70 DONDERDAG 20 MEI 1915. De heer Pera. Ik kan volkomen instemmen met betgeen door den heer Sijtsma is gezegd. Het is een feit, dat de toestand daar ter plaatse geheel anders was, toen destijds de verpachting plaats had. De vermindering van inkomsten is zoo groot, dat er geen reden is om die pont aan te houden. Die veranderde toestand komt nu ten nadeele van dezen man, terwijl de voordeelen voor de gemeente niet noemenswaardig zijn. Het is duidelijk, dat de verdiensten die voor den man overblijven zoo gering zijn, dat het moeilijk aangaat er zelfs nog een borg voor aansprakelijk te stellen. Ik meen, dat het op den weg van den Raad ligt dezen man van de zaak te ontslaan en hem eenvoudig vrij te stellen. De heer Vergouwen. Ik wensch mij aan te sluiten bij hetgeen door de heeren Sijtsma en Pera is opgemerkt. Wanneer het verzoek van den pachter wordt toegestaan, dan ligt daarin feitelijk opgesloten, dat de zaak wordt opge doekt en daar gevoel ik veel voor. Nadat wij de Blauwpoorts- brug en het overwulfde Rapenburg hebben gekregen, vind ik dat deze overhaalpont niet veel meer raison d'être heeft. De heer Fischer. Ik kan mij niet geheel vereenigen met hetgeen de heer Vergouwen heelt gezegd, dat deze pont geen reden van bestaan meer zou hebben. Uit het staatje, dat door den pachter is overgelegd, dat wel niet geheel te controleeren is, doch dat wij wel mogen aannemen niet geflatteerd te zijn, blijkt, dat tot nu toe een getal van 100 a 200 menschen per dag van dat veer gebruik maakt. En ik voorzie, dat wanneer wij heden tot opheffing besluiten, er morgen een request inkomt van de bewoners van de kazerne en van dat gedeelte van den Witten Singel, die door het pontje eerder aan de spoor kunnen komen, om het veer weer in te stellen. De man heeft er zeker geen groote verdiensten van, maar wij kunnen toch ook niet zeggen, dat hij er schade bij lijdt; hij heeft er een eenvoudig stuk brood aan. Hij behoeft de zaak ook niet zelf te doen, hij kan er een jongen voor nemen en dan houdt hij nog wel iets over. En daarom geloof ik, dat wij ons moeten houden aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders om af wijzend op het verzoek te beschikken. De Voorzitter. Ik zou nog iets aan het gesprokene willen toevoegen. Wanneer er stemming wordt gevraagd, de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders verwerpt, en het verzoek dus wordt ingewilligd, wat wordt hiermede dan bereikt? Het verzoek toch is tweeledig. Er moet dus, naeven- tueele verwerping van het voorstel van Burgemeester en Wet houders, door een van de Raadsleden een voorstel worden in gediend om bijv. met ingang van 1 Juli dat veer op te heffen. Men moet wel weten, dat het zeer gemakkelijk is iets af te keuren, maar men moet er iets anders voor in de plaats stel len. Het voorstel alleen verwerpen gaat. niet. Nog een enkel woord wil ik zeggen ten gunste van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Bedenken de heeren wel, welk een precedent zij scheppen door op het adres in te gaan? Men moet niet vergeten, dat wij hier te doen hebben met eene gewone vrijwillige verpachting. De man bood 175.per jaar. Het is gebleken dat hij zich hierbij heeft overgaapt en toen hebben Burgemeester en Wethouders direct een uitgebreid onderzoek ingesteld, en zijn zoo welwil lend geweest aan den Raad voor te stellen de pachtsom te bepalen op 75.Dit kan toch werkelijk een civiele behan deling worden genoemd. De oorzaak die de pachter thans opgeeft voor het verloo- pen van het veer»de slechte tijdsomstandigheden," kan toch geen beweegreden zijn om zijn verzoek in te willigen. Kan de man de pacht niet meer betalen, welnu, wat is een voudiger dan zijn borgen aan te spreken. De borgen worden hierdoor niet te gronde gericht. Men moet bedenken, waar toe men komt als men een anderen weg inslaat. Dan zal het zóó wordenAls het goed gaat, blijft het contract met de gemeente van kracht, gaat het niet goed, dan vraagt men eenvoudig ontheffing. De Raad heeft immers een groot hart. Het is nu niet om die 75.per jaar, maar om het prece dent, dat men schept, dat ik er tegen ben dit verzoek in te willigen. Kan de man niet betalen, welnu dan moet zijn borg het maar doen. Het zou tot allerlei onaangenaamheden aan leiding geven, als wij het verzoek inwilligden. Men zou maar inschrijven ging het slecht, dan weet mener kloppen immers 31 harten voor de pachters. Het zou best kunnen zijn, dat indertijd iemand het veer gaarne voor f 125.had gepacht. Door dezen man is hij daarin verhinderd. Wij moeten ons m. i. aan het contract houden. Als het nu was om den man het vel over zijn neus te halen, maar daar zal niemand ons van kunnen betichten. Ik heb medelijden met den man, maar zijn argumenten zijn zwak. Het drukke bezoek van de kazerne zal hem eerder voordeel hebben gebracht. Verloren heeft hij door de mobilisatie er zeker niet bij. Ik wil niets kwaads zeggen, maar wie garandeert ons, dat het veer goed wordt geëxploiteerd, want daar hangt veel van af. De heer Sijtsma. Ik kan U verzekeren, dat het veer, voor zoover ik er over oordeelen kan, goed wordt geëxploiteerd. De Voorzitter. Ik zeide dit niet zonder grond. Ik heb toch klachten ontvangen van menschen, die beweren, dat het veer niet goed geëxploiteerd wordt en hij wel degelijk de menschen van zich afkeerig maakt. Ik heb den man bij mij gehad, en ik moet zeggen, hij was heel vriendelijk, dat was ik trouwens tegen hem ook. Is de man aardig en vriendelijk tegen de menschen, dan geven zij wel eens een dubbeltje, als zij geen cent hebben. Omdat het hier een kleine som geldt, zou ik het verzoek willen afwijzen, al wil de heer Vergouwen juist om deze reden het verzoek inwilligen. Ik zou zeggende borg mag zich in de handen wrijven, dat het niet een grootere som is, die hij te betalen heeft. Wij moeten het lijntje wat strak houden. Zoo gaat het nu eenmaal altijd: verhuurt de gemeente een huis, en kunnen de huurders niet betalen, dan denken zijde gemeente zet er ons toch niet uit. Daarom acht ik het verkeerd, als wij op het verzoek ingaan. Het praeadvies is, hoe goed wij den man ook gezind zijn, door Burgemeester en Wethouders wèl overwogen. De heer Sijtsma. M. d. V. In theorie hebt U gelijk, maar aan den anderen kant kunnen wij ook zeggen, dat wij iedere zaak op zich zelve moeten behandelen. En wanneer het straks weer eens noodig mocht zijn om een contract te ontbinden, dan zou ik, met vrijmoedigheid wellicht, het groote raadshart niet laten spreken. Dat hangt geheel van de omstandig heden af. Toen de pacht werd aangegaan, bestond de nieuwe Blauw- poortsbrug nog niet of althans slechts kort, en de vorige pacht was, meen ik, ook niet voor 5 jaar aangegaan en bracht f 175.op. De Voorzitter. Neen; de pachtsom was toen 456.— per jaar en liep ook over 5 jaren. De tegenwoordige pachtsom is juist verlaagd tot 75.mede in verband met de nieuwe Blauwpoortsbrug. De heer Sijtsma. Het onderzoek heeft in ieder geval ge leerd, dat het eerste bedrag te hoog was en toen is men overgegaan om dit te verminderen. Nu blijkt dat de pachter met alle liefde de zaak heeft aangepakt, en gehoopt heeft er een bestaan in te vinden, wat hem echter niet is gelukt. Nu schijnt hij, om te blijven leven, genoodzaakt de zaak neer te leggen en maakt zich daardoor schuldig aan contractbreuk, of hij moet doorgaan zijn gezin te verarmen. Hij zal dan naar het Steuncomité moeten gaan, waarheen men hem al ver wezen heeft, doch hij wilde er niet gaarne heen, heeft hij mij verteld. Of het veer nu door zijn eigen schuld is verloopen, durf ik niet zeggen, volgens mijn eigen ervaring niet, hij was altijd vriendelijk. En wat dat overzetten van een hon derd menschen per dag betreft, het is de vraag, of dit wel waar is. Hij ontvangt door elkander f 1.k f 1.20 per dag of f 8.50 per week. Men moet echter niet vergeten, dat niet ieder, die overgaat, slechts één cent betaalt, er zijn soms wel menschen die een dubbeltje betalen, zoodat het gemiddelde aantal personen, die dagelijks worden overgezet, misschien maar een 50 of 60-tal bedraagt. Daarvan kan de man niet be staan, maar bovendien leert het ons, dat het veer eigenlijk geen recht van bestaan meer heeft. Als hij nu dit jaar nog moet blijven, dan heffen wij daarna toch wellicht den over haal op. Welnu, dan kunnen wij dit wel ineens doen, terwijl wij anders dien man ook nog ongelukkig maken; men zou den man en zijn gezin opofferen en dat durf ik niet aan. De Voorzitter. Gij zegt, dat wij den man ruïneeren, maar dat doen wij niet. De man had, toen hij de pacht aanvaardde, absoluut geen kapitaal, hij had niets, en nu blijkt toch, dat hij op dezelfde hoogte is gebleven, en dat hij ondertusscben zijn levensonderhoud heeft gehad, zij het dan ook op bescheiden voet. Wat hij overigens niet kon betalen, heeft zijn borg betaald. De man kan ook gemakkelijk iemand krijgen, die zijn post waar neemt. Ik zie volstrekt niet in, dat wij dien man zouden ruïneeren. Wanneer hij met deze zaak ophoudt, verdient hij in het geheel niets, in plaats van de ƒ8.50, die hij nu in de week heeft. De eenige, die te klagen heeft, is zijn borg. De heer Vergouwen M. d. V. fk ben het volkomen eens met uwe beschouwing over het handhaven door de gemeente van de contracten, anders toch zou er voor de gemeente een gevaarlijk precedent ontstaan. Vandaar, dat ik een midden weg heb aangewezen. Ik zou willen voorstellen, dat, indien het mocht blijken, dat het veer geen reden van bestaan meer heeft, Burgemeester en Wethouders den Raad verzochten te besluiten tot opheffing daarvan. Mij dunkt, dat op deze wijze tevens aan het verlangen van den pachter zou worden vol daan. Wij willigen dan niet het verzoek in, maar nemen eenvoudig het besluit het veer op te heffen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 4