126 gemeentelijke bedrijfsverordeningen neergelegd in Provinciaal Blad No. 25 van 1910. Wat betreft de rechtspositie van het personeel meenden wij de bestaande voorschriften onveranderd te moeten over nemen. Zoolang de nieuwe regeling van de rechtspositie der ambtenaren, die door U aanhangig is gemaakt, nog niet baar beslag heeft gekregen, kwam het ons ongewenscbt voor inci denteel thans hierop vooruit te loepen, met de wetenschap toch later weer alles te moeten herzien. Wij hebben dus de bestaande bepalingen overgenomen, zelfs die welke, naar onze meening, onjuist zijn. Voorts meenden wij het beheer over het bedrijf binnen de grenzen van art. 54 der Gemeentewet en behoudens een oppertoezicht eri opperbeheer van Burgemeester en Wethou ders in verband met art. 183 dier wet, in vollen omvang te moeten leggen in handen der Commissie van bijstand. Onder de Commissie zal dan de dagelijksche leiding van zaken be rusten bij den Directeur en de zelfstandige finantieele admi nistratie moeten worden gelegd in handen van den Boekhouder. Nadat wij voor ons zelf deze algemeene beginselen hadden vastgesteld, hebben wij het ontwerp van den Directeur daaraan getoetst, waarbij bleek, dat dit laatste in enkele opzichten van onzen gedachtengang afweek. Zoo was o. i. te veel aan Burgemeester en Wethouders over gelaten en te weinig aan de Commissie van Beheer; voorts was de positie van den kassier-boekhouder niet zelfstandigen duidelijk genoeg afgebakend. Ook bleek, dat de Directeur vooruitgeloopen was op de toekomstige regeling der rechts positie, terwijl zijn ontwerp hier en daar voor aanvulling, verbetering of vereenvoudiging vatbaar bleek. Wij meenden ons in ons advies echter niet te moeten bepalen met een opsomming te geven van wat o. i. aan het ontwerp van den Directeur ontbrak, doch hebben onze op merkingen met hem besproken. Bet resultaat van dit gemeen overleg is geweest een stel gewijzigde ontwerpen, dat wij de eer hebben IJ mede hiernevens te doen toekomen en waar mede de Directeur heeft verklaard zich geheel te kunnen vereenigen. Bij de hier volgende bespreking der ontwerp regeling kan dus het aanvankelijk ontwerp van den Directeur verder buiten beschouwing blijven. Het zij ons thans vergund de verschillende ontwerp-ver ordeningen afzonderlijk en artikelsgewijs te bespreken. 1. Bedryfsverortlening. In deze verordening hebben wij alles ondergebracht wat in algemeenen zin het bedrijf raakt. Achtereenvolgens wordt hier gehandeld over het beheer, de Commissie van beheer, den Directeur, den Kassier-Boek houder, de inrichting der boekhouding en de comptabele controle, de rekening en verantwoording, de begrooting en het afschrijvings- en vernieuwingsfonds. Alles wat het personeel raakt: benoeming, ontslag, salaris, vervanging enz., is hier buiten gehouden en in een afzonder lijke verordening samengebracht ln art. 3 wordt alleen aangegeven het aantal leden dei' Commissie. Uitvoeriger behoefden wij hier niet te zijn, daar al het overige ten aanzien van Commissiën van bijstand in de wet geregeld is. De voorzitter wordt dus door Burge meester en Wethouders uit hun midden aangewezende leden worden jaarlijks door den Raad benoemd. Zeker ware het voor bedrijven als het Slachthuis gewenscht, wanneer er eenige conlinuiteit in het beheer kon worden gebracht door de leden bij toerbeurt te doen aftreden, bijv. elk jaar één. Art. 54 der gemeentewet laat zulks echter niet toe. Van den Directeur wordt in de artikelen 6 en 7 gesproken. Evenals later bij den Kassier-boekhouder wordt hier alleen de functie als zoodanig behandeld. De vervanging zoeke men dus niet hier, doch inde verordening betreffende het personeel. De functie van den comptabelen ambtenaar moest in deze verordening uitvoeriger worden omschreven. In verband met de gewone kasbeweging is in de artikelen 9 en 12 de borgstelling en het kasmaximum op 3000. bepaald. Tweemaal 's maands draagt de Kassier-boekhouder zijn kas aan den Ontvanger af, naar beneden tot een honderd voud afgerond. Het leek niet noodig hem een grooter bedrag te doen behouden, daar dagelijks geld wordt ontvangen en betalingen daarnaar kunnen worden geregeld. Hoewel de finantieele administratie overeenkomstig art. 114bis der ge meentewet geheel en zelfstandig in handen van den kassier boekhouder is gelegd, brengt de verhouding, waarin hij staat tot den Directeur mede, dat deze laatste een volledige controle op hem moet kunnen uitoefenen. Zoo is er ook in art. 13 lid 2 voor gezorgd, dat de Directeur op de hoogte blijft van elke opname van kasgeld door den Kassier-Boekhouder. Het kwam ons gewenscht voor, voor de wederzijdsche stortingen tusschen de gemeente en het bedrijf een vast rente percentage te bepalen. In art. 14 is dit op 4% gesteld. Waar het hier wel nooit om groote bedragen zal gaan, leek ons een vaste rentevoet te verkiezen boven een variabele, die telkens in verband met den rentestandaard door Burgemeester en Wethouders zou moeten worden vastgesteld en waardoor de administratie noodeloos ingewikkeld zou worden. In art. '17 wordt de omschrijving van den verderen werkkring van den kassier boekhouder aan een instructie overgelaten, welke in verband met het feit, dat de kassier-boekhouder door de commissie van beheer zal worden benoemd, door de com missie wordt vastgesteld. Art. 19 regelt een stelselmatige controle van boeken en kas van het bedrijf. De artikelen 2023 handelen over de rekening en verant woording, die zal worden neergelegd in een balans, een winst en verliesrekening en verder genoemde bescheiden. Indien die winst- en verliesrekening volgens de begrooting wordt inge richt, kan daarnaast een exploitatierekening gemist worden. Art. 21 lid 2 is uitvloeisel van een wensch van Gedepu teerde Staten. De hier genoemde deskundige zal kunnen zijn de Chef-Verificateur van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten. De artikelen, die over de begrooting handelen, behoeven weinig toelichting. In art. 25 is een regeling omtrent de pensioenen getroffen, die naar wij meenen onder de gegeven omstandigheden de meest practische is. De pensioenen van alle ambtenaren, die aan het Slachthuis verbonden zijn, ten laste en de bijdragen ten bate van het bedrijf te brengen, zou tot een verrekening nopen, die zeer bezwaarlijk is. Wel is dit te doen met die ambtenaren, welke na 1 October 1913 (den dag der inwerkingtreding der pensioenwetten voor de gemeente-ambtenaren) zijn aangesteld of zullen worden aan gesteld. Deze zijn gemakkelijk uit te schakelen en ten laste en ten bate van het bedrijf te brengen. De andere ambtenaren zouden wij echter ten laste en ten bate van de gemeentekas willen laten. Deze oplossing heeft dit voor, dat zij practisch uitvoerbaar is en op den duur tot een zuiveren toestand leidt. Ten aanzien van de ambtenaren van de gestichten Endegeest enz. is een dergelijke regeling getroffen. Voor een goed commercieel beheer achten wij de vorming van een afschrijvings- en vernieuwingsfonds noodig. Hierin zullen de voor afschrijving en aflossing bestemde gelden worden gestort. De afschrijvingen in een bepaalde tabel vast te leggen, leek ons orinoodig De belegging van het fonds is in art. 31 nauwkeurig ge regeld. Voor een reservefonds is uit den aard der zaak in het slachthuis-bedrijf geen plaats, omdat geen winst mag worden gemaakt. In art. 32 ten slotte wordt het begin van de nieuwe orde van zaken bepaald op '1 Januari 1916. Op dien datum zal een balans moeten worden opgemaakt, aangevende de waarde der bezittingen. Voor deze waardeering geeft de Directeur in zijn rapport een drietal methodes aan. De eerste gewone taxatie lijkt ons echter onmogelijk, omdat een maatstaf ontbreekt, de laatste aannemen, dat vanaf de oprichting van het Slachthuis afschrijving van de aan waardevermindering onderhevige activa heeft plaats ge had is willekeurig. Het beste leek ons aan te nemen, dat op 1 Januari 1916 de bezittingen gelijk zijn aan de schulden. Voor de regeling der afschrijvingen ware een deskundig advies in te winnen. 2. Verordening betreffende liet personeel. Zooals hierboven reeds is aangegeven, hebben wij alles wat het personeel betreft, rang, getal, bezoldiging, benoeming enz. in deze verordening samengebracht. Wij hebben de benoeming van den directeur en adjunct-directeur in handen van den Raad gelegd, die van de' stokers, werklieden en bedienden aan den Directeur overgelaten. De overige ambtenaren worden door de Commissie aangesteld. Ten aanzien van de bezoldiging is ook hier en daar wijzi ging gebracht in het aanvankelijk voorstel van den Directeur. Voor allé ambtenaren is doorgevoerd eenzelfde regeling der periodieke verhoogingen, en wel 4 verhoogingen om de twee jaar, waardoor zij dus in 8 jaar hun maximum bereiken. Ook voor den Directeur, wiens salaris, tot nog toe op f 3000was gefixeerd (de heer Stuurman geniet daarbij nog een persoonlijke toelage van 500.stellen wij deze verhoogingen voor. Zijn salaris zal zich dus bewegen tusschen 3000.en 3800. De bedoeling daarbij is, den heer Stuurman in het genot van zijn toelage te laten, totdat hij volgens deze regeling 3500.zou hebben en dan de toelage te doen vervallen. Omtrent het salaris van den Kassier-Boekhouder valt op te merken, dat dit door ons is gesteld op 1200.—tot 1500. De tegenwoordige functionaris, wien bij Raadsbesluit van 29 April 1915 een gratificatie van f 150.werd toegekend, stond reeds geruimen tijd op zijn maximum van 1050. Hij geniet thans dus 1200.— wat wij als een goed aan- I x

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 6