten eenenmale alle inlichtingen ontbreken. YVellicht dat de in lichtingen, die Burgemeester en Wethouders wel zoo vriende lijk willen zijn om te geven, dienen kunnen ter bepaling van onze stem ten opzichte van dit voorstel. De heer van der Lip. M. d. V. Over de mérites van het voorstel van den heer Sijtsma zal ik niet spreken, dit laat ik gaarne aan U, Mijnheer de Voorzitter, over, maar ik wensch een enkel woord te zeggen over de behandeling dezer zaak. De vorige week is de kwestie van den duurtetoeslag van alle kanten bekeken. Er is toen ingediend één amendement op ons voorstel, waarover de stemmen hebben gestaakt, zoodat in deze vergadering herstemming daarover moet plaats vinden. Nu komt in deze phase plotseling het voorstel-Sijtsma, dat geheel iets anders beoogt dan bet voorstel van Burgemeester en Wethouders en het amendement-Vergouwen. M. i. had de heer Sijtsma de vorige vergadering dit voorstel moeten indienen, daarvoor is het nu te laat. Had hij dat gedaan, dan was de gang van zaken deze geweest, dat zijn voorstel of amendement, hoe men het noemen wil, als zijnde van de verste strekking het eerst in stemming zou zijn ge bracht. Was het verworpen, dan zou in stemming zijn ge komen het amendement-Vergouwen. Op deze wijze zou men eene regelmatige behandeling hebben gekregen van deze gewichtige zaak. Maar wat zien wij nu gebeuren? Niet alleen, dat de heer Sijtsma een geheel nieuw voorstel indient, maar dat hij en enkele andere heerendie den vorigen keer hebben gestemd vóór het amendement-Vergouwen, nu tégen hebben gestemd, om op die wijze een weg te banen voor het nieuwe voorstel of amendement. Daarvoor is toch het amendement-Vergouwen een hinderpaal en dus moet dit nu eerst uit den weg geruimd worden, en daarom nu maar tegengestemd! Over eene der gelijke manier van handelen moet ik een woord van afkeu ring uitspreken. En wat zal er nu gebeuren? Stel, dat straks het amendement van den heer Sijtsma ook ver worpen wordt, wat niet onwaarschijnlijk is, omdat het stelsel van Burgemeester en Wethouders dit voor heeft, dat die gezinnen waar de nood het grootst is, de meeste hulp ontvangen. En dan zal het voorstel van Burgemeester en Wet houders wel worden aangenomen. Dit nu zou mij persoonlijk aangenaam zijn, maar wanneer ik de zaak objectief bekijk, dan moet ik er toch tegen opkomen dat op die manier het besluiten in den geest van het amendement-Vergouwen onmoge lijk is gemaakt. Mijnheer de Voorzitter, ik heb alleen het woord gevraagd, om den wensch uit te spreken, dat een dergelijke wijze van handelen in den vervolge geen navolging zal vinden. De heer Aalberse, M. d. V. Ik wil mij in de eerste plaats aansluiten aan hetgeen de heer van der Lip heeft gezegd. Ik had ook, al was het in een eenigszins anderen vorm, het zelfde willen betoogen. Ik moet zeggen, dat ik werkelijk verbaasd heb gestaan over de houding door den heer Sijtsma in deze aangenomen. In de eerste plaats wat betreft de stem ming over het amendement-Vergouwen c.s. Blijkens de stemming in de vorige vergadering gehouden, vond hij het amendement een verbetering van het voorstel van Burge meester en Wethouders, want hij heeft er voorgestemd, en dat zou hij niet gedaan hebben, wanneer bij het verkeerd had gevonden. Nu is het eenige motief, dat hij geeft waarom hij op het oogenblik tegen dat amendement stemt, niet- omdat hij op zich zelf het amendement niet meer vond een verbetering van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar omdat hij dacht, dat thans misschien zijn voorstel een paar stemmen meer zou kunnen krijgen, als eerst het amendement verworpen was. Mijnheer de Voorzitter, ik geloof het woord is misschien wel wat hard maar in politieleen zin zou men het kunnen noemen, wat men op sociaal gebied pleegt aan te duiden met het woord «sabotage", altijd natuurlijk vergelijkender wijze! Dat is trouwens een term, die voor een dergelijke wijze van stemmen tegen een voorstel, waar men eigenlijk voor is, alleen met de bedoeling daardoor een ander voorstel meer kans te geven, de geijkte term, die daarvoor in de Kamer ook wel werd gebruikt. Nu loopt hij echter groot gevaar, dat wanneer zijn voorstel ook wordt verworpen, het resultaat zal zijn, dat die menschen, tengevolge van de verwerping van het amendement-Vergouwen, wat ook de heer Sijtsma een verbetering vond van het voorstel van Burgemeester en Wet houders, nu tenslotte door die manoeuvre niet zullen krijgen, wat hijzelf in de vorige Raadszitting wenschelijk vond. Ik geloof, dat wij uit dit resultaat volkomen kunnen opmaken, hoe absoluut verkeerd en afkeurenswaardig een dergelijke wijze van stemmen, om redenen buiten het voorstel gelegen, moet worden genoemd. Nu wat betreft het voorstel zelf. Daaromtrent deel ik vol komen de meeuing van de leden, die van meening zijn, dat het voor den Raad heel moeielijk is om te beoordeelen, wat eigenlijk de gevolgen van dit voorstel zullen zijn. Wij zullen ongetwijfeld van U. Mijnheer de Voorzitter, wel eenige inlich tingen daaromtrent vernemenmisschien is dat voorstel nog wel zóó tijdig ingediend, dat althans Burgemeester en Wet houders de gelegenheid hebben gehad om de zaak nog even te bekijken. Maar op het eerste gezicht komt het mij voor, dat het aangegeven systeem van dat amendement, niet de voorkeur verdient boven het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Naar mijn bescheiden meening schuilt in dit voorstel zelfs een groot gevaar, nl. wanneer dit voorstel door den Raad wordt aangenomen, krijgen alle gehuwden op grond van de duurte, afgezien van het feit, of ze kinderen hebben of niet, een toeslag. Wat wil dit nu feitelijk zeggen? Dat de Raad bij aanneming van dat voorstel tot de conclusie zou moeten komen en zelfs reeds zou uitspreken als zijn meening, dat reeds in gewone tijden en in het algemeen de loonen te laag zijn. Afgezien van de bijkomstige om standigheden, dat de zaken nu duurder zijn, is het loon alleen dan, naar mijn bescheiden meening, eigenlijk voldoende, wanneer daarvan een gemiddeld, een niet te groot gezin kan leven. Wanneer nu zelfs de menschen zonder kinderen, door de stijging van de prijzen, die wij hebben gehad, al niet meer met het loon kunnen rondkomen, zou de Raad, door dit voorstel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 3