72 DONDERDAG 20 MEI 1915. ik bij vorige gelegenheden heb betoogd, dat de gemeente voor moest gaan, waar het betrot te bepalen den maximum-arbeids duur en het minimum-loon, werd mij dit steeds van deze tafel betwist. En nu wordt dit denkbeeld van verschillende zijden bepleit. Afgezien van het onderhavige geval zou het zeer gewenscht zijn, wanneer dit denkbeeld meer ingang vond bij den Raad. Wat thans gevraagd wordt, is van weinig belang en niet urgent en m. i. ontijdig aan de orde gesteld, en het zou beter zijn hiermede nog wat te wachten. Ik ben trouwens hartelijk blij, dat de gedachte, dat de gemeente voorgangster moet zijn bij de bepaling van minimum-loon en maximum-arbeids duur, ingang begint te vinden, gelijk dit denkbeeld vroeger menigmaal door mij is bepleit. De heer Fischer. M. d. V. Het spijt mijdat ik een wan klank moet laten hooren in het concert, zooeven van 5 of 6 zijden aangeheven, waarbij bepleit is dat de gemeente voor gangster behoorde te zijn bij de bepaling van minimum-loon en maximum-arbeidsduur. Ik moet opmerken, dat Burgé- meester en Wethouders in hun praeadvies hebben gevolgd de gedragslijn, die tot heden altijd is gevolgd. Ik geloof niet dat wij op het oogenblik daarover een prin cipieel debat behoeven uit te lokken; men kan die aanvaar den of niet. Wat de steenhouwers betreft, het is zooals de heer Bosch heeft opgemerkt een zaak van weinig beteekenis, en zeker niet urgent, te minder nog, omdat gelijk de heer Vergou wen zeide, er op het oogenblik voor de steenhouwers toch al weinig werk is, en er dus maar weinig menschen zijn, die onder de nieuwe regeling vallen. Daar gaat het echter niet om; het gaat hier om het principe. Wij hebben niet advies gevraagd aan de patroons, zooals werd gezegd, maar aan een zeer onafhankelijk lichaam, n.l. de Kamer van Arbeid, en daarvan hebben wij het advies gekregen, dat er op dit oogen blik geen reden voor loonsverhooging bestond. De heer van Tol. In hetgeen ik straks zeide, dat de steen houwers hunne levensbehoeften zoo hebben ingericht, dat zij met een 10 urigen arbeidsdag in hunne behoeften kunnen voorzien, ligt opgesloten, dat zij bij een 9 urigen arbeidsdag te kort komen. En nu hebben de steenhouwers niet op hun eigen verzoek een arbeidsdag van 9 uur gekregen, maar die is vastgesteld bij de wet. Hadden de menschen er zelf om verzocht, dan zou dit verzoek natuurlijk ook gepaard zijn gegaan met een verzoek om verhooging van het uurloonnu dit niet het geval is, nu de wet het voorschrijft, nu blijkt het ook, dat het uurloon weer tot het normale moet worden teruggebracht, ten einde de menschen in staat te stellen voldoende in hunne levensbehoeften te voorzien. Daarom heb ik de eer het volgende voorstel in te dienen: «Ondergeteekende stelt aan den Raad voor om het uurloon van de steenhouwers met 2 cent te verhoogen en te be palen op 29 cents per uur." De heer Korff. Voordat wij tot de stemming overgaan nog een enkel woord. Ik heb altijd hooren praten over den 10-urigen werkdag maar dit punt wordt geëlimineerd in het praeadvies van Burgemeester eti Wethouders, waarin wordt gezegd, dat de werktijd in den winter minder is dan 10 uur, zoodat eene verhooging van het uurloon met 10 allerminst raison zou hebben. Wanneer men aanneemt, dat alleen ge durende 6 maanden 10 uren wordt gewerkt, dan zou men moeten komen tot een verhooging van het uurloon met 5%. Dat zou dan zijn cent per uur, terwijl de heer van Tol een verhooging met 2 cent voorstelt. Dat gaat dus boven hetgeen gevraagd wordt. De heer Fokker. Ik gevoel veel voor het idéé, dat aan het voorstel van den heer van Tol ten grondslag ligt en wanneer hij het in dien zin zou willen wijzigen, dat de verhooging in plaats van 2 cents zal worden 1-| cent, dan zou ik gaarne voor het voorstel willen stemmen, ik meen, dat wanneer wij het loon gaan verhoogen met 2 cent, wij verder gaan dan alleen inhalen hetgeen de menschen te kort komen door de verkorting van den arbeidsdag. Er wordt nu wel gezegd, M. d. V., dat is niets, maar ik geloof, dat wij ons hier moeten bepalen tot het principe, dat aan dit verzoekschrift ten grond slag ligt. Anders zie ik het aankomen, dat straks tegen het voorstel wordt aangevoerd: aan de steenhouwers zou nu een extra verhooging van uurloon worden gegeven, en dan komen andere categoriëen van werklieden ook met een dergelijk ver zoek. Nu wij pas de minimumloonen hebben verhoogd, vind ik het niet goed om incidenteel aan één vak een extra ver hooging van loon toe te kennen. Maar wel wil ik, M. d. V., medegaan met het voorstel van den heer van Tolmaar dan zóó, dat het weekloon er door wordt gebracht op het bedrag waarop het zou staan, wanneer de toestand dooi' den wette- lijken maatregel geschapen, niet was ingetreden. Ten slotte zou ik nog dit willen opmerken. In het antwoord van de Kamer van Arbeid staat iets anders dan de heer Wethouder er in heeft gelezen. In de Ingekomen Stukken staat niet, dat de Kamer van Arbeid loonsverhooging niet noodig vond. M. d. V.! het praeadvies van Burgemeester en Wethouders leert ons, dat door hun College aan de Kamer van Arbeid de vraag is gericht, of bij de particuliere patroons hier ter stede het voornemen bestond in verband met den verkorten arbeidstijd het loon te verhoogen. Op die vraag is natuurlijk ontkennend geantwoord. Bij de loonsbepaling heeft men altijd te doen met twee partijenmet de werkgevers en de werklieden. De werklieden voelen wel behoefte aan loons verhooging. Daarover heeft de geachte Wethouder niet ge sproken. Hij heeft alleen meegedeeld, dat de Kamer van Arbeid loonsverhooging niet noodig oordeelde. Dit blijkt evenwel niet uit den brief. Er blijkt alleen uit, dat de paiticuliere patroons het loon. niet verhoogd hebben. De gemeente moet m. i. daarin nu voorgaan, en de particuliere patroons moeten volgen. Ik ben van meening, dat wij het verzoek moeten inwilligen en het voorstel van den heer van Tol aannemen. Alleen zou ik in overweging willen geven de verhooging te bepalen niet op 2 cent, maar op If cent per uur. De heer van Tol. M. d. V. Ik acht mijn voorstel om het uurloon te verhoogen met 2 cent billijk. Maar ter wille van de goede verstandhouding en om de meerderheid voor mijn voorstel te winnen, wil ik voorstellen een loonsverhooging van cent per uur. De Voorzitter. Mijne Heeren. Ik wil nog een enkele op merking maken. Ik weet niet of het aantal steenhouwers groot is in Leiden, maar dit weet ik wel, dat er maar een 6 of 7 zonder werk zijn. Hebben de heeren deze zaak wel in haar verband beschouwd? Het minimumloon der steenhou wers is 27 cent per uur, dat der timmerlieden 25 cent. Waarom is dat verschil? Dit is niet, omdat een steenhouwer maatschappelijk hooger staat dan een timmerman, en hij meer behoeften heeft dan deze, maar dat komt door het meerdere gevaar aan dit vak verbonden. Dit was ook de beweegreden voor de nieuwe Steenhouwerswet. Als het gevaar weggeno men zou kunnen worden, is er geen enkele reden, waarom een steenhouwer hooger loon moet ontvangen dan een tim merman. Waar door minder werkuren het gevaar ook ver mindert, is het niet noodig, dat het loon eveneens daarmede evenredig wordt verhoogd, en hooger is dan van andere werklieden. Als een werkman 10 uur werkt a 25 cent, dan komt dit nog ongeveer overeen uit met een werkdag van 9 uur a 27 cent van een steenhouwer. Hebben de heeren dit wel overdacht? Er is nog iets. De heeren bepleiten op het oogenblik een denkbeeld, dat hier altijd door den heer Bosch is verdedigd, maar tot nog toe steeds door den Raad ver worpen. Nu kan ik mij niet begrijpen, dat de heeren van Burgemeester en Wethouders iets anders zouden hebben kun nen verwachten, dan dat zij zich volkomen zouden houden aan het systeem, dat tot nu toe door den Raad altijd is aangegeven. Zij zeggen: zoodra de particuliere patroons het loon verhoogen, zullen wij het ook doen. Misschien is hierbij ook wel overwogen, dat nu het vak minder gevaarlijk is ge worden wegens de vermindering van den arbeidsduur, het loon niet verhoogd behoeft te worden. Ik acht dit zeer waar schijnlijk. Waarom zou een timmerman achter staan bij een steenhouwer? Ik zie niet in, waarom nu juist incidenteel de werkman, die indirect voor de gemeente werkzaam is, ineens in loon moet verhoogd worden. Ik vind dit onbillijk. Als dezelfde werkman straks bij zijn patroon voor particulieren werkt, krijgt hij weer minder. Ik geloof dus, dat het het beste zal zijn, wanneer de heeren het voorstel van Burgemeester en Wethouders aannemen. Verwerpen zij dit, dan moeten zij het voorstel van den heer van Tol ook maar verwerpen, want dan lijkt het mij het best, dat het verwerpen van het voor stel van Burgemeester en Wethouders moet worden opgevat als een soort motie om te komen met een voorstel tot loons verhooging. Burgemeester en Wethouders kunnen dan nagaan hoe hoog deze moet zijn. De heer van Tol spreekt van 2 cent, de heer Fokker, die vlug aan het cijferen is gegaan, stelt voor 172 cent. Het is dan toch beter, dat de heeren krijgen een doordacht voorstel. Het beste zou echter zijn om het voor stel van den heer van Tol te verwerpen en het onze aan te nemen Mocht het onze worden verworpen, dan zou ik nog het voorstel van den heer van Tol meer willen hebben zien opgevat als een soort motie om, zij het dan tegen den zin van Burgemeester en Wethouders, deze zaak later nog eens te overwegen. In elk geval kunnen wij een volgende maal veel beter een debat over deze zaak voeren. De heer Pera. M. d. V. Ik had het voornemen om voor het voorstel van den heer van Tol te stemmen, doch na de woorden door U gesprokenkomt het mij het best voor het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 6