62
stellen waaruit den kleinen middenstand steun zal kunnen
worden verleend.
Hetwelk doende,
Het Bestuur
H. W. Spendel,
Voorzitter.
Th. C. Stijnman,
Secretaris.
Leiden, 17 Maart 1915.
Toelichting verzoek »de Hanze".
Gelijk blijkt uit de tot ons gekomen klachten verkeert
vooral de kleine middenstand in groote moeielijkheden en
dreigen vele zaken ten onder te gaan.
Van regeeringswege zijn maatregelen beraamd om de hel
pende hand ie bieden, echter eerst na de mobilisatie. Er is
dus noodig een aanvullingsmaatregel te treffen, die er op is
gericht daar, waar dit mogelijk is, tot dien tijd de zaken
loopende te hfuden en den kleinen middenstander voor alge-
heelen ondergang te behoeden en hem dien stand te doen
behouden, waartoe hij tot nu toe behoorde.
Eenige Gemeenten troffen reeds goede sociale maatregelen.
Noordwijkerhour b.v. stelde zich borg voor een som van
f 8000.den kleinen middenstanders, naar mate hun behoef
te verleenen door een bekende middenstandsbank.
Den Haag ging nog verder en stelde een bedrag van
f 25000,— beschikbaar voor credieten aan den kleinen midden
stand, met vooruitzicht op meer. Het stelsel den Haag is
ons ook denkbaar in Leiden uit te voeren.
De aanvragen komen bij eene Commissie, saamgesteld uit
een door den Raad, of de bestaande Middenstands-Vereeni-
gingen te benoemen getal van zes personen, waarbij als
zevende wordt gevoegd de Directeur van de Bank, welke
zich met de administratie belast.
Credieten worden verleend tot een bedrag van een honderd
vijftig gulden aan hen die geen onderpand kunnen stellen
en waarvan met reden kan worden verondersteld, dat zij
hunne verplichting tot terugbetaling zullen nakomen: cre
dieten tot ten hoogste driehonderd gulden aan hen die eenig
persoonlijk of zakelijk onderpand kunnen stellen.
Afbetalingen zouden op langen termijn en in kleine bedragen
kunnen geschieden.
Rente kan zeer laag worden gesteld en zoo noodig worden
berekend incluis een kleinigheid voor administratie.
Wekelijksche of maandelijksche afbetalingen zijn zeer ge-
wenscht.
De geheele risico worde gedragen door de Gemeente en
de som van het beschikbaar te stellen bedrag tot tienduizend
gulden, als eerste crediet vastgesteld.
De aanvragen komen bij de Commissie die een advies uit
brengt aan Burgemeester en Wethouders, welk College alsdan
toe- of afwijzend beschikt.
De toegestane aanvragen worden alsdan in handen gesteld
van den Directeur van de Bank, die voor de verschaffing en
terugbetaling zorg draagt.
De gelden worden door de Gemeente verschaft op een
mandaat van betaling, voordat de uitbetaling van het crediet
aan den aanvrager geschiedt.
De Bank is rekenplichtig aan de Gemeente en staat onder
hare controle.
Zij neemt die maatregelen, welke een richtige afbetaling
verzekeren.
De Coöperatieve Centrale Middenstandscredietbank, Bijbank
Leiden, is bereid zich met de administratie te belasten.
Als regel moet vaststaan dat geen credieten worden ver
leend aan die personen, waarvan met recht kan worden ver
ondersteld, dat een crediet toch niet het gewenschte doel
bevordert.
Als slot van deze onvolledige toelichting, die ruimte laat
tot nadere aanvulling, spreken wij uit, den wensch te koeste
ren, dat ons verzoek moge leiden tot het in 't leven roepen
van een socialen maatregel, die tal van kleine middenstanders
zal behoeden voor algeheelen ondergang.
Namens het Bestuur van »de Hanze"
H. W. Spendel,
Voorzitter.
Leiden, 17 Maart 1915.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Bijlage B.
Leiden, 12 April 1915.
Bij schrijven van 20 Maart jl. no. 3/66 R ontvingen wij
van Uw College, met verzoek om daaromtrent van advies te
willen dienen, het door het bestuur van »de Hanze", afdee-
ling Leiden, bij den Raad ingediende adres, houdende ver
zoek om een bedrag beschikbaar te willen stellen tot steun
van den kleinen middenstand, blijkens de bijgevoegde toe
lichting met name beoogende het verschaffen van crediet aan
kleine middenstanders, die dit behoeven, doch door de bijzon
dere tijdsomstandigheden in het verkrijgen daarvan worden
bemoeilijkt. Wij hebben de eer U dienaangaande het volgende
als ons gevoelen mede te deelen.
In de eerste plaats hebben wij ons bezig gehouden met de
vraag, of inderdaad bij de bedoelde categorie van ingezetenen
de behoefte aan crediet als gevolg van den economischen
druk zich op zulk een schaal deed gevoelen, dat eenige maat
regel van gemeentewege gerechtvaardigd kon worden geacht.
Natuurlijk hebben wij zeer goed gevoeld, dat deze vraag
eerst afdoende zou kunnen worden beantwoord, wanneer een
enquête over de in dit opzicht bestaande behoefte genoeg
zaam licht had verspreid. Om twee redenen echter hebben
wij gemeend van het houden van of het adviseeren tot zulk
een enquête te moeten afzien. Vooreerst omdat verwacht
moet worden, dat talrijke, tot de betrokken klasse behoo-
rende personen zullen wanen, dat zij alleszins voor toepassing
van den overwogen maatregel in aanmerking komen, zonder
dat dit inderdaad het geval is, zoodat de enquête zich onmo
gelijk zou kunnen bepalen tot de vraag, hoeveel personen
zelf van meening zijn, dat zij ondersteuning in dezen vorm
behoeven en verdienen, doch tevens al deze aangiften min of
meer omstandig zouden moeten worden onderzocht. In de
tweede plaats omdat, vooral met het oog op het eerst aan
gevoerde, zulk een enquête zeer veel tijd zou kosten en het
beter voorkomt om, wanneer tot eenigerlei hulp in deze
richting besloten mocht worden, daarmede niet te lang te
wachten.
Het kwam ons bij nader inzien voor, dat wij volstaan
konden met een summier onderzoek naar de viaag of er
inderdaad in onze gemeente tengevolge van den oorlogstoe
stand behoefte aan crediet bij kleine middenstanders bestaat
en dat wij de tweede vraag, naar de grootte dier behoefte
voorloopig ter zijde konden laten. Een maatregel van gemeente
wege zal toch in hoofdzaak moeten bestaan in het beschik
baar stellen van een som gelds als waarborg voor te ver
strekken credieten. Naarmate nu de behoefte aan zulke
credieten grooter is, kan deze som vergroot worden, terwijl
al te groote uitbreiding, boven hetgeen men aanvankelijk
meent voor dit doel te mogen beschikbaar stellen, kan wor
den tegengegaan door bij het bewilligen in een crediet
strengere eischen te laten gelden.
Ter wille van het bedoelde summiere onderzoek hebben
wij een bijeenkomst gehouden met eenige personen, die ge
acht konden worden met de behoeften aan crediet bij de
kleine middenstanders hier ter stede goed op de hoogte te
zijn, waaronder ook de voorzitter van het adresseerende
bestuur. Ons werden daar talrijke, met name aangeduide
gevallen genoemd van middenstanders, die door de tijds
omstandigheden in groote moeilijkheid verkeeren. Weliswaar
waren er daar een aantal onder, waaruit niet zoozeer de
behoefte aan het verstrekken van crediet sprak als wel een
behoefte aan hulp in anderen vorm, doordat bij den achter
uitgang der zaak de inkomsten van den betrokkene aanmer
kelijk waren verminderd. Ook als wij deze gevallen uitzon
derden, bleven er echter genoeg over om den indruk bij ons
te vestigen, dat hier voor eenige hulp van gemeentewege
wel plaats is.
In welken vorm zou deze hulp kunnen geschieden? Om
voor de hand liggende redenen komt het ons voor, dat de
gemeente niet rechtstreeks in relatie moet treden met de
credietzoekenden, doch zich de hulp moet trachten te ver
zekeren van een bank, liefst van een bank, die reeds in dit
opzicht onder den kleinen middenstand werkt. Deze bank
zou door middel van waarborging door de gemeente in staat
gesteld moeten worden om op haar gewone voorwaarden
kleine credieten te verleenen aan personen, die bij gemis
aan voldoende borgen of zakelijk onderpand voor haar eigen
bedrijf een te groot risico opleveren, maar niettemin bij
onderzoek wel voor zulk een crediet in aanmerking blijken
te komen. Dat de voorwaarden de voor dezen tijd normale
voorwaarden zullen moeten zijn is, dunkt ons, van zelf spre
kend. Het bestuur van de Hanze doelt in de toelichting op
zijn adres wel op een lage rente, die door de gemeente zou
kunnen worden geeischt, doch bij de altijd onzeker blijvende
grens tusschen de categorie van personen, die onder dezen
maatregel zouden vallen en hen, die hem niet behoeven, zou
dit tot te groote praktische moeilijkheden leiden en boven
dien de kosten zeer aanmerkelijk doen stijgen. De hulp, die
kan worden beschikbaar gesteld, moet onzes inziens bestaan
in het optreden vari de gemeente als borg voor personen,
die onder normale omstandigheden als voldoende crediet-
waardig zouden kunnen worden beschouwd, doch tengevolge
van den economischen druk het crediet, dat zij behoeven om
hun zaken gaande te houden, niet kunnen verkrijgen.