DONDERDAG
15 JULI 1915.
97
De heer Pera. Ik zou niet durven zeggen, dat er noodeloos
gas wordt verbruikt. Het moet toch immers betaald worden
en ieder voorkomt zooveel mogelijk kosten te maken, die niet
noodig zijn. Ik voor mij acht het het best, gezien den stand
van zaken, dat intijds door Burgemeester en Wethouders
een voorstel tot verhooging van den gasprijs wordt ingediend.
Die verhooging kan niet uitblijven, waar de gasfabriek, die
tot heden zooveel voordeel aan de gemeente heeft gebracht
nu niet alleen geen winst zal opleveren maar zelfs een
verlies zal hebben te boeken. Dit verlies zal door hoogeren
gasprijs moeten worden gedekt, omdat het niet op den weg
van de gemeente kan liggen, met schade aan de burgerij
gas te leveren.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Een enkele vraag naar
aanleiding van den kolen prijs, eene vraag, die verband houdt
met de fabrieken van Gas- en Electriciteit, in het bijzonder
met de laatste. De quaestie is de volgende. Naar ik meen,
is er in de stroomleveringscontracten met de verschillende
buitengemeenten eene bepaling gemaakt, dat de prijs kan
worden verhoogd, indien de steenkolenprijzen zoo hoog zijn,
dat deze een zeker bedrag te boven gaan. Nu ken ik die con
tracten niet uit mijn hoofd, en daarom zou ik gaarne eenige
inlichtingen ontvangen omtrent mijn vraag, of de hoogere
kolenprijs, die ook de centrale zai moeten besteden, niet
gedeeltelijk kan worden teruggevonden in eene verhooging
van den stroomleveringsprijs aan enkele buitengemeenten.
Ten aanzien van den gasprijs hebben wij van U vernomen,
dat dit niet mogelijk is, vóórdat Leiden den prijs ook ver
hoogt, maar ik meen, dat de stroomlevering aan de buiten
gemeenten niet afhankelijk is van den prijs te Leiden, doch
van den aankoopsprijs van de kolen.
De Voorzitter. In alle contracten betreffende de electri-
citeitslevering met de buitengemeenten staat de kolenclausule,
dat indien de kolenprijs stijgt, de prijs verhoogd kan worden.
Doch ik wensch U even attent te maken op de slotalinea
van het Ingekomen Stuk N°. 138, waarin staat: »het is niet
noodig, dat de electriciteitsfabriek ook deelneemt in de Onder
linge Kolenreserve-Maatschappij, daar deze fabriek voldoende
van brandstof voorzien is, en de schaarschte aan gaskolen
veel grooter is, dan aan stoomkolen." De behoefte van de
electriciteitsfabriek, die veel minder kolen verbruikt, is dus
niet zoo nijpend, maar worden de kolen nog duurder, dan
gaat men de bepaling van de contracten uitvoeren. Deze
bepaling is echter alleen opgenomen in de electriciteitscon-
tracten en geldt niet voor de gaslevering. Voor gas is de
prijs meestal boven het Leidsche tarief en wij mogen hem
niet verhoogen, voordat die verhooging in Leiden heeft plaats
gehad, op grond van hoogere productiekosten. Men heeft dat
gedaan, opdat wij den prijs niet hooger zouden stellen voor
de buitengemeenten en er een extra-voordeeltje van zouden
hebben. In den tegenwoordigen tijd zou de gaslevering aan
de buitengemeenten wel eens schade kunnen opleveren voor
onze gemeente.
De heer Aalberse. M. d. V. Een eerste vraag naar aan
leiding van de vaststelling van maximumprijzen, niet over
de vaststelling daarvan op zich zelf, maar in verband met
het feit, dat die vastgestelde maximumprijzen door de gemeente
niet voldoende worden gehandhaafd, zoodat herhaaldelijk door
sommige personen in bepaalde vakken of bedrijven op voor
waarden boven die prijzen wordt verkocht. Nu klaagt men
er over, dat van de zijde van Burgemeester en Wethouders
wel maximumprijzen worden vastgesteld, maar dat men niet
zorgt voor de handhaving daarvan. Mijn vraag naar aanlei
ding daarvan is: In hoeverre zijn die klachten, naar U bekend
is, gegrond, en is er niets aan te doen?
Mijn tweede vraag, loopende over een andere klacht, is
van geheel tegengestelde strekking, en betreft n.l. de quaestie
van het Regeeringsbrood. Dit is een heel andere vraag als
de eerste, en wanneer U er niet dadelijk op kunt antwoorden,
zoudt U wellicht geneigd zijn, dat te doen in de volgende
Raadszitting.
Wij hebben hierbij niet te maken met het vaststellen blijk
baar van een maximumprijs, waarboven niet verkocht mag
worden, maar met het vaststellen van den prijs, waar ook
niet beneden mag worden gegaan. Zelfs is den bakkers, die
gewend waren hunne klanten procenten uit te keeren, ver
boden dit thans te doen. Dit is een klacht van de bakkers
en is iets, dat niet in het belang van het publiek is. De wet
van 4 Augustus j. 1 zorgde er voor, dat de prijs niet werd
opgedreven. Maar bij het Regeeringsbrood schijnt men er
tevens voor te willen waken, dat hij niet lager wordt. Dat
is niet in het publiek belang Een andere moeilijkheid is de
volgende: Van de zijde van de bakkers klaagt mén er over
en ik geloof niet ten onrechte dat het den coöperaties
wel geoorloofd zou zijn aan het eind van het jaar dividend
uit te keeren. Daar is niets aan te doen. want wat eene
coöperatie verdient door verkoop van Regeeringsbrood, komt
aan de coöperatie ten goede en wordt uitgekeerd naar gelang
dat er verkocht is aan de klanten.
De particuliere bakker heeft veel concurrentie van coöperaties.
Niet ten onrechte wordt rn. i. door de bakkers gevraagd
Waarom mag eene coöperatie wel dividend uitkeeren maar
een particuliere bakker niet zijn gewone procenten aan zijn
klanten geven Dat is in een tijd van straffe concurrentie
tusschen particuliere bakkers en coöperaties eene ernstige
moeilijkheid.
De Voorzitter. Het doet mij genoegendat door U deze
vraag is gedaanomdat ik hierdoor in de gelegenheid zal
zijn een bestaand misverstand uit den weg te ruimen. Ik heb
vermoeddat deze vraag zou worden gedaan en ik heb mij
daarom van te voren eenige gegevens verschaft ten einde met
mijn antwoord klaar te zijn, indien deze vraag mij mocht
worden gesteld. Ik stel er dan prijs op het volgende te kunnen
meedeeleri.
De bepalingen omtrent maximumprijzen van voedingsmid
delen, zooals die door den Minister zijn vastgesteld, worden
hier ter stede, voor zoover kan worden nagegaan, naar be-
hooren nageleefd. In de laatste maanden althans zijn daarom
trent geen geformuleerde klachten ingekomen. Uitzondering
op dezen regel echter zijn de prijzen van boter en vooral van
kaas. Het is mij bekend, dat te dezer stede op de boter- en
kaasmarkten nu en dan hoogere prijzen voor deze producten
worden gemaakt, dan dat winkeliers, indien zij genoodzaakt
waren op de Leidsche markt te koopen, tegen den maximum
detailprijs zouden kunnen verkoopen, zonder te verliezen. De
winkeliers zijn evenwel in de gelegenheid, om, door bemidde
ling van het te 's Gravenhage gevestigde Rijksbureau voor
den uitvoer van boter en kaas, direct vari de fabrikanten te
betrekkentegen prijzendie hen veroorloven billijke winst
te makenwanneer zij tegen den maximum-detailprijs ver
koopen. Wel is waar is het mij bekend, dat het inkoopen
van boter en kaas door bemiddeling van bedoeld bureau nu
en dan bezwaren oplevert, doch de Minister is door mij van
deze bezwaren op de hoogte gebracht, zoodat mag worden
verondersteld, dat eerlang aan de moeilijkheden zal worden
tegemoetgekomen. Juist het feit dat wij te Leiden, wat boter
en kaasprijzen betreft, in volkomen dezelfde omstandigheden
verkeeren als eldersgeeft mij aanleiding om te verwachten,
dat de Rijksregeering zal voorzien in de bezwaren, die de
winkeliers ondervinden bij het betrekken van z. g. regeerings-
kaas en regeeringsboter.
Handhaving der maximumprijzen op de boter- en kaas
markten zooals in het najaar van 1914 eenigen tijd op de
botermarkt geschiedde, zou voor de detailprijzen dezer produc
ten te Leiden geen verbetering brengen. Het eenig gevolg
van een strenge handhaving dezer prijzen zou zijn, (wij weten
het bij ervaring) dat de markten zich naar elders verplaatsen,
hetgeen zeker niet in het belang onzer gemeente moet wor
den geacht. Zoolang elders geen of onvoldoende toezicht op
de marktprijzen wordt uitgeoefend, heeft een zoodanig toezicht
te Leiden alléén, geen zin.
Regeeringsmaatregelen dienen er te worden genomen. M. i.
moet het percentage, dat uitgevoerd mag worden, worden ver
minderd, anders is er aan die prijsopdrijving niets te doen.
Ik heb eenige malen geprobeerd den prijs te handhaven op
de botermarkt, maar het eenige resultaat was, dat de men-
schen zonrjer dat er van opdrijving sprake was, kochten
boven den maximum prijs. Het gaf niets, of ik al dreigde.
Het gevolg was dat de handel zich verplaatste naar
allerlei particuliere lokalen en kelders, zoodat ik wel verplicht
ben geweest toe te geven. Het eenige resultaat dat ik anders
zou hebben bereikt, zou zijn geweest, dat de kaas- en boter-
handel te Leiden vernietigd werd. Ik hoop nu dat er van
regeeringswege maatregelen zullen worden getroffen ten
einde den boter-en kaasprijs tot het normale terug te brengen.
Eindelijk zij er nogmaals op gewezen, dat klachten over
prijs opdrijving van voedingsmiddelen moeten worden inge
diend ten Stadhuize kamer No. 10, of bij den Directeur van den
keuringsdienst van eet- en drinkwaren. Door mij is opdracht
gegeven om dergelijke klachten nauwkeurig te onderzoeken
en, bij gebleken gegrondheid der kracht, tot toepassing der
onteigeningswet over te gaan. Waar echter in de laatste
maanden geenerlei klachten op de genoemde wijze zijn inge
komen heeft van overheidswege geen aanleiding bestaan tot
het nemen van bijzondere maatregelen.
Ik heb hiermee de mij gedane vraag voldoende beantwoord.
Wat nu betreft het regeeringsbrood, zou ik dit willen op
merken. De Minister heeft met opzet den prijs op 12 cent
vastgesteld, en dien prijs niet genomen als maximumprijs,
omdat men anders geen vaste basis had voor de bepaling
der meelprijzen.
Gelijk in de couranten heeft gestaan, heeft de Minister de
ondervinding opgedaan, dat in sommige plaatsen door den
vasten broodprijs buitengewoon veel verdiend wordt, terwijl