DONDERDAG 25 NOVEMBER 1915.
161
der zijn geworden. Wij kunnen hopen, dat die over eenige
jaren minder in prijs zullen bedragen, maar de man houdt
dan stilletjes voor vast hetgeen in deze verhooging slechts
voor tijdelijk begrepen behoort te zijn. Dat wordt door de
heeren over het hoofd gezien. Ik kan mij dan ook ten eenen-
male niet vereenigen met het denkbeeld een grootere toelage
toe te kennen dan door Burgemeester en Wethouders is
voorgesteld.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van de heeren Sijtsma en Reimeringer wordt
in stemming gebracht en verworpen met 15 tegen 13 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: van der Eist, Fischer, van der
Pot, Timp, Fabius, Fokker, Vergouwen, Mulder, Botermans,
Hartevelt, van Tol, de Boer, Huurman, Bots en Korff.
Vóór stemmen de heeren: van Gruting, Reimeringer, Bosch,
Sasse, Pera, Heeres, Hoogenboom, Zwiers, Tepe, Sijtsma,
Aalberse, Briët en van der Lip.
De heer Sasse. M. d. V. Zou nu niet kunnen worden be
paald, dat deze verhooging zal ingaan op 1 September? Bur
gemeester en Wethouders stellen voor, om de verhooging te
doen ingaan op 1 Januari 1916. Waar de meerdere lokalen
reeds sedert de vacantie in gebruik zijn gejiomen, zijn de
meerdere schoonmaakkosten toch vanaf September voor reke
ning van den claviger gekomen. Het zou dan ook wel billijk
zijn, om de verhooging van 1 September 1915 te doen
ingaan.
De Voorzitter. Ik vind het geven van terugwerkende kracht
aan dergelijke verhoogingen in het algemeen niet wenschelijk.
De vergoeding voor het schoonmaken hebben wij direct laten
ingaan. Zou het niet verstandiger zijn, de zaak maar zoo te
laten?
Zoo zouden wij wel aan den gang kunnen blijven, door op
alle kleinigheden in te gaan. Wilt U een voorstel doen, dan
zal ik dat in stemming brengen.
De heer Sasse. Ik wensch wel een voorstel dienaangaande
te doen.
De Voorzitter. De heer Sasse heeft het volgende voorstel
ingediend
»Ondergeteekende stelt voor de salarisverhooging van Jansen,
te doen ingaan met 1 September 1915*'.
Aangezien dit voorstel voldoende wordt ondersteund, maakt
het derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Sasse, in stemming gebracht,
wordt verworpen met 16 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: van der Eist, Fischer, Reime
ringer, van der Pot, Timp, Heeres, Fabius, Fokker, Vergouwen,
Mulder, de Boer, Aalberse, Briët, Bots, van der Lip en Korff.
Vóór stemmen de heeren: van Gruting, Bosch, Sasse, Pera,
Hoogenboom, Botermans, Hartevelt, Zwiers, Tepe, van Tol,
Sijtsma en Huurman.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver
volgens, ongewijzigd, zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XXVI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor
het aanbrengen van eenige verbeteringen in het gebouw der
Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen.
(Zie Ing. St. No. 223.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou even de aandacht willen
vestigen op liet antwoord, dat Burgemeester en Wethouders
bij de behandeling van de begrooting hebben gegeven op een
vraag in het sectieverslag gedaan, of nl. de Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen in stand zou moeten worden
gehouden, n.l. dat de mogelijkheid niet was uitgesloten, dat
deze gemeente rijksnormaallessen zou krijgen.
Waar nu dus een element in het debat wordt gebracht,
wat het bestaan der Kweekschool in gevaar kan brengen,
daar wil het, mij voorkomen, dat een uitgaaf van ƒ2000.—
voor een inrichting, waarvan niet vaststaat, dat wij haar zullen
behouden, op het oogenblik niet raadzaam is; te minder waar
in de tegenwoordige omstandigheden de zuinigheid toch al
zoo moet worden betracht en dubbel moet worden gezien geen
uitgaven te doen, die later zouden blijken overbodig te zijn
geweest. Mijnheer de Voorzitter, dit wilde ik in het algemeen
zeggen.
Wanneer ik nu het voorstel op zichzelf naga, wil het mij
voorkomen, dat het vrij zwak is verdedigd en dat op vrij wat
goedkoopere wijze in de behoefte kan worden voorzien
wanneer daarin ten minste moet worden voorzien.
Er wordt medegedeeld, dat de tegenwoordige leeraarskamer
zeer primitief is en beter dienst kan doen als bibliotheek, en
dat de benedenkamer van den concierge dienst zou kunnen
doen als leeraarskamer. Kunnen wij de leeraren en den con
cierge nu riiet laten ruilen van vertrek, en den concierge
plaatsen in de kamer van de leeraren en omgekeerd? En
wanneer wij dan de bibliotheek bovendien overbrengen in het
grootste vertrek, zijn er misschien weinig kosten te maken
om de gewenschte verbetering te krijgen. Dan hebben de
leeraren een grootere kamer en de concierge een kleinere, en
behoeft er niets van de gang te worden afgenomen en kan de
vestibule zoo groot blijven als nu. En laat men dan de rij
wielen maar in de gang laten staan, zoolang de Kweekschool er
is. Ziet, Mijnheer de Voorzitter, ik had al zoo'n angst, dat, nu wij
een mooie Hoogere Burgerschool hebben, met een prachtige
leeraarskamer, en het Gymnasium een nieuwe leeraarskamer
heeft gekregen, het een soort consequentie zou zijn, om ook
op de Kweekschool een leeraarskamer te hebben. Het is mis
schien een booze gedachte van mij geweest, die ik direct van
mij heb afgezet, maar die toch even weer om den hoek is
komen kijken. Dit is op zich zelf natuurlijk geen bestrijding
van het voorstelik zou willen vragen, op grond van hetgeen
ik begonnen ben te berde te brengen, of het niet mogelijk is,
dat Burgemeester en Wethouders het voorstel in nadere over
weging nemen, en de gemeente niet noodeloos op kosten
wordt gejaagd.
De heer Huurman. M. d. V. Ik kan mij niet onverdeeld
verklaren voor dit voorstel van Burgemeester en Wethouders
niet op de gronden van den heer Fokker, want die trachtte
het te veel af te maken. De heer Fokker zeide b.v.De
fietsen moeten maar in de gang blijven staan. Dat vind ik
geen argument.
De heer Fokker. Wat conservatief.
De heer Huurman. Juist conservatief. Dat de kamer van
de leeraren ongeschikt is, kan ik ten volle onderschrijven.
Ik maak er echter bezwaar tegen, dat men er naar mijn
oordeel te diep inhakt en geen rekening houdt met de tijds
omstandigheden, waarin wij leven. Door den Directeur der
Kweekschool wordt gevraagd, de teekenzaal electrisch te ver
lichten, omdat de kleedkamers er juist boven zijn, waardoor
de kousjes en glazen voortdurend breken. Hij wenscht ook,
dat meteen het geheele gebouw electrisch verlicht wordt, wat
f550.extra zal kosten. De gasleidingen zijn echter in
goeden staat; vele gemeentegebouwen worden met gasgloeilicht
verlicht, dus waarom zouden wij f550.— uittrekken, om het
geheele gebouw meteen electrisch te verlichten Bovendien heb
ik er dit bezwaar tegen, dat, waar de Directeur zoo terloops
vraagt: zou het geheele gebouw niet electrisch kunnen worden
verlicht, daartoe direct wordt overgegaan. In het rapport van
de Commissie van Fabricage staat, dat het geen betoog be
hoeft, dat electrische geleiding beter voldoet dan gasleiding.
Dat weten wij allen wel, maar nu er toch reeds eenmaal een
geschikte gasleiding is, geef ik in overweging die f550.—voor
de verlichting van het geheele gebouw uit te stellen tot
betere tijden.
De heer Fischer M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen
de beide vorige sprekers hebben betoogd, wil ik in de eerste
plaats opmerken, dat, wat betreft de kwestie van de rijks
normaallessen, die op het oogenblik nog absoluut in de lucht
hangt, en dat het zeer de vraag is, of daarvan in verband met
de tegenwoordige tijdsomstandigheden in de eerste jaren wel
iets zal komen. Stel echter, dat de rijksnormaallessen hier
zouden komen hetgeen, zooals ik zeide, volstr ekt niet zeker
is en dat de gemeentelijke kweekschool daardoor in het
gedrang zou komen, dan is het volstrekt niet buitengesloten,
dat het gebouw toch verder voor onderwijs-doeleinden zal
worden gebruikt.
In dat opzicht behoeven wij niet te vreezen, dat de kosten
daaraan besteed, zullen zijn weggegooid.
Wat het voorstel van den heer Fokker aangaat, de heer
Fokker spreekt eenigszins vlug, zoodat ik hem niet precies
heb kunnen volgen, maai' wanneer ik hem goed heb begrepen,
wil hij, dat de concierge komt boven en de leeraren beneden.
Dit nu lijkt mij geen ideale plaats voor een concierge. Een
kleine bovenkamer aan het einde van een trap, komt mij geen
geschikt verblijf voor voor een concierge, die op de deur heelt
te letten, daarvoor moet hij dichter bij de deur zijn. Ik ge
loof, dat de heer Fokker niet zoo nauwkeurig met den toe
stand daar ter plaatse bekend is; de kamer der leeraren is
niet heel mooi, er wordt zelfs gezegd, dat zij zeer slecht is.
De heeren, die den toestand kennen, zullen moeten toegeven,
dat het werkelijk geen kamer is, om dikwerf een paar uur