11G
DONDERDAG 26
AUGUSTUS 1915.
ven niet aan den Raad medegedeeld. Ik heb gesproken met
iemand van het Ministerie en hem gevraagd of het nog geen
tijd werd om den aardappelen-uitvoer te verbieden. Doch dit
ailes is heel iets anders dan den Minister maar te bombar
deeren met adressen. Wat de vakcentrales willen, is niets
anders dan een excerpt uit het Amsterdamsche adres, de
terminologie is zelfs ongeveer dezelfde.
Wij zouden nu den Minister moeten vragen, om den uit
voer van aardappelen te verbieden, wat al lang gebeurd is.
Een Commissie benoemen vind ik uitstekend, maar dan
moest die Commissie ook een andere zijn dan door Uw voor
stel werd bedoeld. Deze Commissie moest ik zelfstandig be
noemen, want de regeling der zaak werd niet opgedragen
aan den Raad, maar aan den Burgemeester.
Ik kan echter wel de verzekering geven, dat er geen
quaestie van is, dat ik den heer Sijtsma heb willen vooruit-
loopen, dat moet men niet van mij denken. Wanneer de
heer Sijtsma dus zegt, dat hij mijne handelwijze eigenaardig
vindt, dan dwaalt hij in die opvatting; ik geloof dat de
leden van den Raad mij genoeg kennen om te weten, dat
ik in dit opzicht alle vertrouwen verdien. Ik heb ook het
stuk van den warmoezier gelezen, dat, zooals meer het geval
is, weer niet was onderteekend, waarin werd gezegd, dat het
gemeentebestuur niet diligent was geweest, toen de groenten
goedkoop waren. Maar moeten wij dan niet alleen diligent
zijn als de groenten duur worden, doch ook als zij goedkoop
zijn? Ik zou zeggen, dat het de taak van de huismoeders
is om er op te letten, wanneer de levensmiddelen goedkoop zijn.
De heer Sijtsma. Dat weten zij zoo niet; zij koopen in het
klein.
De Voorzitter Wanneer men in normale tijden, wanneer
men de waren goedkoop kan krijgen, niet voor zich zelf kan
zorgen, dan begrijp ik er niets meer vande gemeenschap
kan toch niet voor alles zorgen. Wanneer de nood aan den
man komt, ben ik bereid om op te treden, maar dit zou de
spuigaten uitloopen.
Had de Burgemeester dan moeten laten omroepen: men-
schen, let er op, de groenten worden goedkoop. De gemeente
kan niet voor alles zorgen. Zou dan het werk van allen, die
zich met de distributie van levensmiddelen bezighouden, van
de fabrieken, van de winkeliers, van den kleinen midden
stand, door de administratie moeten worden overgenomen?
Wat zou er dan van terecht komen? Dat is niet zoo'n een
voudige zaakde taak die nu rust op de verschillende winkels
en leveranciers, zou dan komen te rusten op enkele personen
en op het gemeentebestuur.
Ik heb werkelijk zeer gewaardeerd de moeite, die de heer
Sijtsma heeft genomen om zijn voorstel nader op duidelijke
wijze uit te werken
De heer Sijtsma. Ik zal dit niet licht weer doen.
De Voorzitter. Ik heb de Commissie volstrekt niet be
noemd om U vóór te zijn, maar in de gegeven omstandig
heden kon ik niet anders handelen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik houd vol, dat U nooit van
mij gehoord hebt, dat ik wenschte van gemeentewege op
groote schaal levensmiddelen op te slaan. Dat mag in het
adres hebben gestaan, maar dat is nooit mijne bedoeling ge
weest, dat zou ik een dwaasheid hebben gevonden.
Toen U geruimen tijd geleden voor het eerst een uitlegging
gaf van den toestand, heb ik gezegd: de zaak is moeilijk,
maar ik geloof, dat U het bij het rechte eind hebt, dat het
hier in hoofdzaak is een zaak van de Regeering. U hebt van
mij nooit een onwelwillende bejegening ondervonden.
Wat nu aangaat het benoemen der Commissie, ik neem aan,
ik moet dit wel doen, als U als man van eer dit verklaart,
dat U daarmede geen andere bedoeling hebt gehad, dan door
U werd geschetst. Maar zou het nu zoo moeilijk zijn geweest
om vandaag te zeggen: de heer Sijtsma heelt de moeite
genomen, een voorstel in te dienen, hij wil een Commissie
doen benoemen, maar ik moet meer menschen en andere
menschen hebben dan hij voorstelt, en die zal ik straks
benoemen. Want of nu morgen of overmorgen die Commissie
wordt geïnstalleerd, zal toch op de regeling der voedings
middelen wel niet zoo'n invloed hebben.
Dan had de zaak een regelmatig verloop gehad.
Dan hadt U kunnen zeggentrek nu uw voorstel in,
want straks benoem ik een andere Commissie, en dan had ik
met groot genoegen aan uw wensch gevolg gegeven. Nu heeft
het den schijn gekregen alsof U de zaak klaar wildet hebben,
voordat mijn voorstel aan de orde kwam, waarschijnlijk omdat
het in de pers nogal gunstig is beoordeeld en het wellicht
ook in den Raad een gunstig onthaal zou hebben gevonden.
Wat U hebt gezegd omtrent het inkoopen van groenten,
wanneer zij goedkoop zijn, dat de gemeente zich daarmede
niet moet bemoeien, dat de huismoeders zelf moeten weten,
wanneer zij goedkoop kunnen inslaan, daarop zou ik dit willen
antwoorden, dat de menschen niet weten wanneer iets heel
goedkoop is op de veiling. De menschen koopen niet op de
veiling, maar in hot klein aan- de deur of in den winkel, en
de groentenboer zegt natuurlijk niet, dat hij de groenten zoo
goedkoop op de veiling inkoopt. Wanneer het waar is, wat
mij toen door een bestuurslid van de Leidsche Tuinders
pat roonsvereeniging is medegedeeld, dan waren de groenten
toen schande goedkoop. Toen was het tijd geweest om de
groenten goedkoop beschikbaar te stellen, maar de gemeente
heeft verzuimd op tijd te handelen. Mijn voorstel was dus niet
prematuur, maar waart niet gereed. Was er toen een
Commissie geweest, dan had men toen de groenten goedkoop
kunnen inkoopen.
Ik zal dus mijn voorstel intrekken. U begrijpt wel, dat
wanneer men zich de moeite getroost om een voorstel in te
dienen, en men hoort dan een dag te voren, dat de Commissie
die men wenscht, al is benoemd en heden zal worden geïn
stalleerd, dat dit niet aangenaam aandoet. Wanneer U echter
verleden Donderdag oi Vrijdag bij mij waart gekomen, er is
toch een telefoon op het Stadhuis, en mij hadt gezegdU hebt
een voorstel ingediend, doch van hoogerhand is er een circu
laire gekomen en ik wil nu liever zelf een Commissie benoemen,
trek dus uw voorstel in, dan had ik dit zeker gedaan. Men
behoeft zich toch niet te schamen, om iets in te trekken,
wanneer het niet meer noodig is. Waarom dit niet gedaan
Ik blijf er bij, dat ik uwe houding niet vind zoo als die van
den voorzitter van een Gemeenteraad tegenover een lid daarvan
moest zijn. Het spijt -mij dat het zoo is, dat U de zaak op
deze wijze hebt behandeld Ik kan het niet anders zeggen.
De Voorzitter. Wat U omtrent den schijn zooeven zeidet, in
teresseert mij niet; de vraag is alleen, of hetgeen ik heb medege
deeld, waar is of niet. U vraagt, waarom ik niet bij U gekomen
ben. Ik zou die vraag kunnen omkeeren en zeggen waarom zijt
U niet bij mij gekomen U hadt toch ook in de courant gelezen,
dat er een circulaire van den Minister was gekomen. Donder
dag verleden week wist ik het nog niet, ik kreeg eerst kennis
van die circulaire Maandagmorgen en toen moest ik zorgen
uitvoering aan de zaak te geven, want morgen en overmorgen
moet ik weder uit de stad. Ik herhaal echter, dat niet het
geringste bij mij heeft voorgezeten, om den heer Sijtsma een
vlieg af te vangen en hem vóór te zijn.
De heer van Tol. M. d. V. Na hetgeen door den heer Sijtsma
en door U is gezegd, behoef ik niet veel meer in het midden
te brengen, en kan ik er mij in hoofdzaak toe bepalen, om
hulde te brengen aan de Regeering voor al hetgeen zij gedaan
heeft in zake de voedingsquaestie. De Commissie die gevraagd
is in de verschillende adressen en door den heer Sijtsma, is
nu reeds door U benoemd. Wie er zitting in hebben, weet ik
niet, maar zeker zou het mij spijten, wanneer daarin niet
zitting had een lid van de vakcentrales, dat zijn toch de lieden,
die deze zaak steeds op den voorgrond hebben gesteld en haar
van alle kanten hebben bezien. Ik hoop dan ook dat gebruik
zal worden gemaakt van het aanbod, dat door de verschillende
corporaties is gedaan, die zich beschikbaar hebben gesteld
voor den verkoop van levensmiddelen. Wat baat het ons of
wij al maximumprijzen vaststellen voor verschillende voedings
middelen, voor filet, carbonades enz. Dat geeft den werkman
niets. Wij moeten een prijsbepaling hebben voor vet en spek,
en dan niet alleen per pond, maar ook per ons. De werkman
koopt niet met een pond tegelijk, maar in den regel slechts
met onsen. De prijzen moeten zoo gesteld worden, dat zij in
het klein niet hooger worden.
Ik hoop dan ook van harte, dat deze zaak moge worden
opgelost in het belang van alle partijen.
De Voorzitter. Ik meen, dat er ook iemand uit de vak
centrales of daarmede annex, is benoemd en buitendien de
Commissie is bevoegd om zich uit te breiden, en zij zal
wellicht gebruik maken van Uw wenk. Wat betreft de
maximumprijzen, eerst is het zoo geweest, dat men meer
per ons vroeg dan per pond, maar toen heeft de Minister
gezegd, dat de maximumprijs ook voor het ons moest gelden.
Ten aanzien van het varkensvleesch schijnt men zich op een
ander standpunt te moeten stellen. Uit betrouwbare proeven die
genomen zijn, is gebleken, dat, wanneer men vijf maal één ons
verkoopt, dit eigenlijk door het inwegen is 5,5ons. Al betaalt men
dus 1 cent meer per ons, men krijgt dan ook 10% meer aan
vleeseh. Het is een moeilijke quaestie om op te lossen. Behalve
dan wat betreft het varkensvleesch, wordt voor andere artikelen
de prijs per ons evenzoo berekend als per pond. Er zijn
zeker ook nog wel andere artikelen, waarvoor de vaststelling
van een maximumprijs wenschelijk was. Ik zou ook gaarne
een maximumprijs voor rundvleesch hebben, het zijn alle