DONDERDAG 26
AUGUSTUS 1915.
115
middelenvraagstukken zou kunnen bijstaan, daarvan weet ik
de goede bedoeling op de juiste waarde te schatten. Zelfs
ben ik reeds zoover gegaan, dat door mij, buiten dit verzoek
om, een dusdanige Commissie is benoemd, waarin, naast een
tweetal leden van Uwen Raad, eenige personen hebben zit
ting genomen, die, naar mijn oordeel, daartoe het meest ge
schikt schenen. Waar deze Commissie, behalve een Commissie
van advies, ook zonder twijfel tot taak heeft, voorstellen te
doen, die haar in het belang van de voedingsmiddelenvoor
ziening hier ter stede wenschelijk toeschijnen meen ik, dat
hierdoor reeds aan de wenschen van den heer Sijtsma en
adressanten bij voorbaat is tegemoet gekomen.
Deze Commissie is door mij in het leven geroepen, zoodra
zij m. i. noodig werd door de circulaire van den 20sten Augus
tus gericht aan de Burgemeesters.
Nu eerst kan deze Commissie vruchtbaar werken, nu de
Minister van Rijkswege maatregelen zal gaan nemen, op welke
maatregelen door mij in vorige raadszittingen werd gezin
speeld.
Daar echter de taak, genoemd in de circulaire geheel op
den Burgemeester komt te rusten, moet deze vrij zijn in de
keuze zijner adviseurs of medehelpers, en kan dus eene Com
missie als bedoeld door den heer Sijtsma en adressanten niet
worden geaccepteerd, al ware het alleen maar hierom, omdat
het aantal dier adviseurs of medehelpers gelimiteerd zoude zijn.
Naast de door mij geïnstalleerde Commissie nog een tweede
te benoemen lijkt mij overbodig toe. Aangezien dus even-
tueele wenschen omtrent het instellen van nieuwe maximum
prijzen en van alles wat daarmede annex is, langs den nor
malen weg aan de Regeering kunnen worden kenbaar ge
maakt en eene Commissie om mij bij te staan in aangelegen
heden betreffende het voedingsvraagstuk reeds is ingesteld,
meen ik den heer Sijtsma onder dankbetuiging voor de ge
nomen moeite te moeten adviseeren zijn voorstel in te trek
ken en den Raad namens Burgemeester en Wethouders te
moeten voorstellen het adres van het comité uit de Leidsche
vakcentrales voor kennisgeving aan te nemen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Geheel verrast door uw ant
woord ben ik niet. Er was mij toch dezer dagen medege
deeld, dat U al op mijn voorstel waart vooruit geloopen en
ter elfder ure personen had uitgenoodigd om in een Commissie
zitting te nemen. Wellicht kan ik mijn voorstel nu wel
intrekken, echter slechts met de gedachte: der Mohr hat
seine Schuldigkeit getan, der Mohr kann gehen.
Wat nu is geschied, maakt echter wel een zeer eigenaardig en
indruk. Toen indertijd het adres inkwam van de vakcentrales,
was dit volstrekt niet gelijkluidend met wat ik met mijn
motie bedoelde en evenmin met mijn voorstel, zooals U telkens
wilt doen voorkomen. Adressanten vroegen om van gemeente
wege aanzienlijke voorraden in te slaan, dat heb ik niet ge
vraagd en evenmin gewild, al deelde ik ook niet uw vrees,
dat de bewoners van Haarlem of van andere gemeenten hier
den voorraad zouden komen rooven. Ik was dadelijk over
tuigd, dat zoo iets voor het doel dat mij voor oogen stond, niet
noodig was. Doch toen het eerste adres hier inkwam, hebt
U, M. d. V., gezegd: laten wij het in de Leeskamer neer
leggen, dan kunnen de heeren doen wat zij meenen dat goed
is. En toen ik naar aanleiding hiervan een motie heb inge
diend, toen was uw antwoorddaarover kan de Raad zoo
rauwelijks niet beslissen; U moet met een zelfstandig voor
stel komen. Dat heb ik gedaan, en ik dacht dat daarover
nu een praeadvies van Burgemeester en Wethouders zou
komen, zooals de gewoonte is, evenals dit vroeger bijv. is
geschied met een voorstel van den heer van der Eist, met
betrekking tot schoolartsen. Dat geschiedt nu echter niet.
Wel wordt mij Maandag medegedeeld door iemand, dat hij
zoo pas een vertrouwelijke uitnoodiging had ontvangen om
in zoodanige Commissie zitting te nemen en zich klaar moest
houden om den volgenden dag door U te worden geïnstalleerd
als lid van een Commissie voor het voedingsvraagstuk. «Weet
gij ook", zoo werd mij gevraagd, »wat dit beteekent; weet gij
er iets van?" Ik heb toen geantwoord, dat ik er niets van wist.
Terwijl nu heden Donderdag mijn voorstel aan de orde
zou komen, gaat U, M. d. V., Maandag te voren spoedig een
Commissie benoemen. Ik vind dit parlementair uitgedrukt
een niet correcte, zeer eigenaardige wijze van doen. Natuurlijk
vind ik het heel goed, dat deze Commissie er komt, want
het ligt geheel in mijn lijn, maar waarom had de benoeming
van die Commissie niet tot heden kunnen wachten? Het
heeft nu voor het minst den schijn, alsof het te doen is
geweest om het voorstel van den heer Sijtsma als het ware
weg te werken. Over de eer een voorstel te hebben inge
diend en te zien aangenomen, behoeft niet te worden gespro
ken, daarom gaat het hier in het geheel niet. Ik ben te oud
geworden om mij over persoonlijke eer druk te maken. Dat
laat ik gaarne over aan personen, die er anders over denken.
En wanneer ik hoor, dat de benoeming van een Commissie
nu eerst zoo dringend noodig is, dari geloof ik dit niet zoo
dadelijk. In ieder geval had het nog wel één dag kunnen
wachten.
Wij hebben dezer dagen een stuk kunnen lezen van een
warmoezier, die mededeelde, dat eenigen tijd geleden heel
voordeelig groenten konden worden ingekocht. Mij is door
een bestuurslid van de Tuinderspatroonsvereeniging daar
omtrent nader gezegd: »wij zijn toen eerst geweest bij den.
heer Romanesko, den ambtenaar dien men buitenaf als de man
voor dergelijke zaken beschouwt, maar deze kon er zich niet
mede belasten. Wij konden aldus dit bestuurslid op
dat oogenblik aan de gemeente heel voordeelig groenten aan
bieden. Andijvie waarvan de prijs aan huis 2| cent per bos
was, konden wij aanbieden voor 40 cents de 100 stuks. Wij
zijn toen naar den Burgemeester gegaan, die de zaak zou
onderzoeken, doch later hoorden wij er niets meer van."
U hebt het toen misschien met andere zaken te druk
gehad, maar zou het toen al niet goed zijn geweest, dat U
een Commissie had benoemd. Het was toen juist in den tijd
van den inmaak, zoodat de burgerij de groenten voor den
inmaak niet te duur had behoeven in te koopen. Nu kom
ik met. een voorstel dat in het kader past van hetgeen U
nu ook wenscht, doch zonder eerst dat voorstel te behandelen,
gaat U al dadelijk een Commissie benoemen. En nu daar
naast nog een andere Commissie te benoemen, zou een dwaas
heid zijn, maar ik'zou U, M. d. V., nogmaals willen vragen
of U zelf uwe handelwijze wel erg correct vindt? Ik vind
uwe houding hierin, ik herhaal het met nadruk zeereigen-
aardig. Ik zal er nu niet verder over spreken. Het doel dat
ik door mijn voorstel wilde bereiken, is bereikt. Nu kunnen
wij ook nog wel een adres zenden aan de Regeering in aan
sluiting met dat van Amsterdam, maar ik geloof dat dit na
de circulaire van 20 Augustus, die wellicht mede een gevolg is
van dit adres, niet meer noodig is. Overigens deel ik Uw
gevoelen omtrent het zenden van een adres niet.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam weten ook
wel hoe het behoort, zij zullen het zeker niet hebben gedaan
om den Minister te plagen. Ik trek dus mijn voorstel in,
maar ik moet mij verbazen over de wijze, waarop U de zaak
hebt behandeld.
Ik zou daarom nog gaarne willen weten, wie in de Com
missie zijn benoemd, om te kunnen oordeelen hoeveel zij
afwijkt van de door mij bedoelde en waarom de installatie
van de Commissie niet tot van avond had kunnen wachtenhet
heeft nu den schijn, alsof U mijn voorstel hebt willen negeeren.
De Voorzitter. Wanneer de heer Sijtsma denkt, dat ik
hem een vlieg heb willen afvangen, dan slaat hij de plank
geheel mis. Ik heb al gezegd, dat de aanleiding tot het be
noemen van de Commissie lag in de circulaire van 20 Augus
tus, die Vrijdags uitkwam. Zaterdag was ik uit de stad,
zoodat ik er eerst Maandag kennis van kon nemen en alles
toen moest inrichten. Ik heb er indertijd al op gezinspeeld
in den Raad, dat een dergelijke voorziening wel zou worden
opgedragen aan de Burgemeesters. Ik ben altijd een voorstan
der geweest van het beschikbaar houden van levensmiddelen,
en dat in overeenstemming met de toelichting van den heer
Sijtsma, die eenigszins anders luidt dan zijn voorstel.
Toen het eerste adres van de vakcentrales inkwam, was
dit louter en alleen om aan te dringen op den aankoop van
levensmiddelen van wege de gemeente, alsof wij nog waren
in den tijd van de Spanjaarden. Toen hebben we uit de couran
ten vernomen, dat de Minister met een ander idéé zou komen
en toen is men gaan zwenken. De laatste maal heb ik voor
gesteld Uw voorstel niet dadelijk te behandelen, omdat het
hetzelfde beoogde als de vakcentrales wilden, daarop is Uw me
morie van toelichting gekomen die een anderen kijk geeft op
uw bedoeling en daarin verheug ik mij, nu kunnen wij van
gedachten wisselen. Ik heb er nooit aan gedacht U een vlieg
af te vangen. Nu wordt door den Minister een taak mij op de
schouders gelegdwant de circulaire is gericht aan de Burge
meesters. Dat Uw voorstel inkwam twee dagen vóór de circulaire,
kan ik niet helpen; ik moest nu wel zoo spoedig mogelijk de
zaak gaan uitvoeren. En wanneer ik de zaak goed wensch uit te
voeren, dan moet ik een Commissie hebben, waarvan ik over
tuigd ben, dat zij mij op de beste wijze zal bijstaan.
Ik heb met genoegen in die Commissie twee leden van den
Raad opgenomen, terwijl ik dan volgens Uw voorstel slechts één
deskundig ambtenaar had kunnen benoemen. Ik moet echter een
Commissie hebben zooals ik die voor mij goed acht; waar
de uitvoering van de taak geheel op mij rust, kan het onmo
gelijk anders. Zoodra er overeenstemming komt met de Re-
geerïng omtrent goedkooper steenkolenlevering, ben ik bereid
ook daarvoor een Commissie te benoemen. Denkt U wellicht,
dat het zoo prettig is om alles alleen te doen? Wat U oor
spronkelijk voorstelde, was het benoemen van een Commissie in
den wilde, om levensmiddelen op te koopen,-overeenkomstig
het eerste adres van de vakcentrales. En aan zulk een Com
missie had ik niets. Steeds heb ik den Minister medegedeeld
wat mijns inziens noodig was. Hoe dikwerf heb ik de brie-