DONDERDAG 28
OCTOBER 1915.
143
De heer de Boer. M. d. V. In verband met het gesprokene
door den heer Fokker omtrent den gemeentelijken vischver
koop, sluit ik mij aan bij hetgeen de heeren Pera, Aalberse
en van Gruting hebben opgemerkt.
Mijnheer de Voorzitter. Nu het gedeelte in de Memorie van
Antwoord omtrent de plannen van de N.-Z.-H. Tramweg-
Maatschappij voor de eleeti ificatie der stoomtramlij n den
HaagLeiden. Dat heelt mij zeer verrast. Verrast, omdat
vermoedelijk binnen niet te langen tijd nadere voorstellen
kunnen worden te gemoet gezien, en aan de totstandkoming
niet meer kan worden getwijfeld.
Aangenaam was mij deze mededeeling te meer, daar deze
lijn niet buiten Leiden om gaat, maar een aansluitingsplint
zal vinden op de hoofdlijn iri de Breestraat. Ik meen, Mijnheer
de Voorzitter, hiermede onze goede stad en hare inwoners
geluk te kunnen wenschen. Ongetwijfeld zal het plan, indien
het tot uitvoering gekomen is, een waar voordeel voor den
landbouw opleveren en zal het zeker ten goede komen aan
den middenstand, en daarbij veroorloof ik mij de vrijheid Burge
meester en Wethouders er op te wijzen, dat de keuze van
het eindpunt èn voor de maatschappij, èn voor de gemeente
eene gelukkige keuze zal zijn.
Burgemeester en Wethouders schijnen den Raad omtrent de
in Leiden te volgen route nog in het onzekere te laten, denke
lijk omdat zij daarover niet meer hadden mogen mededeeleo
om de N.-Z.-H. Tramweg-Maatschappij riiet in haar plannen
te bemoeielijken. Ik ben Burgemeester en Wethouders dank
baar voor deze mededeelingen. Mijnheer de Voorzitter, nu ik
toch aan het spreken ben over de N -Z.-H. Tramweg-Maat
schappij, wensch ik nog van deze gelegenheid gebruik te
maken om te vragen, ol door Burgemeester en Wethouders
of namens de maatschappij, bij een druk verkeer ook pogingen
kunnen worden aangewend om bij het instappen meer orde
en regel te verkrijgen.
Dit laat zeer veel te wenschen over in een tijd, waarin
het druk is en dan is het recht aan den sterke. Ook in andere
plaatsen van ons land wordt dit voorkomen. Mijnheer de
Voorzitter, mag ik deze opmerkingen in Uwe welwillende
aandacht aanbevelen
De heer Vergouwen. M. d. V. Het spijt mij, dat degeen,
die de vraag heeft gesteld bedoelende de opinie van Burge
meester en Wethouders te kennen inzake de toekomst van
Leiden die vraag is in mijne afdeeling "gesteld hier niet
tegenwoordig is. Want zeker had hij zijne vraag dan nader
toegelicht Het verwondert mij, dat de heer Pera, die zitting
had in diezelfde afdeeling er zich vroeger niet nader over
heeft uitgelaten. Ik veronderstel, dat de vrager zijne vraag
voor een deel zou hebben toegelicht op de wijze, waarop de
heer Aalberse deze kwestie heeft behandeld. Deze heeft gewezen
op de bevordering van de industrie. Ik zou er nog een kleine
opmerking aan toe willen voegen. Wanneer het bekend wordt,
dat de Regeering van plan is eene inrichting te vestigen of
een museum te stichten, dan ziet men, dat verschillende
gemeenten zich beijveren, die instelling binnen hare grenzen
te krijgen. Er worden aanbiedingen gedaan, kortom al het
mogelijke wordt geprobeerd om te trachten de voordeelen,
die aan zulk eene stichting verbonden zijn, voor de gemeente
te verwerven. Zoo zou ik willen, dat door Burgemeester
en Wethouders pogingen in het werk werden gesteld, om
industrieën in deze gemeente gevestigd te krijgen. Ik weet
wel, dat dit niet rechtstreeks als een gemeentemaatregel kan
geschieden, maar dat het moet gaan door middel vari relaties,
dat het moet zijn meer een soort onderhandsche, dan eene
publieke opwekking, en dat Burgemeester en Wethouders
hierbij niet als College, maar veel meer persoonlijk moeten
werkzaam zijn. Ik stem ook in met de woorden van den heer
Aalberse, waarin hij Burgemeester en Wethouders aanbeveelt
om, wanneer zich eene gelegenheid mocht voordoen, die dan
aan te grijpen en de verschillende omstandigheden zoo gunstig
mogelijk voor de een of andere instelling te maken. Dat is
de bedoeling van de vraag. Er is nog een ander punt, dat is
de verhooging van de welvaart. Verhooging van de welvaart
ziet op den handel. Hoe kan de handel worden uitgebreid?
Niet door zelf handel te gaan drijven door bijv. een visch-
winkel te openen, want als men daarvan de rekening zou
zien, zou men ervaren, dat deze vermoedelijk niet medevalt.
Daar zal niet zooveel winst in worden behaald, dat het op
de begrooting een doorslag geeft. Dat is ook niet de bedoe
ling; de bedoeling is het bevorderen van handel en verkeer,
het naar zich toetrekken van den handel, het gemakkelijk
maken van den handel. Zulk eene periode hebben wij al eens
meer medegemaakto. a. is toen de veemarkt zeer vergroot
om den handel in vee naar ons toe te trekken, verschillende
verkeerswegen zijn aangelegd om het publiek hierheen te
voeren. In die richting moet thans ook weer gewerkt worden.
Wij moeten hier krijgen een krachtigen middenstand, en om
dat te krijgen, moeten de verkeersmiddelen worden verbeterd,
zoodat Leiden meer en meer wordt het middelpunt voor
handel en verkeer voor de geheele omgeving. Dit is, meen ik,
de gedachtengang geweest van dengene, die in de afdeeling
die vraag over de opinie van Burgemeester en Wethouders
inzake de toekomst van Leiden heeft gedaan.
De heer Fischer. M. d. V. Naar aanleiding van de opmer
kingen door de verschillende heeren gemaakt, zou ik het vol
gende willen antwoorden.
Een vari de vragen is door verschillende heeren behandeld,
nl. hoe het staat met de plannen omtrent de electrificatie van
den tramweg Den HaagLeiden. Ik kan den heeren mede-
deelen ik behoef er geen geheim van te maken dat
juist heden morgen bij Burgemeester en Wethouders is inge
komen een aanvraag voor den aanleg van eene electrische
tram Den Haag—Leiden. Dat stuk zal natuurlijk in behan
deling komen en aan den Raad met de concessievoorwaarden
worden overgelegd voorzien van de gewenschte inlichtingen.
De heer Fokker heeft daarbij de opmerking gemaakt, dat,
mocht zoo'n concessie-aanvrage binnenkomen, men er dan
niet te spoedig mede moet zijn, want er is aanhangig een,
andere electrische tram verbinding over Wassenaar. Mij per
soonlijk is van dat aanhangig zijn van dat plan niets bekend,
tenzij in zooverre, dat er opgericht zal worden eene vereeni
ging, die nader zal bespreken de verschillende plannen tot
verbetering van de communicatie van een stuk van Zuid-
Holland. Dat deze verbinding daarin betrokken zal worden, is
misschien mogelijk, maar verder is mij van de zaak niets bekend.
Of de vereeniging tot stand gekomen is en of er al eenige
projecten voor eventueele verbindingen zijn gemaakt, weet ik
niet, dus het zal moeilijk zijn met die nog niet bestaande
vereeniging, op het oogenblik althans, rekening te houden.
Het zal natuurlijk geheel afhangen van het stadium, waarin
de op te richten vereeniging verkeert, in hoeverre er met
hare plannen en met de voordeelen, die zij eventueel zal aan
bieden, rekening is te houden.
De heer de Boer heeft het toegejuicht, dat de tramweg
eventueel zal worden aangesloten aan het stadsnet. Ik geloof,
dat de heer de Boer juist heeft gezien in deze, want wanneer
een verbinding van Leiden naar den Haag tot stand komt,
dan doet die natuurlijk verschillende plaatsen daartusschen
aan. Nu zegt men wel is waar, dat is eigenlijk ongelukkig
voor Leiden, dat er zoo'n verbinding komt voor Leiden, want
dan is men nog meer in de gelegenheid om naar Den Haag
te gaan, maar dan verliest men wel eenigszins uit het oog,
dat er niet alleen trammen loopen van Leiden naar Den Haag
maar ook van Den Haag naar Leiden en dat er niet dus
alleen gelegenheid bestaat om terug te komen na afloop van
de opera, maar dat alle menschen, die aan de lijn wonen,
tevens kunnen profiteeren van wat Leiden aanbiedt op het
gebied van het marktwezen.
In de tweede plaats, Mijnheer de Voorzitter, hebben ver
schillende heeren de vraag aangeroerd, wat Burgemeester en
Wethouders denken te doen tot verhooging van de welvaart
en vermeerdering van de industrie. In hoofdzaak is daarbij
alleen maar aangeroerd de quaestie van de industrie. De heer
Vergouwen heeft er terloops nog iets bijgezegd over de wel
vaart. Ik zou zeggenwij moeten die zaak veel meer combi
neeren in den zin zooals de vraag oorspronkelijk is gedaan,
nl, wat denken Burgemeester en Wethouders te doen niet
alleen voor de industrie, maar ook voor de welvaart in het
algemeen en ik geloof daarop ten antwoord te kunnen geven,
dat wij zullen voortgaan op de lijn, die wij tot nog toe hebben
gevolgd en die werkelijke resultaten aanwijst. Zooals de heeren
hebben gezien, is hier voor korten tijd gevestigd een Indische
Postschool. Dat is iets, wat met den handel of de industrie niets
heeft te maken, maar wel er toe bijdraagt de welvaart van
de gemeente verhoogen.
Er is sprake van gewreest de zaak is helaas niet tot een
besluit gekomen dat door de gunstige voorwaarden, die
wij daarvoor hadden gesteld, hier gevestigd zou worden eene
Zendingsschool; deze is nu even buiten de stad tot stand ge
komen doch er is sprake geweest, zooals ik U heb gezegd,
dat zij door de gunstige aanbiedingen, die de gemeente heeft
gedaan, hier ter stede zou zijn geplaatst.
Verder noem ik de Kweekschool voor Zeevaart, die hierin
de stad is geweest en nu veranderd is in een opleidingsschool
voor kader. Het is wel degelijk speciaal aan den invloed van
den Burgemeester te danken, dat die school, nu eene inrich
ting van meer beteekenis dan vroeger, hier is gebleven.
Ik zou misschien meer kunnen noemen, b. v. toen er kwestie
van was, dat het Museum voor Ethnografie van hier zou gaan,
toen zijn door Burgemeester en Wethouders verschillende
pogingen in het werk gesteld om dit Museum hier ter stede
te behouden. Die pogingen zijn met succes bekroond geworden.
Verder kan ik de mogelijkheid in het vooruitzicht stellen
van de vestiging van een Rijksnormaalschool, wat ook weer
het gevolg is van de bemoeienis van Burgemeester en Wet
houders. Aan hetgeen gezegd is over de welvaart, moet ik
nog iets toevoegen. Welvaart bevorderen bestaat niet alleen in